Kenmerken van uw auto
86
4
Waarschuwingslampjes
✽✽
AANWIJZING -
Waarschuwingslampjes
Controleer nadat de motor aanslaat of alle waarschuwingslampjes uit zijn.Eventuele lampjes die nog branden,kunnen op een storing duiden.
Waarschuwingslampje AIRBAG
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 6 secondenbranden en gaat dan uit.
In het geval van een storing in het airbagsysteem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 6 secondenbranden of knipperen.
- Het lampje blijft branden als een van de inzittenden zijn gordel niet heeft
vastgemaakt.
Als een van de inzittenden zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt.
Zie voor meer informatie
"Veiligheidsgordels" in hoofdstuk 3.
WAARSCHUWINGS- EN CONTROLELAMPJES
335
Veiligheidssysteem van uw auto
(Vervolg)
Een onjuiste behandeling van deonderdelen van het
gordelspannersysteem en het
niet opvolgen van de
waarschuwingen kunnen leiden
tot een onvolledige werking of
het onverhoeds activeren van de
gordelspanner en tot ernstigletsel.
Draag te allen tijde de veiligheidsgordel wanneer u ineen auto rijdt of meerijdt.
Als de auto of de gordelspanner moet worden afgevoerd,
adviseren we u contact op tenemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.WAARSCHUWING
Gordelspanners zijn ontworpen voor eenmalig gebruik. Nadat een
gordelspanner is geactiveerd,
moet deze worden vervangen.
Alle veiligheidsgordels dietijdens een aanrijding zijn
gebruikt, moeten compleet
vervangen worden.
Het mechanisme van de gordelspanners wordt tijdens het
activeren heet. Raak de
onderdelen van het
gordelspannersysteem niet aan
nadat ze geactiveerd zijn.
Probeer nooit zelf de gordelspanners te controleren of
te vervangen. We adviseren u het
systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Sla niet op de onderdelen van het gordelspannersysteem.
(Vervolg)OPMERKING
Als de gordelspanner niet goedwerkt, zal dit waarschuwingslampje
gaan branden, ook al is er geendefect aan het airbagsysteem. Alshet waarschuwingslampje AIRBAG niet gaat branden als het contact in
stand ON wordt gezet, als het nietdooft nadat het gedurendeongeveer 6 seconden heeft
gebrand, of als het gaat branden tijdens het rijden, we adviseren ucontact op te nemen met eenofficiële HYUNDAI-dealer.
341
Veiligheidssysteem van uw auto
(Vervolg)
Laat een kind tijdens het rijdennooit knielen of staan op de
zitting van een stoel of op de
vloer. Bij een aanrijding of een
noodstop kan het kind met grote
kracht door het interieur van de
auto geslingerd worden,
waardoor het ernstig letsel kanoplopen.
Gebruik nooit een kinderzitje dat over de rugleuning van een stoel
"vasthaakt"; een dergelijk zitje
biedt mogelijk geen adequate
bescherming bij een ongeval.
De veiligheidsgordels kunnen erg heet worden, vooral als de auto in
de volle zon heeft gestaan.
Controleer altijd of de
gordelsluiting niet te heet is
voordat u het kind vastzet.
Na een aanrijding adviseren we u het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Als er niet genoeg ruimte is om het kinderzitje achter de
bestuurdersstoel te plaatsen,plaats dan het zitje op de
zitplaats rechts achter.WAARSCHUWING
Om de kans op ernstig letsel te beperken:
Kinderen van elke leeftijd zijn veiliger als ze op de achterbank
vervoerd worden. Een kind dat op
de voorpassagiersstoel vervoerd
wordt, kan ernstig letsel oplopen
door een airbag die wordt
geactiveerd.
Volg altijd de montage-instructies en de aanwijzingen voor het
gebruik van de fabrikant van het
kinderzitje.
Controleer altijd of het kinderzitje goed in uw auto gemonteerd is
en of uw kind goed vastzit in het
kinderzitje.
Houd nooit een kind op uw schoot of in uw armen in een
rijdende auto. Door de grote
krachten die bij een aanrijdingoptreden zal het kind uit uwarmen en door het interieur
geslingerd worden.
(Vervolg)(Vervolg)
Gebruik nooit één gordel vooruzelf en een kind. Bij een aanrijding kan een kind ernstiginwendig letsel oplopen omdat
het kind zich tussen u en de
gordel bevindt.
Laat een kind nooit zonder toezicht achter in de auto - ook
niet voor even. De temperatuur inde auto kan heel snel hoog
oplopen, waardoor kinderen in de
auto door de hitte bevangen
kunnen worden. Ook zeer jonge
kinderen kunnen per ongeluk de
auto in beweging zetten, bekneld
raken tussen de portierruiten of
zichzelf of anderen insluiten in deauto.
Laat nooit twee kinderen, of twee willekeurige andere personen,
gebruik maken van een en
dezelfde veiligheidsgordel.
Kinderen zitten zelden stil en op de juiste manier in een zitje. Let
er op dat de schoudergordel bijhet kind nooit onder de arm door
of achter de rug loopt. Zet eenkind altijd in de juiste positie op
de achterbank en zet het kind
goed vast.
(Vervolg)
Veiligheidssysteem van uw auto
42
3
Gebruiken van een kinderzitje
Voor kleine kinderen en baby's is het
gebruik van een kinderzitje wettelijk
voorgeschreven. Dit kinderzitje moet de
juiste maat hebben voor het kind en dient
volgens de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant te worden geplaatst. Wij adviseren u het kinderzitje uit
veiligheidsoverwegingen op de
zitplaatsen achter te gebruiken.Bevestigen van een kinderzitje met
een driepuntsgordel
Volg voor het installeren van een
kinderzitje op de buitenste of middelste
zitplaats van de achterbank de volgendestappen:
1. Plaats het baby- of kinderzitje op de achterbank en laat de
veiligheidsgordel om of door het zitje
lopen, afhankelijk van de instructies
van de fabrikant van het zitje. Zorg
ervoor dat de gordel niet verdraaid zit.
WAARSCHUWING -
Plaatsen van het kinderzitje
Lees voor u het kinderzitje installeert eerst de handleiding
van de fabrikant.
Als de veiligheidsgordel niet functioneert zoals in dit deel
beschreven staat, adviseren we u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Wanneer u de aanwijzingen in dit instructieboekje en de instructies
bij het kinderzitje niet opvolgt,
neemt de kans op en de ernst van
letsel bij een aanrijding toe.
E2MS103005
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje waarbij
het kind met het gezicht naar
achteren gericht zit op de stoel van
de voorpassagier. Wanneer de
geactiveerde airbag het zitje met
een grote kracht raakt, kan het kindernstig letsel oplopen.
CRS09
ODM032059
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar achteren
wordt vervoerd
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar voren wordt
vervoerd
351
Veiligheidssysteem van uw auto
(1) Airbag bestuurder
(2) Airbag voorpassagier*(3) Zijairbag*
(4) Curtain airbag*(5) Knie-airbag bestuurder*
(6) ON/OFF-schakelaar airbagvoorpassagier*
* : indien van toepassing
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Zelfs in auto’s uitgerust met
airbags, dienen u en uw passagiers
te allen tijde de aanwezige
veiligheidsgordels te dragen om de
kans op letsel of de ernst daarvan
bij een aanrijding of bij het over de
kop slaan van de auto te beperken.
ODM032052/ODMESA2008
* Het aantal daadwerkelijke airbags kan afwijken van de afbeelding. * 3
e
zitrij : indien van toepassing
Veiligheidssysteem van uw auto
54
3
Plaats geen kinderzitje op de
voorpassagiersstoel als de airbag isgeactiveerd
Gebruik nooit een kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren
gericht op de voorstoel zit. Als de airbag
wordt opgeblazen, oefent deze op een
dergelijk geplaatst kinderzitje een grote
kracht uit, waardoor het kind ernstigletsel kan oplopen.
Gebruik op de voorstoel ook geen
kinderzitje waarbij het kind met het
gezicht naar voren is gericht. Als de
airbag voorpassagier wordt geactiveerd,
zou dit ernstig letsel bij het kind kunnen
veroorzaken. Als uw auto is voorzien van een
ON/OFF-schakelaar voor de airbag
voorpassagier, kan de airbag van de
voorpassagier indien nodig worden in- of
uitgeschakeld.
Zie voor meer informatie pagina 3-61.
Waarschuwings- en
controlelampje airbag
Waarschuwingslampje AIRBAG
Het doel van het waarschuwingslampje
AIRBAG in het dashboard is om u te
waarschuwen voor een mogelijke storing
in de airbag - het aanvullend
veiligheidssysteem (SRS).
W7-147
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje dat tegen de rijrichting in moet
worden geplaatst op een stoel
waarvoor een airbag zit.
Gebruik nooit een kinderzitje op de voorstoel. Als de airbag
voorpassagier wordt geactiveerd,zou dit ernstig letsel kunnen
veroorzaken.
Als het kinderzitje op één van de buitenste zitplaatsen achter
wordt geplaatst bij uitvoeringen
met zijairbags, zorg er dan voor
dat het kinderzitje zo ver mogelijk
weg van het portier wordt
geplaatst en zet het goed vast.
Door het activeren van de
zijairbag of curtain airbag zou
deze ernstig letsel kunnen
veroorzaken.
1JBH3051
Veiligheidssysteem van uw auto
56
3
Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem en functies
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn:
1. Airbag bestuurder
2. Airbagsensoren vóór
3. Airbag voorpassagier*
4. Gordelspanners veiligheidsgordels*
5. Zijairbagsensoren*
6. Curtain airbags*
7. Zijairbags*
8. Airbagmodule (SRSCM)
/Koprolsensor*
9. Waarschuwingslampje AIRBAG 10. Controlelampje airbag voorpassagier
UIT (alleen airbag voorpassagier)*
11. ON/OFF-schakelaar airbag voorpassagier*
12. Knie-airbagmodule bestuurder*
*: indien van toepassing
De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem als hetcontact in stand ON staat om te bepalen
of een frontale aanrijding of een aanrijding
van opzij zwaar genoeg is om de airbags
of de gordelspanners te activeren.
Het waarschuwingslampje air bag op het
dashboard brandt na het in stand ON
zetten van het contact gedurende 6
seconden en moet vervolgens uit gaan.OPMERKING
Als een defect optreedt in de AAN/UIT-schakelaar voor de airbag,
gaat het controlelampje airbagvoorpassagier UIT niet branden(Het controlelampje airbag voor
-passagier AAN gaat branden en gaat weer uit na ongeveer 60 s) enzal de airbag voor de voorpassagier
geactiveerd worden bij een frontaleaanrijding, ook al staat de AAN/UIT-schakelaar voor de airbag in de stand UIT.
Als dit gebeurt, adviseren we u deAAN/UIT-schakelaar voor devoorpassagiersairbag en het airbagsysteem te laten controlerendoor een officiële HYUNDAI-dealer.
ODM029200A
1010
1111
1212
357
Veiligheidssysteem van uw auto
De airbagmodules voor bevinden zich in het stuurwielkussen, in het
dashboardpaneel voor de voorpassagier
boven het dashboardkastje en/of in het
kniebeschermingspaneel aan
bestuurderszijde. Als de SRSCM
oordeelt dat de kracht waaraan de
voorzijde van de auto wordt blootgesteld
een bepaalde drempelwaarde
overschrijdt, activeert hij automatisch de
airbags vóór.Als de airbags geactiveerd worden,
scheuren de afdekkappen op vooraf
bepaalde plaatsen open als gevolg van
de zich vullende airbags. Als deze
openingen groter worden, kunnen de
airbags geheel gevuld worden.
WAARSCHUWING
Als een van de volgende condities
zich voordoen, kan dat duiden op
een storing in het airbagsysteem.
We adviseren u het systeem te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Het lampje gaat niet kort branden als het contact in stand ON wordt
gezet.
Het lampje gaat niet na ongeveer 6 seconden uit, maar blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
Het lampje gaat knipperen wanneer het contact in stand ON staat.
OHM039103N
Airbag bestuurder (2)
OHM039102N
Airbag bestuurder (1)