Page 193 of 430

193
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
KinderzitjesPlaatsen van een
zitverhoger
Adviezen
De regelgeving met betrekking tot het ver voer van kinderen op de voorpassagiersstoel verschilt per land. Houd u aan de regels die gelden in het land waar u zich bevindt.Schakel de passagiersairbag vóór uit zodra een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Voor een optimale bevestiging van het kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" is het noodzakelijk dat de afstand tussen de rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning van de stoel van de auto zo klein mogelijk is.Voordat u een kinderzitje met rugleuning op een passagiersstoel plaatst, moet u de hoofdsteun van de desbetreffende passagiersstoel verwijderen.Zorg er voor dat de hoofdsteun goed is opgeborgen of vastgemaakt om te voorkomen dat de hoofdsteun bij plotseling remmen een gevaarlijk projectiel wordt.Vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd.
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding.Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt.Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende ruimte tussen de voorstoel en:- het kinderzitje "met de rug in de rijrichting",- de voeten van het kind in het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting".Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de rugleuning er van, indien nodig, meer rechtop.
Kinderen voorin
Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.Toyota beveelt aan een zitverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de achterportieren per ongeluk geopend worden.Zorg er voor dat de achterportierruiten niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden.Plaats zonneschermen om jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
5
Veiligheid
Page 194 of 430

194
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Mechanisch
kinderslot
Vergrendelen
Ontgrendelen
Beide schuifdeuren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen.
Elektrische kinderbeveiliging
Afstandsbedieningssysteem om te voorkomen dat de achterportieren (schuifdeuren opzij en de achterdeuren met ruiten of de achterklep) van binnenuit kunnen worden geopend.
Het verklikkerlampje van de knop gaat branden in combinatie met een melding die het inschakelen bevestigt.Het lampje blijft branden zolang de elektrische kinderbeveiliging is ingeschakeld.Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te openen.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit in combinatie met een melding die het uitschakelen bevestigt.Het lampje blijft uit zolang de elektrische kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Inschakelen
F Druk bij ingeschakeld contact op
deze knop.
F Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze knop.
Uitschakelen
F Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur omhoog.
F Draai de rode knop op de zijkant van de schuifdeur omlaag.
Op afstand bedienbaar systeem waarmee wordt voorkomen dat de elektrisch bedienbare schuifdeur(en) van binnenuit kunnen worden geopend.
Veiligheid
Page 195 of 430
195
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Kinderbeveiliging
van de ruitbediening
achter
Met dit mechanische systeem kan het openen van de zijruit links en/of rechts achter worden voorkomen.
F Vergrendel/ontgrendel het systeem met de afstandsbediening of de reser vesleutel van het Smart entry-systeem met startknop.
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in de elektrische kinderbeveiliging.Laat het nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bij een zware aanrijding wordt de elektrische kinderbeveiliging automatisch uitgeschakeld.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling; gebruik het nooit in plaats daarvan.Rijd niet met geopende schuifdeuren.Controleer bij het aanzetten van het contact altijd de stand van de kinderbeveiliging.Neem vóór het verlaten van de auto altijd de sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes.
5
Veiligheid
Page 196 of 430

196
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijd nooit met aangetrokken handrem - kans op over verhitting en beschadiging van het remsysteem!Kans op brand!Het uitlaatsysteem van uw auto wordt erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Parkeer daarom uw auto niet en zet uw auto niet met draaiende motor stil op een plaats waar brandbaar materiaal (gras, afgevallen blad enz.) in contact kan komen met het uitlaatsysteem.
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, trek dan de parkeerrem aan en zet de versnellingsbak in de neutraalstand of in de stand N of P, afhankelijk van het type versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, want het water kan de motor, versnellingsbak en het elektrische systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!Bent u genoodzaakt over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
- kijk of het water niet meer dan 15 cm diep is, houd daarbij rekening met golven die door andere weggebruikers kunnen worden veroorzaakt,- schakel het Stop & Start-systeem uit,- rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,- zet de auto niet stil en zet de motor niet af.Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven en remblokken te drogen.Neem bij twijfel over de staat van uw auto contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Rijden
Page 197 of 430

197
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Voor een lange levensduur van uw auto en voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij het gebruik van de auto:
Laad de auto op de juiste
wijze
Het gewicht van de lading en de auto mag niet hoger zijn dan het maximaal toegestane treingewicht.Om te voorkomen dat de auto uit balans
raakt, moet de lading gecentreerd worden en moet de zwaarste lading op de vloer vóór de achter wielen, worden geplaatst.
Manoeuvreer voorzichtig en
met lage snelheid
De afmetingen van deze auto, in de breedte, hoogte en lengte, verschillen sterk van een personenauto. Daardoor zijn bepaalde obstakels lastig te zien.Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.Controleer alvorens te draaien of er zich halver wege de hoogte van de auto geen obstakels bevinden naast de auto.Controleer alvorens achteruit te rijden met name of er zich geen hooggeplaatste obstakels bevinden achter de auto.Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de buitenmaten van de auto vergroten.
Ver voer geen zware voor werpen op het imperiaal.Ook mag de maximale belasting van de verankeringspunten van het imperiaal niet worden overschreden. Houd u aan de maximaal toegestane belasting zoals die door het Toyota-netwerk is gecommuniceerd.De lading moet stevig zijn vastgezet.Niet goed vastgezette lading in de laadruimte kan het rijgedrag van de auto negatief beïnvloeden en vergroot zo de kans op een ongeval.Als uw auto is voorzien van een laadbak, zorg er dan voor dat de lading niet hoger of breder is dan de auto zelf.
Rijd voorzichtig en efficiënt
Neem de bochten met lage snelheid.Anticipeer op het remmen, want de remweg is langer, met name op nat of glad wegdek.Wees bedacht op zijwind.Door milieuvriendelijk te rijden kunt u liters brandstof besparen: accelereer geleidelijk, anticipeer op het remmen en pas uw snelheid aan de situatie aan.Geef ruim van te voren richting aan zodat andere weggebruikers hierop kunnen anticiperen.
Ga zorgvuldig om met de
auto
De banden moeten minimaal de op de sticker aangegeven spanning hebben; op lange ritten is het raadzaam de bandenspanning met 0,2 - 0,3 bar te verhogen.Controleer voordat u een portier sluit of het portier ongehinderd kan worden gesloten en begeleid ver volgens het portier door het met een gematigde snelheid te sluiten.
6
Rijden
Page 198 of 430

198
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Bij het trekken van een aanhanger
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk.Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental.F Pas uw snelheid aan om het toerental te beperken.Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur.Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter.
F Als het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gewichten.
Om bij het gebruik van een originele Toyota-trekhaak het onnodig activeren van het geluidssignaal te voorkomen, wordt de parkeerhulp achter hierbij automatisch uitgeschakeld.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de handmatige hoogteverstelling van de koplampen.
Rijden
Page 199 of 430

199
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Starten - afzetten van de motor, normale sleutel, sleutel met afstandsbediening
Contactslot
1. Stand Stop.2. Stand Contact.3. Stand Starten.
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
F Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de code van de startblokkering.F Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuur wiel en de sleutel te draaien.
F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de versnellingshendel in de neutraalstand en trap vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen vrij te krijgen (bijvoorbeeld als de wielen naar het trottoir zijn gestuurd).
F Als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet dan de selectiehendel in de stand N en trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en trap ver volgens het rempedaal stevig in.
6
Rijden
Page 200 of 430

200
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
F Draai de sleutel in de stand 2, Contact, om de motor te laten voorgloeien.
F Zet, zodra dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de sleutel in de stand 3 om de startmotor te activeren; geef daarbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Het verklikkerlampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Neem afhankelijk van de weersomstandigheden de volgende voorschriften in acht:- Laat bij gematigde temperaturen de motor niet stationair warmdraaien, maar rijd direct weg zonder de motor veel toeren te laten maken.- Wacht onder winterse omstandigheden na het aanzetten van het contact met starten tot het verklikkerlampje voorgloeien uit is.- Om de goede werking en de levensduur van de mechanische onderdelen van de motor en de versnellingsbak van uw auto te garanderen moet u bij zeer koud weer (temperaturen lager dan -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair laten draaien alvorens weg te rijden.Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans op (dodelijke) vergiftiging.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.Wacht enige tijd alvorens opnieuw te starten. Als na enkele startpogingen de motor nog steeds niet is aangeslagen, probeer dan niet langer de motor te starten: de startmotor en de motor zouden beschadigd kunnen raken.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Rijden