Page 161 of 430

161
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP: Electronic Stability Program) dat de volgende systemen omvat:- het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (REF),- de noodremassistentie (NR A),- de antispinregeling (ASR),- de dynamische stabiliteitscontrole.
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en dragen bij tot een betere controle in bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop.De elektronische remdrukregelaar verdeelt de remdruk over de wielen.
Emergency Braking Assistance (EBA)/Brake Assist
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt er voor dat de benodigde bedieningskracht wordt verminderd en de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Antislipregeling (ASR)/Traction Control (TRC)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te beperken via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamic Stability Control (DSC)/Vehicle Stability Control (VSC)
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en het motorkoppel om de auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers te brengen.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
5
Veiligheid
Page 162 of 430

162
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn gehomologeerd.De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem.De normale remwerking van uw auto blijft behouden. Rijd wel voorzichtig
en matig uw snelheid.
Als dit lampje gaat branden in combinatie met de verklikkerlampjes STOP en ABS, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar.Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.Laat in beide gevallen het systeem
zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Intelligente tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole.Deze functie signaleert situaties met weinig grip, zoals wegrijden en voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente tractiecontrole het doorslippen van de voor wielen om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam te rijden op winterbanden.
Dynamische stabiliteitscontrole (ESP) en antispinregeling (ASR)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
Veiligheid
Page 163 of 430

163
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het CDS-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.Het is echter aanbevolen het systeem zo snel mogelijk weer in te schakelen.
StoringOpnieuw inschakelen
F Druk op deze knop.
F Zet de draaiknop in deze stand.
Of
Als het lampje op de (draai)knop gaat branden, grijpt het CDS-systeem niet meer in op de werking van de motor.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.Maar bij snelheden tot 50 km/h kunt u het systeem handmatig opnieuw inschakelen.
F Druk op deze knop.
Of
F Zet de draaiknop in deze stand.
Het lampje op de (draai)knop gaat uit.
Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden.De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door het Toyota-netwerk.Laat na een aanrijding het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het systeem.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om het systeem te laten nakijken.
Activeer het DSC/ASR-systeem in het menu "Rijden/Auto".
Deactiveer het DSC/ASR-systeem in het menu "Rijden/Auto".
Opnieuw activeren via het touchscreen
Uitschakelen via het touchscreen
5
Veiligheid
Page 164 of 430

164
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Toyota Traction Select
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling waarmee de aandrijving wordt verbeterd op ondergronden met sneeuw, modder en zand.Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijze en zorgt er voor dat u ook onder omstandigheden met weinig grip, die u tijdens toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg kunt vervolgen.
Dit is de stand voor situaties waarin weinig wielslip optreedt, gebaseerd op de meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen.
F Zet de draaiknop in deze stand.
In deze stand past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voor wiel op dat moment heeft.(regeling actief tot 50 km/h)
F Zet de draaiknop in deze stand.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de stand selecteren die het meest geschikt is voor de rijomstandigheden die u tegenkomt.Afhankelijk van de gekozen stand gaat een lampje branden om uw keuze te bevestigen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om het systeem optimaal gebruik te laten maken van het motor vermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait de motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.
U kunt uit verschillende standen kiezen:
SneeuwNormaal (ESP)
Als u het contact opnieuw aanzet, neemt het systeem automatisch deze stand weer aan.
In combinatie met de Peak Mountain Snow Flake vierseizoenenbanden biedt dit systeem een optimaal compromis tussen veiligheid, grip en tractie. Deze banden leveren zowel 's zomers als 's winters uitstekende prestaties.
Veiligheid
Page 165 of 430

165
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
In deze stand wordt bij het wegrijden veel wielslip toegestaan bij het wiel met de minste grip, zodat de modder van de band wordt ver wijderd en het wiel ver volgens weer grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naat het wiel met de meeste grip overgebracht.Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de wielslip zodanig dat de handelingen van de bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.(regeling actief tot 80 km/h)
F Zet de draaiknop in deze stand.
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen van de aangedreven wielen toegestaan, zodat de auto vooruit komt en het risico van ingraven wordt beperkt.(regeling actief tot 120 km/h)
F Zet de draaiknop in deze stand.
Activeer op zand geen andere standen, hierdoor bestaat de kans dat de auto vast komt te zitten in het terrein.
U kunt een aantal functies van het ESP (antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole) uitschakelen door de draaiknop in de stand "OFF" te draaien.Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het contact opnieuw wordt aangezet.
Off road (modder, nat gras enz.)Zand
Tips voor het rijden
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor het gebruik op verharde wegen, maar u kunt er ook mee uit de voeten op minder goed begaanbare wegen.Uw auto is echter geen terreinauto, en is niet ontworpen voor de volgende omstandigheden:- het rijden in terreinen die de onderzijde van de auto zouden kunnen beschadigen of waarin onderdelen (brandstofleiding, brandstofkoeler, ...) geraakt zouden kunnen worden door stenen of andere objecten,- het rijden in terrein met steile hellingen en weinig grip,- het door waden van beekjes en stroompjes, enz.
5
Veiligheid
Page 166 of 430

166
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóórOmdoen
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.F Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet.De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
Hoogteverstelling
Het schoudergedeelte van de gordel moet in het holle gedeelte van de schouder vallen.
F Beweeg de knop A omlaag en schuif het bevestigingspunt omlaag om het lager te plaatsen.F Schuif het bevestigingspunt omhoog om het hoger te plaatsen.
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.F Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Veiligheid
Page 167 of 430

167
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Tweezitsbank vóór
Bij auto's met een driezitsbank (eendelig of bestaande uit een stoel en een tweezitsbank) zijn de buitenste zitplaatsen voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.De middelste zitplaats is voorzien van een gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn bevestigd aan de rugleuning.De oprolautomaten van de buitenste zitplaatsen van de 2e zitrij zijn voorzien van een spankrachtbegrenzer.De zitplaatsen van de 3e zitrij zijn voorzien
van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
Zorg er bij auto's met een voorbank voor dat de juiste veiligheidsgordel in de juiste gordelsluiting wordt gestoken.Steek de veiligheidsgordel van de bestuurder niet in de gordelsluiting van de middelste veiligheidsgordel en andersom, en gebruik de gordel van de bestuurder niet voor de middelste zitplaats.
Zorg er voor dat de gordels op de 2e en 3e zitrij in de juiste gordelsluiting worden vastgemaakt.Bevestig de gordels van de buitenste zitplaatsen niet in de gordelsluiting van de middelste zitplaats en gebruik de gordels van de buitenste zitplaatsen niet op de middelste zitplaats.Zorg er bij het neerklappen van de buitenste zitplaatsen of het in tafelstand zetten van de rugleuningen voor dat de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats niet klem komt te zitten.Controleer na het neerklappen of verplaatsen van een stoel of achterbank of de gordel correct is opgerold en de gordelsluiting gebruikt kan worden.Let er bij het verplaatsen van de buitenste stoelen (verwijderen/terugplaatsen) of bij het instappen naar de derde zitrij op dat er niets blijft haken aan de middelste veiligheidsgordel.
Veiligheidsgordels
achter
5
Veiligheid
Page 168 of 430

168
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
Als uw auto is uitgerust met individuele voorstoelen:1. Pictogram veiligheidsgordel bestuurder losgemaakt/niet vastgemaakt.2. Pictogram veiligheidsgordel voorpassagier losgemaakt/niet vastgemaakt.
Vanaf ongeveer 20 km/h en gedurende 2 minuten knippert het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) in combinatie met een geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden zolang de bestuurder en/of de passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Als bij het aanzetten van het contact één of meer veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt of weer zijn losgemaakt, gaat op het instrumentenpaneel het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden.
Als uw auto is uitgerust met een tweezitsbank vóór:A. Pictogram veiligheidsgordel linker zitplaats (bestuurder) losgemaakt/niet vastgemaakt.B. Pictogram veiligheidsgordel middelste en/of buitenste zitplaats losgemaakt.
Als het contact aan staat, gaat het pictogram A branden als de bestuurder zijn veiligheidsgordel heeft losgemaakt of niet heeft vastgemaakt.Het pictogram B gaat branden als (een van) de desbetreffende veiligheidsgordels is/zijn losgemaakt.
Veiligheid