135
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2019
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening achterin vrij blijven.F Let erop dat de zonnesensor aan de bovenzijde van de voorruit niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.F Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.F Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek vervangen. Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).F Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.F Als het systeem geen koude lucht aanvoert, schakel het dan uit en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ver verst wordt.Het airconditioningssysteem is chloor vrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop & Start -systeem.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop in de richting van de buitenzijde van de auto om het ventilatierooster te sluiten. Er kan enige weerstand voelbaar zijn.
3
Ergonomie en comfort
280
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Aftappen van het systeem
Deze koelvloeistof hoeft niet ver verst te worden.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
Het controleren en bijvullen moet altijd worden uitgevoerd bij koude motor.Een te laag koelvloeistofniveau kan leiden tot ernstige motorschade.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.Breng gebruikte olie naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige (Frankrijk) of naar een bevoegd afvalverwijderingsstation.
Afgewerkte producten
Bijvullen
Dit additief moet worden bijgevuld door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen is het (bij)vullen van het reser voir met water niet toegestaan.
Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers, wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.
Onder winterse omstandigheden is het raadzaam ruitensproeier vloeistof op basis van ethanol of methanol te gebruiken.
Praktische informatie
281
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.
Laat de filters periodiek ver vangen volgens de in het onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven intervallen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat bij het olie ver versen tevens het oliefilter vervangen.Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het vervangingsinterval van dit onderdeel.
Oliefilter
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter ver vuild is, wordt u hierop geattendeerd door het tijdelijk branden van dit lampje in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h
rijden tot het lampje dooft.Als het lampje blijft branden, is het minimum brandstofadditiefniveau bereikt.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van niveaus.
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.Laat ze anders nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende rubriek voor meer informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen.Een verstopt interieur filter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V- loodac c u.Vervanging dient uitsluitend door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te worden uitgevoerd.
7
Praktische informatie
424
Proace_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2019
Parkeerhulp achter ...............................255, 256Parkeerhulp achter met grafische weergave en geluidssignalen .....................256Parkeerhulp vóór ...........................................256Parkeerlichten .......14 6, 304-306, 310, 313, 315Passagiersairbag uitschakelen ............171, 17 7Plafonnier achter ....................141, 142, 312, 315Plafonnier voor .......................141, 142, 312, 315Plafonniers .............................141, 142, 312, 315Plancher cabine ....................................315, 332
Schakelaar koplampverstelling .....................15 5Schakelen automatische transmissie .................................................209Schakelen elektronisch gestuurde versnellingsbak ..........................................207Schakelindicator ...........................................208Schakel sneeuwketting .................................268Scheidingsnet ...............................................10 6Schuifdeuren ...................................................91SCR (Selective Catalytic Reduction) ............283SCR-systeem ..........................................27, 283Selectiehendel ..............................................214Selectiehendel elektronisch gestuurde versnellingsbak ...........................................282Selectieve ontgrendeling ........47, 49, 55, 56, 60Serienummer auto ........................................337Service ............................................................28
Regelmatig onderhoud ...................................12Regeneratie van het roetfilter (DPF) ............281Remblokken ..................................................282Remlampje ......................................................18Remlichten .............................310, 311, 313-315Remmen ............................................18, 22, 282Remschijven..................................................282Remvloeistofniveau ......................................279Reservewiel .................262, 289, 296, 297, 302Reservoir koplampsproeiers .........................280Resetten van het traject ..................................41Richtingaanwijzers .......................148, 304, 307, 308, 310, 313, 315Rijadviezen ...........................................19 6-198Roetfilter ................................................280, 281Road Sign Assist ..................................225, 226, 229, 232, 236
Portieren .........................................................74Portieren, achterdeur .....64, 65, 91-93, 310, 311Portieren ontgrendelen .......................80, 81, 83Portieren openen .........47, 59, 74, 78-81, 83, 93Portieren sluiten ....59, 64, 74, 75, 77, 82, 91, 93Programmeerbare verwarming ..............95, 13 8Pyrotechnische gordelspanners ...................169
P
SR
Ruitensproeier achter ...................................157Ruitensproeierreservoir ................................280Ruitensproeiers .............................................15 8Ruitensproeiervloeistofniveau ..............15 8, 280Ruitenwisser achter ..............................157, 15 8Ruitenwisserbladen (vervangen) ..........159, 2 74Ruitenwissers ..................................29, 15 6, 157Ruitenwisserschakelaar ........................15 6, 157
Oliefilter (vervangen) ....................................281Olieniveau ...............................................34, 278Oliepeilstok .............................................34, 278Olieverbruik ...................................................278Onderhoudscontroles .....................................12Onderhoudsintervalindicator ....................31, 33Onderhoudsintervalindicator resetten ............33Ontdooien..............................................132, 14 4Ontgrendelen ...............47-49, 55-57, 59, 60, 63Ontwasemen .................................................132Opbergvak.............................................120, 121Opbergvakken .......................105, 109, 117, 120Opbergvakken portieren ...............................120Openingshoek 90/180/235° ............................92Opnieuw initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem (TPWS) .......................................................263Opslaan van de snelheid ..............................224
O
Trefwoordenregister