Page 145 of 670

Rijden met uw auto
32
5
Auto's met permanente
vierwielaandrijving moeten worden getest op een speciale 4WD-rollenbank.
✽✽ AANWIJZING
Trek tijdens het uitvoeren van deze tests
nooit de parkeerrem aan.
Een 4WD-auto mag niet worden getest op een 2WD-rollenbank. Als een 2WD-
rollenbank moet worden gebruikt,
handelt u als volgt:
WAARSCHUWING
- Opgekrikte auto
Start nooit de motor en laat de
motor de wielen nooit ronddraaienwanneer de auto met permanentevierwielaandrijving op een krikstaat. De kans bestaat dat de
ronddraaiende wielen de grond
raken waardoor de auto van de krik
kan schieten.WAARSCHUWING
Uw auto is voorzien van banden die
ontworpen zijn voor veilige rij- en
stuureigenschappen. Gebruik geen
banden en velgen met een andere
maat of van een ander type dan de
banden en velgen die
oorspronkelijk op de auto zaten. Dit
kan de veiligheid en prestaties van
uw auto nadelig beïnvloeden, wat
kan leiden tot ernstig letsel doordat
de auto onbestuurbaar wordt of
over de kop slaat.
Zorg er bij het vervangen van de
wielen voor dat alle vier wielen
dezelfde velgmaat, dezelfde
bandenmaat, dezelfde profieldikte
en hetzelfde draagvermogen
hebben. Gebruik ook altijd velgen
en banden van hetzelfde merk. Als
u de auto voor terreinrijden toch
voorziet van een niet door
HYUNDAI aanbevolen banden- en
velgencombinatie, dient u deze
banden- en velgencombinatie niet
te gebruiken voor het rijden op de
snelweg.
Page 146 of 670
533
Rijden met uw auto
1. Controleer of de bandenspanning aande specificaties voldoet.
2. Plaats de voorwielen op de testbank voor de snelheidsmeting, zoals
aangegeven in de afbeelding.
3. Ontgrendel de parkeerrem.
4. Plaats de achterwielen op de vrij draaiende rollen, zoals aangegeven in de afbeelding.
WAARSCHUWING - Rollenbanktest
Houd afstand tot de voorzijde van
de auto als deze in de versnelling
staat op de rollenbank. Dit is een
gevaarlijke situatie omdat u, als de
auto uit de testbank springt, ernstigletsel kunt oplopen.
ODMEDR2147Testbank (snelheidsmeter)Vrij draaiende rollen
OPMERKING
Beweeg de voor- en achterwielen niet afzonderlijk bij het opkrikken
van de auto. Alle vier de wielenmoeten worden bewogen.
Indien u de voor- en achterwielen moet bewegen bij het opkrikken
van de auto, moet u de parkeerrem ontgrendelen.
Page 147 of 670

Rijden met uw auto
34
5
Rembekrachtiging
Uw auto is voorzien van bekrachtigde
remmen die bij normaal gebruik
automatisch afgesteld worden.
Als de rembekrachtiging uitvalt omdat de motor is afgeslagen of door een andereoorzaak, kunt u de auto alsnog totstilstand brengen door het rempedaal
met een grotere kracht dan normaal in te
trappen. De remweg zal echter langer
dan gewoonlijk zijn.
Als de motor niet draait, wordt de mate
van bekrachtiging steeds minder
naarmate u vaker het rempedaal indrukt.
Als de rembekrachtiging uitvalt, probeer
dan niet “pompend” te remmen.
Rem alleen “pompend” als de wielen
dreigen te blokkeren. REMSYSTEEM
WAARSCHUWING - Remmen
Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten.
Hierdoor kan de temperatuur vande remmen abnormaal hoog
worden, kunnen de remblokken
en -schoenen overmatig slijten
en kan de remweg vergroot
worden.
Schakel bij het afrijden van een lange of een steile helling een
lagere versnelling in en vermijd
langdurig achter elkaar remmen.
Door langdurig achter elkaar te
remmen, zullen de remmen
oververhit raken en kan een
tijdelijk verlies van remprestaties
het gevolg zijn.
Als de remmen nat zijn, remt de auto minder dan normaal en kande auto naar één kant trekken
tijdens het remmen. Door het
rempedaal licht in te trappen,
kunt u controleren of het
remvermogen door het nat
worden is verminderd. Controleer
uw remmen altijd op deze maniernadat u door waterplassen bent
gereden.
(Vervolg)(Vervolg)Druk voor het drogen van de
remmen het rempedaal licht in
terwijl u met een lage snelheid
rijdt, totdat het remvermogenweer op het normale niveau is.
Controleer altijd de positie van het rempedaal en het gaspedaal
voordat u gaat rijden. Als u de
positie van het gaspedaal en het
rempedaal niet controleert
voordat u gaat rijden, trapt u
misschien het gaspedaal in in
plaats van het rempedaal.
Hierdoor kan een ernstig ongevalontstaan.
Page 148 of 670

535
Rijden met uw auto
Problemen bij het remmen
Als de bedrijfsremmen tijdens het rijden
uit zouden vallen, kunt u de auto met
behulp van de parkeerrem alsnog tot
stilstand brengen. Houd daarbij dan wel
rekening met een veel langere remweg
dan normaal.
Remblokslijtage-indicatoren
Wanneer de remblokken vóór of achter
versleten zijn, hoort u als waarschuwing
een piepend geluid van de remmen. Ditgeluid kan af en toe hoorbaar zijn of op
het moment dat u het rempedaal intrapt.
Onder sommige rijomstandigheden of bij sommige klimaten kunnen de remmen
piepen wanneer u het rempedaal voor de
eerste keer of lichtjes intrapt. Dit is
normaal en duidt niet op een probleemmet de remmen.
WAARSCHUWING
- Parkeerrem
Wanneer tijdens het rijden met een normale snelheid de parkeerrem
wordt aangetrokken, kunt u
plotseling de controle over de auto
verliezen. Trek de parkeerrem
voorzichtig aan wanneer u deze
gebruikt om de auto tot stilstand te
brengen.WAARSCHUWING
- Remblokslijtage
Dit waarschuwingsgeluid geeft aan
dat de remblokken van uw auto
vervangen moeten worden.
Wanneer u deze waarschuwing
negeert, kunnen de remprestaties
na een poosje verminderen, wat tot
ernstige ongevallen kan leiden.
OPMERKING
Blijf, om kostbare reparaties aan de remmen te voorkomen, niet
rijden met versleten remblokken.
Vervang de remblokken van één as altijd gelijktijdig.
Page 149 of 670
Rijden met uw auto
36
5
Parkeerrem
Activeren van de parkeerrem
Voetbediend
Trap om de parkeerrem te activeren eerst
het voetrempedaal in en trap daarna het
parkeerrempedaal zo ver mogelijk in. Handbediend
Trap eerst de voetrem in en trek daarna
de parkeerremhendel zonder de
ontgrendelknop in te drukke zo vermogelijk omhoog.
Verder wordt geadviseerd bij het
parkeren op een helling de
versnellingspook in een lage versnelling
te zetten (handgeschakelde transmissie)of de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie) te zetten.
OCM050015
OPMERKING
Wanneer met ingetrapte
parkeerrem gereden wordt, zullen
de remblokken overmatig slijten.
Gebruik de parkeerrem niet tijdens het rijden, behalve in eennoodsituatie. De systemen in de
auto kunnen hierdoor beschadigd raken waardoor de rijveiligheid ingevaar komt.
ODM052015
Page 150 of 670

537
Rijden met uw auto
Ontgrendelen van de parkeerrem
Voetbediend
Trap, om de parkeerrem vrij te zetten, het
parkeerrempedaal nogmaals in terwijl u
de voetrem gebruikt. Het pedaal keert
hierdoor terug in de vrijstand.Handbediend
Trap het rempedaal in en trek de
parkeerremhendel iets omhoog.
Druk vervolgens de ontgrendelknop (1)
in en beweeg de parkeerremhendel (2)naar beneden terwijl u de
ontgrendelknop ingedrukt houdt.We adviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer, als de parkeerrem niet of niet
helemaal in de vrijstand terugkeert.
OCM050016
WAARSCHUWING
Gebruik stand P niet in plaats van de parkeerrem om de auto op zijn
plaats te houden. Activeer de
parkeerrem EN zet de
versnellingspook in de 1e
versnelling of de
achteruitversnelling
(handgeschakelde transmissie)
of zet de selectiehendel in stand
P (automatische transmissie).
Laat kinderen en personen die niet bekend zijn met de auto niet
aan de parkeerrem komen. Als de
parkeerrem per ongeluk wordt
gedeactiveerd, kan er ernstigletsel ontstaan.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
ODM052016
Page 151 of 670

Rijden met uw auto
38
5
Controleer of het waarschuwingslampje
van het remsysteem werkt door het
contact in stand ON te zetten (start de
motor niet). Dit lampje gaat branden
wanneer het contact in stand START of
ON wordt gezet en de parkeerrem is
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de parkeerrem voor het
wegrijden vrij is en controleer of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem blijft branden nadat de
parkeerrem vrij is en de motor draait, kan
er een storing in het remsysteem zijn.Laat dit direct controleren. Breng de auto indien mogelijk direct tot
stilstand. Als dat niet mogelijk is, rijdt dan
erg voorzichtig door naar een plaats
waar u wel kunt stoppen.
Elektronische parkeerrem (EPB)
(indien van toepassing)
Activeren van de parkeerrem
Activeren van de EPB (elektronische
parkeerrem):
1. Trap het rempedaal in.
2. Trek de EPB-schakelaar omhoog.
Controleer of het waarschuwingslampje
gaat branden.
De EPB wordt tevens automatisch
geactiveerd als de Auto Hold-toets aan is
wanneer de motor uitgezet wordt. Als u
de EPB-schakelaar ingedrukt houdt
totdat de motor is uitgeschakeld, wordt
de EPB niet geactiveerd.
WK-23_TF
ODMEDR2113
Page 152 of 670

539
Rijden met uw auto
✽✽AANWIJZING
Handel als volgt als de auto op een steile
helling niet stil blijft staan of als er een
aanhanger achter de auto hangt:
1. Activeer de EPB.
2. Trek de EPB-schakelaar langer dan 3 seconden omhoog.Deactiveren van de parkeerrem
Druk onder de volgende condities op de
EPB-schakelaar om de EPB
(elektronische parkeerrem) te
deactiveren:
Zorg ervoor dat het contact of destartknop in de stand ON staat.
Trap het rempedaal in.
Controleer of het waarschuwingslampje
voor het remsysteem uitgaat. Automatisch deactiveren van de EPB
(elektronische parkeerrem):
Selectiehendel in P (parkeren)
Trap bij draaiende motor het
rempedaal in en zet de selectiehendel
vanuit stand P (parkeren) in R
(achteruit), N (vrijstand) of D (rijden).
Selectiehendel in N (vrijstand) Trap bij draaiende motor het
rempedaal in en zet de selectiehendel
vanuit stand N (vrijstand) in R
(achteruit) of D (rijden).
Auto's met handgeschakelde transmissie
1. Start de motor.
2. Doe de veiligheidsgordel van de
bestuurder om.
3. Sluit het bestuurdersportier, de motorkap en de achterklep.
4. Trap het koppelingspedaal in en schakel een versnelling in.
5. Trap het gaspedaal in en laat het koppelingspedaal opkomen.
OPMERKING
Gebruik de parkeerrem niet tijdens
het rijden, behalve in eennoodsituatie. De systemen in de
auto kunnen hierdoor beschadigdraken waardoor de rijveiligheid in gevaar komt.
ODM052018