Onderhoud
8
7
Ten minste maandelijks:
Controleer het koelvloeistofniveau in
het expansievat.
Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief de
remlichten, richtingaanwijzers en
alarmknipperlichten.
Controleer de bandenspanning van alle wielen inclusief het reservewiel.
Twee keer per jaar
(in het voorjaar en in het najaar):
Controleer de radiateurslangen en de slangen van de verwarming en de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Controleer de werking van de ruitenwissers en -sproeiers. Reinig de
ruitenwisserbladen met een schone,
met ruitensproeiervloeistofdoordrenkte doek.
Controleer de stand van de koplampen.
Controleer de dempers, de uitlaatpijpen, de hitteschilden en de
bevestigingen van de uitlaat.
Controleer de werking van de driepuntsgordels en controleer op
slijtage.
Controleer of het profiel van de banden nog voldoende is en controleer of de
wielmoeren goed zijn aangedraaid.
Ten minste eenmaal per jaar:
Reinig de afvoeropeningen aan deonderzijde van de portieren en de
dorpels.
Smeer alle portierscharnieren, slotvangers en motorkapscharnieren.
Smeer de portier- en motorkapsloten, - vergrendelingen.
Smeer de portierrubbers.
Controleer vóór de zomer de werking van de airconditioning.
Controleer het vloeistofniveau van de stuurbekrachtiging.
Controleer en smeer het bedieningsmechanisme van de
automatische transmissie.
Reinig de accu en de accupolen.
Controleer het rem- (en koppelings) vloeistofniveau.
Onderhoud
64
7
Naam zekeringSymboolStroomsterkte
zekeringBeveiligd onderdeel
INTERIOR LAMP15ABagageruimteverlichting, verlichting make-upspiegel links/rechts,
verlichting dakconsole, middelste interieurverlichting, leeslamp links/rechts
MULTI MEDIA15AAudiosysteem, hoofdunit A/V- en navigatiesysteem, digitale klok
MDPS7.5AMDPS-unit
HANDLE HTD15AStuurwielschakelaar
MEMORY 110ARF-ontvanger, schakelaar contactslotverlichting en waarschuwingsschakelaar portier
START7.5AZonder startblokkering en Smart Key: relaiskast interieur (relais alarmsysteem)
Met startblokkering/Smart Key: motor-ECU/PCM, transmissiestandschakelaar,
Smart Key-module, zekering- en relaiskast motorruimte (relais 2)
MODULE 210A
Adaptieve koplampmodule, stuurwielkussenschakelaar,
module actieve motorkapverhoging, gloeirelais (diesel), multifunctionele servicestekker,
koplamp links/rechts, servo koplamphoogteregeling links/rechts,
module automatische koplamphoogteregeling, remlichtschakelaar,
waarschuwingssensor brandstoffilter (diesel), zekeringkast diesel (relais 1) (diesel)
CORNERING LAMP 10ARelaiskast interieur (relais bochtverlichting links/rechts)
SUNROOF 220ASchuif-/kanteldak
S/HEATER RR15AStoelverwarming links/rechts
IGN20AZekering- en relaiskast motorruimte (zekering - F35, F36, F37, F38)
Onderhoud
72
7
Naam zekeringSymboolStroomsterkte
zekeringBeveiligd onderdeel
ZEKERING
IGN COIL20AG4KE/G4KJ: Condensor, bobine #1/#2/#3/#4
G6DF: Condenser #1/#2, bobine #1/#2/#3/#4/#5/#6
D4HA/D4HB: motor-ECU
SENSOR210A
G4KE/G4KJ: magneetklep dampafvoer, nokkenassensor #1/#2, magneetklep
variabel inlaatsysteem, krukassensor, oliedrukregelklep #1/#2,
brandstofpomprelais
G6DF: PCM, oliedrukregelklep #1/#2/#3/#4, magneetklep variabel inlaatsysteem #1/#2, magneetklep dampafvoer
D4HA/D4HB (VGT Regular Engine-pakket): magneetklep omloop EGR- koeling, Lower Power EGR-klep, krukassensor,
brandstofpomprelais, zekering- en relaiskast motorruimte (relais6/10)
D4HA (VGT Low Power Engine-pakket): magneetklep omloop EGR-koeling, Lower Power EGR-klep, krukassensor, brandstofpomprelais, PCV-
servo uitlaat, zekering- en relaiskast motorruimte (relais 6/10)
SENSOR115A
G4KE/G4KJ: lambdasensor (bovenstrooms/benedenstrooms), oliepeilsensor, zekering- en relaiskast motorruimte (relais 6/10)
G6DF: PCM, lambdasensor #1/#2/#3/#4, zekering- en relaiskast motorruimte (relais 6/10)
D4HA/D4HB (VGT Regular Engine-pakket): oliepeilsensor, brandstofdrukregelklep, raildrukregelklep
D4HA (VGT Low Power Engine-pakket): oliepeilsensor, brandstofdrukregelklep, nokkenassensor, raildrukregelklep
SENSOR420AG4KE/G4KJ: PCM
B/ALARM10ARelais claxon alarmsysteem
Rijden met uw auto
56
5
Noodstopsignaal (ESS)
(indien van toepassing) Het Emergency Stop Signal-systeem
waarschuwt achteropkomendebestuurders door het remlicht te laten
knipperen wanneer de auto plotseling
sterk afremt. Het systeem wordt
geactiveerd als:
De auto plotseling afremt (rijsnelheid is
hoger dan 55 km/h en de deceleratie
van de auto is groter dan 7 m/s 2
)
Het ABS in werking treedt Het lampje stopt met knipperen
wanneer de rijsnelheid lager is dan 40
km/h en het ABS wordt gedeactiveerd
of de auto niet meer sterk afremt. In
plaats daarvan gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden. In plaats daarvan gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden.
De alarmknipperlichten doven
wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10
km/h zodra de auto weer begint te
rijden. De alarmknipperlichten doven
ook wanneer de auto langere tijd met
een lage snelheid rijdt. U kunt de
lichten uitschakelen door de
schakelaar van de alarmknipperlichten
in te drukken. Downhill Brake Control (DBC)
(indien van toepassing) ❈
Dit onderdeel wijkt mogelijk af van de afbeelding.
De Downhill Brake Control (DBC)
ondersteunt de bestuurder bij het afrijden
van een steile helling, zonder dat debestuurder het rempedaal hoeft in te
trappen. De DBC vertraagt de auto tot
minder dan 10 km/h, zodat de bestuurderalleen maar de auto hoeft te besturen.
De DBC is standaard uitgeschakeld
wanneer het contact ingeschakeld wordt.
U kunt DBC in- of uitschakelen met de toetsOPMERKING
Het ESS-systeem werkt niet wanneer de alarmknipperlichten al
zijn ingeschakeld.
ODM052047
Rijden met uw auto
70
5
Waarschuwingslampje
Als het waarschuwingslampje LDWS
FAIL (geel) gaat branden, werkt het
LDWS niet op de juiste manier. Als dit
gebeurt adviseren we u het systeem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. Het LDWS werkt niet wanneer:
De bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om van rijstrook te
veranderen. Als echter de
alarmknipperlichten in werking zijn,
werkt het LDWS op de normale
manier.
De ruitenwisserschakelaar in de hoogste stand staat als gevolg van
zware regenval.
De auto op de rijstrookmarkering rijdt.
✽✽ AANWIJZING
Om van rijstrook te veranderen, bedient
u de richtingaanwijzerschakelaar en
vervolgens verandert u van rijstrook.
Het LDWS waarschuwt u mogelijk
niet, zelfs als de auto de rijstrook
verlaat of waarschuwt u, zelfs als
de auto de rijstrook niet verlaat,wanneer:
De rijstrook als gevolg van sneeuw, regen, verkleuring, een plas of andere
oorzaken niet zichtbaar is.
De helderheid van het omgevingslicht plotseling verandert zoals bij het
inrijden of uitrijden van een tunnel.
De koplampen zelfs in het donker, in een tunnel of in een slecht verlichte
omgeving niet ingeschakeld worden.
De kleur van de rijstrookmarkering lastig te onderscheiden is ten opzichte
van het wegdek.
U rijdt op een steile helling of in een bocht.
Licht (bijvoorbeeld straatverlichting, zonlicht of de koplampen van
tegemoetkomend verkeer) door water
op de weg wordt gereflecteerd.
De lens of de voorruit is vervuild.
De sensor de rijstrook niet kan waarnemen als gevolg van mist of
zware regen- of sneeuwval.
De temperatuur van de omgeving rond de binnenspiegel hoog is als gevolg
van direct zonlicht.
ODMEDR2011/ODMEDR2011HOODM052049
■Type A■Type B
583
Rijden met uw auto
Aanbrengen van sneeuwkettingen
Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en trek
de kettingen zo strak mogelijk aan. Matig
uw snelheid als u met sneeuwkettingen
rijdt. Als u de kettingen tegen de
carrosserie of het chassis hoort slaan,
stop dan meteen en trek de kettingen
aan. Als ze daarna nog tegen de autoslaan, matig uw snelheid dan totdat dit
niet meer gebeurt. Verwijder de kettingen
zodra u weer op een schone weg rijdt.Gebruik hoogwaardige
ethyleenglycol koelvloeistof
Uw auto wordt afgeleverd met een
koelsysteem dat gevuld is met
hoogwaardige ethyleenglycol koelvloei-
stof. Alleen dit type koelvloeistof helpt
corrosie in het koelsysteem te
voorkomen, smeert de waterpomp
afdoende en voorkomt bevriezing van
het koelsysteem. Vervang de
koelvloeistof periodiek en vul het op de
juiste manier bij. Zie hiervoor hetonderhoudsschema in hoofdstuk 7.
Laat voor de winter controleren of de
koelvloeistof voldoende bescherming
tegen bevriezing biedt voor de te
verwachten winterse temperaturen.
Controleer de accu en de accukabels
In de winter krijgt de accu het extra
zwaar. Controleer de accu en de
accukabels en -klemmen visueel zoals
beschreven staat in hoofdstuk 7.
We adviseren u de ladingstoestand van de accu te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
- Sneeuwkettingen
Het rijgedrag van de auto kan door het gebruik van kettingen
negatief beïnvloed worden.
Rijd nooit sneller dan 30 km/h of sneller dan de door de fabrikant
aanbevolen snelheid. Houd de
laagste snelheid aan.
Rijd voorzichtig en vermijd oneffenheden, gaten, scherpe
bochten en andere situaties
waardoor de auto plotseling zoukunnen uitveren.
Vermijd het maken van scherpe bochten en het remmen met
geblokkeerde wielen.
OPMERKING
Kettingen die een verkeerde maat
hebben of niet goed gemonteerd
zijn, kunnen de remleidingen,wielophanging, carrosserie, envelgen van uw auto beschadigen.
Stop onmiddellijk en span de kettingen aan zodra u ze tegen deauto hoort tikken.
WAARSCHUWING
- Monteren van
sneeuwkettingen
Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en uit de buurt van het
overige verkeer voor het monteren
van de sneeuwkettingen. Zet de
alarmknipperlichten aan en plaats
indien mogelijk een
gevarendriehoek achter de auto.Zet de transmissie in stand P
(Parkeren), activeer de parkeerrem
en zet de motor af alvorens de
sneeuwkettingen te monteren.
585
Rijden met uw auto
Voorkom dat ijs en sneeuw zich
ophopen aan de onderzijde vande auto
In sommige gevallen kunnen sneeuw en
ijs zich ophopen onder de schermen en
de bewegingen van de stuurinrichting
belemmeren. Controleer regelmatig of de
onderdelen van de stuurinrichting vrij
kunnen bewegen als u in omstandig
-heden rijdt waarin opeenhoping van
sneeuw of ijs het geval zou kunnen zijn Neem de benodigde uitrusting
voor noodgevallen mee
Afhankelijk van de weersomstandig
-heden waaronder u rijdt, kan het nodig
zijn de juiste voorzorgsmaatregelen te
treffen en bepaalde zaken mee te
nemen. Onder deze zaken vallen
bijvoorbeeld sneeuwkettingen, een
sleepkabel of -ketting, een zaklantaarn,
een alarmknipperlicht, zand, een schep,
hulpstartkabels, een ruitenkrabber,
handschoenen, een stuk zeil of een
kleed, een deken, enz.
Stuurwiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-43 . . . . . . . . . . . . . . . 4-43
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-44
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-44
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-45
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-46
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-49 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-49
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-52
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-56 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-58
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-58
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-59
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-64
LCD-Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-65 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-65
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-66
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-68
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-71
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-72 Tripcomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-82
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-82
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-83
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-84
Waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . . . 4-86
Parkeerhulp achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-101 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-101
. . . . . . . . 4-102
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-103
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-104 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-104
. . . . . . . . 4-106
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-108
Smart parking assist system (SPAS) . . . . . . . . . 4-109 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-110
. . . . . . . . 4-110
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-113
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-121
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-122
Achteruitrijcamera. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-124
Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-125
4