Page 25 of 294

Pas daarom op dat u de sleutels niet in de auto
laat als u de portieren sluit.
WAARSCHUWING!
•Voor de veiligheid van uzelf en bij een
ongeval, behoren de autoportieren te zijn
vergrendeld tijdens het rijden en wanneer u
na het parkeren de auto verlaat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot
en vergrendel de autoportieren wanneer u
de auto verlaat. Laat kinderen niet zonder
toezicht achter in de auto en zorg ervoor
dat de kinderen geen toegang hebben tot
de auto als deze niet is vergrendeld. Ge-
bruik zonder toezicht van de aanwezige
uitrusting in de auto kan ernstig letsel of de
dood tot gevolg hebben.
LET OP!
Een niet-vergrendelde auto is een prima uit-
nodiging voor dieven. Verwijder altijd de sleu-
tel uit het contactslot en vergrendel alle por-
tieren als u de auto onbeheerd achterlaat.
Centrale portiervergrendelingEen schakelaar voor centrale portiervergrende-
ling bevindt zich op het paneel in het portier
aan de bestuurderszijde en de passagiers-
zijde. Met deze schakelaar kunt u de portieren
en de achterklep vergrendelen en ontgrende-
len.OPMERKING:
Om te voorkomen dat de sleutel per ongeluk
wordt achtergelaten in de auto, werkt de
centrale portiervergrendeling niet als de
sleutel zich in het contact bevindt en één
van de voorportieren open staat. Er klinkt
een geluidssignaal om u eraan te herinneren
de sleutel te verwijderen.
Handmatige portiervergrendelknop
Centrale portiervergrendeling bestuurder
1 - Ontgrendelen 2 - Vergrendelen
21
Page 26 of 294

Automatische portiervergrendeling —
indien aanwezig
Bij auto’s met elektrische portiervergrendeling wor-
den de portieren automatisch vergrendeld, wan-
neer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. de automatische portiervergrendeling is ge-
activeerd,
2. een versnelling is ingeschakeld,
3. alle portieren zijn gesloten,
4. het gaspedaal is ingetrapt,
5. de voertuigsnelheid hoger is dan 24 km/h,
6. de portieren werden niet al eerder vergren-
deld via de schakelaar voor elektrische portier-
vergrendeling of via de afstandsbediening.
Programmeren van automatische
portiervergrendeling
U kunt de automatische portiervergrendeling
als volgt in- of uitschakelen:
•
Voor voertuigen met elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC): zie voor meer informatie
Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
— Indien aanwezig/Persoonlijke Instellingen
(door de klant te programmeren functies)in
Functies van het instrumentenpaneel.
•Ga bij voertuigen zonder EVIC als volgt te
werk:
1. Sluit alle portieren en steek de sleutel in het
contactslot.
2. Schakel het contactslot binnen 15 seconden
vier maal heen en weer tussen LOCK en ON/
RUN en laat de sleutel ten slotte in LOCK staan
(start de motor niet).
3. Druk binnen 30 seconden op de schakelaar
voor centrale portiervergrendeling om de por-
tieren te vergrendelen.
4. Een geluidssignaal geeft aan dat de pro-
grammering voltooid is.
5. Herhaal deze stappen als u de vorige instel-
ling voor deze functie wenst te herstellen.
OPMERKING:
•Als u het geluidssignaal niet hoort, bete-
kent dit dat het systeem zich niet in de
programmeermodus bevindt en moet u de
procedure herhalen.
•Gebruik de automatische portiervergren-
deling in overeenstemming met de plaat-
selijke geldende wettelijke voorschriften.Automatisch portieren ontgrendelen bij
uitstappen
De portieren worden automatisch ontgrendeld
als:
1.de functie voor het automatische ontgrendelen
van de portieren bij uitstappen is ingeschakeld.
2. de transmissie is ingeschakeld en de voer-
tuigsnelheid is teruggebracht tot 0 km/h,
3. de versnellingsbak in NEUTRAL of PARK
staat,
4. het bestuurdersportier is geopend.
5.
de portieren niet al eerder werden ontgrendeld,
Programmeren van de functie automatisch
portieren ontgrendelen bij uitstappen
U kunt de functie voor het automatisch ontgren-
delen van de portieren bij uitstappen als volgt
in- of uitschakelen:
•
Voor meer informatie over voertuigen met elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
raadpleegt uElektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door
de klant te programmeren functies)inFunc-
ties van het instrumentenpaneel.
22
Page 27 of 294

•Ga bij voertuigen zonder EVIC als volgt te
werk:
1. Sluit alle portieren en steek de sleutel in het
contactslot.
2. Schakel het contactslot binnen 15 seconden
vier maal heen en weer tussen LOCK en ON/
RUN en laat de sleutel ten slotte in LOCK staan
(start de motor niet).
3. Druk binnen 30 seconden op de schakelaar
voor centrale portiervergrendeling om de por-
tieren te ontgrendelen.
4. Een geluidssignaal geeft aan dat de pro-
grammering voltooid is.
5. Herhaal deze stappen als u de vorige instel-
ling voor deze functie wenst te herstellen.
OPMERKING:
•Als u het geluidssignaal niet hoort, bete-
kent dit dat het systeem zich niet in de
programmeermodus bevindt en moet u de
procedure herhalen.
•Gebruik de functie voor het automatisch
ontgrendelen van portieren in overeen-
stemming met de plaatselijke geldende
wettelijke voorschriften.Kindersloten — achterportierenVoor de veiligheid van kleine kinderen die mee-
rijden op de achterste zitplaatsen, zijn de ach-
terportieren uitgerust met een kinderslot.
Activeren en deactiveren van het
kinderslot
1. Open het achterportier.
2. Steek de punt van de contactsleutel in het
slot en draai deze naar de LOCK (vergrendel-)
of UNLOCK (ontgrendel-) positie.
3. Herhaal stap 1 en 2 voor het andere achter-
portier.
WAARSCHUWING!
Zorg dat bij een aanrijding niemand in de auto
wordt opgesloten. Vergeet niet dat u de ach-
terportieren uitsluitend van buitenaf kunt ope-
nen als het kinderslot ingeschakeld is.
OPMERKING:
Als u in een noodgeval de auto wilt verlaten
terwijl het kinderslot is ingeschakeld, moet
u de vergrendelknop omhoog trekken (ont-
grendelde stand), het raam omlaag zetten en
het portier met de buitenhandgreep openen.
Plaats van het kinderbeveiligde portierslot
Functie kinderslot
23
Page 28 of 294

ELEKTRISCHE RAAMBEDIENING —
INDIEN AANWEZIG
Schakelaars voor elektrische
raambediening
Met de raambediening aan het bestuurderspor-
tier kunt u alle ramen bedienen. Aan de binnen-
kant van elk van de portieren bevindt zich een
bedieningspaneel voor het openen en sluiten
van het overeenkomstige portierraam. De ruit-
bediening werkt alleen als het contactslot in de
stand ON/RUN of ACC staat.
OPMERKING:
•Voor voertuigen die niet zijn voorzien van
het elektronische voertuiginformatiecen-
trum (EVIC), blijven de elektrische raam-
schakelaars 45 seconden lang actief na-
dat het contactsleuteltje in de
VERGRENDELstand is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt deze
functie uitgeschakeld.•Voor voertuigen die zijn voorzien van het
elektronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC), blijven de elektrische raamscha-
kelaars 10 minuten lang actief nadat het
contactsleuteltje in de VERGRENDEL-
stand is gezet. Door het openen van een
voorportier wordt deze functie uitgescha-
keld. De tijdsduur van deze functie is
programmeerbaar. Voor meer informatie
raadpleegt uElektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC)/Persoonlijke Instel-
lingen (door de klant te programmeren
functies)inDe functies op uw dash-
board.
WAARSCHUWING!
Laat kinderen nooit in een auto achter terwijl
de sleutel in het contactslot zit. Inzittenden, en
vooral kinderen zonder begeleider, kunnen
klem komen te zitten in de raamopeningen
door de ruitschakelaars te bedienen. Bij een
dergelijke beknelling kan ernstig of dodelijk
letsel ontstaan.
Automatisch openenHet raam in het bestuurdersportier heeft een
automatische openingsfunctie. Druk de scha-
kelaar voorbij het eerste drukpunt en laat deze
los. Het raam gaat automatisch helemaal om-
laag. Druk om de omlaaggaande beweging te
annuleren de schakelaar in de richting voor
omhoog of omlaag en laat deze los.
Plaats voor de schakelaar voor elektrische
raambediening.
24
Page 29 of 294

RaamblokkeerschakelaarMet de raamblokkeerschakelaar op het be-
stuurdersportier kunt u de raamschakelaars
voor de overige portieren blokkeren. Druk op
de raamblokkeerschakelaar om de raamscha-
kelaars voor de overige portieren te blokkeren.
Om de raamschakelaars te deblokkeren drukt
u nogmaals op de raamblokkeerschakelaar.ACHTERKLEP
OPMERKING:
De sleutel die u gebruikt om de motor te
starten wordt ook gebruikt voor het vergren-
delen en ontgrendelen van de portieren en
de achterklep.
Om de achterklep te ontgrendelen moet u de
sleutel in het slot steken en naar rechts draaien
(alleen modellen met handmatige vergrende-
ling). U kunt de achterklep ook openen met de
afstandsbediening of via de schakelaars voor
elektrische portiervergrendeling op beide voor-
portieren. De centrale portiervergrendeling ac-
tiveert u ook (indien aanwezig) via de slotcilin-
der in de achterklep.
In ontgrendelde toestand kan de achterklep
ook zonder sleutel geopend en gesloten wor-
den. Om de achterklep te openen moet u de
greep van de achterklep inknijpen en de klep
met één vloeiende beweging opentrekken.OPMERKING:
•In geval van een stroomstoring of wan-
neer de afstandsbediening niet werkt,
steekt u de sleutel in het slot van de
achterklep en draait u deze naar rechts
(alleen op versies met handmatige slui-
ting). Trek de achterklep aan de greep in
één vloeiende beweging open.
•De achterklep heeft geen ontgrendelings-
mechanisme aan de binnenkant, maar er
is een opening in het paneel van de ach-
terklep met een beschermkapje dat de
mogelijkheid biedt om de vergrendeling
te openen als het elektrische systeem niet
werkt.
Raamblokkeerschakelaar
Openen van de achterklep
25
Page 30 of 294

WAARSCHUWING!
•Wanneer u met geopende achterklep rijdt,
kunnen giftige uitlaatgassen in het interieur
gezogen worden. Deze gassen kunnen
schadelijk zijn voor u of uw passagiers.
Houd de achterklep dicht terwijl u rijdt.
•Wanneer u toch met open achterklep moet
rijden, zorg dan dat alle ramen gesloten zijn
en dat de aanjager van de airco op de
hoogste stand staat. Schakel de circulatie-
stand niet in.
In de openstand wordt de achterklep onder-
steund door gasveersteunen. De gasdruk in
deze steunen daalt echter bij koud weer en dan
moet u mogelijk ook zelf iets ondersteunen bij
het openen van de achterklep.
VEILIGHEIDSGORDELSYSTEMENEen zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in
uw auto is het beveiligingssysteem voor de
inzittenden:
•Driepuntsveiligheidsgordels voor alle zit-
standen.•Geavanceerde airbags aan de voorkant voor
de bestuurder en passagier
•Extra actieve hoofdsteunen (AHR) op de
bovenkant van de voorstoelen (geïntegreerd
in de hoofdsteun)
•Extra gordijn-zijairbags (SABIC) voor de be-
stuurder en de passagiers die naast een
raam zitten
•Extra zijairbags in de voorstoelen — indien
aanwezig
•Een krachtabsorberende stuurkolom en
stuur.
•Kniebescherming/-blokkering voorpassa-
giers.
•De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
gordelspanners, die de inzittenden betere
bescherming bieden, doordat tijdens aanrij-
dingen de door inzittenden uitgeoefende
krachten gecontroleerd worden opgevan-
gen.
•Alle veiligheidsgordels (behalve die van de
bestuurder) hebben een automatisch ver-
grendelintrekmechanisme (ALR) dat de vei-ligheidsgordel vergrendelt door de riem he-
lemaal uit te trekken en vervolgens de riem
op de gewenste lengte aan te passen om
een kinderzitje te bevestigen of een groot
voorwerp op de stoel vast te maken — indien
aanwezig.
Als u kinderen vervoert die te klein zijn voor de
normale veiligheidsgordels, kunt u de veilig-
heidsgordels of de ISOFIX-voorziening ook ge-
bruiken om baby- en kinderzitjes te bevestigen.
Raadpleeg voor meer informatie ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzitjes.
OPMERKING:
Het opblaasmechanisme van de geavan-
ceerde airbags voorin wordt in meerdere
stadia geactiveerd. De airbag kan zo meer of
minder krachtig worden opgeblazen, afhan-
kelijk van de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Lees de informatie in dit hoofdstuk aandachtig
door. Hier wordt uitgelegd hoe u het beveili-
gingssysteem voor inzittenden op de juiste
wijze gebruikt om uw passagiers en uzelf opti-
maal te beschermen.
26
Page 31 of 294

WAARSCHUWING!
Bij een ongeval bestaat het risico dat u en uw
passagiers aanmerkelijk ernstiger letsel oplo-
pen wanneer de veiligheidsgordels niet op de
juiste wijze worden gedragen. U kunt in aan-
raking komen met de binnenkant van uw auto
of met andere passagiers of u kunt uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en uw
passagiers in uw auto de autogordels op de
juiste wijze dragen.
Gesp de autogordel altijd aan, ook tijdens korte
ritten, ook al bent u een ervaren bestuurder.
Een andere bestuurder kan fouten maken en
een ongeval veroorzaken waarbij u betrokken
raakt. Dit kan ver van huis gebeuren, maar ook
bij u in de straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat autogordels
levens redden en bij ongevallen de zwaarte
van letsels kunnen verminderen. Zeer ernstig
letsel komt voor als personen uit de auto wor-
den geslingerd. Autogordels voorkomen dit en
verminderen de kans op letsel door aanraking
met de binnenkant van de auto. Iedere inzit-tende van een motorvoertuig hoort te allen tijde
een autogordel te dragen.
DriepuntsgordelsAlle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met
gecombineerde heup/schoudergordels.
Het rolmechanisme van de autogordels blok-
keert alleen bij zeer abrupt stoppen of onge-
vallen. Daardoor kan het schoudergedeelte
van de gordel onder normale omstandigheden
vrij bewegen. Bij ongevallen zal de gordel
echter blokkeren en het risico verkleinen dat u
hard in aanraking komt met het interieur van de
auto of uit de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
•Het is gevaarlijk om tijdens het rijden per-
sonen te vervoeren in de bagageruimte,
zowel binnen als buiten de auto. Bij een
ongeval lopen personen in de bagage-
ruimte een groter risico op ernstig of dode-
lijk letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen en
autogordels.
•Zorg dat iedereen in uw auto een stoel
heeft en de autogordel op de juiste wijze
heeft omgedaan.
•Het foutief gebruik van de autogordel is
gevaarlijk. Autogordels zijn zo ontworpen
dat ze over het zwaardere beendergestel
van het lichaam heen gedragen worden.
Dit zijn de sterkste lichaamsdelen, die het
beste in staat zijn om de vrijkomende
krachten bij een ongeval op te vangen.
•Als uw autogordel niet op de juiste plaatsen
om uw lichaam sluit, kan bij ongevallen de
zwaarte van uw letsel aanmerkelijk toene-
men. U kunt inwendig letsel oplopen of
gedeeltelijk onder de autogordel vandaan
glijden. Volg deze instructies om uw auto-
gordel veilig te dragen en uw passagiers te
beschermen.
(Vervolgd)
27
Page 32 of 294

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Twee inzittenden mogen nooit tegelijkertijd
van één enkele autogordel gebruikmaken.
Deze twee personen kunnen tijdens een
ongeval met een klap tegen elkaar komen
en elkaar zo ernstig verwonden. Gebruik
nooit een driepuntsgordel of een heupgor-
del voor meer dan één persoon, ook niet
als het gaat om kleine kinderen.
Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier. Ga
achterover zitten en stel de stoel in.
2. De gordelgesp bevindt zich naast de stijl bij
de rugleuning. Pak de gordelgesp en trek de
autogordel uit. Schuif de gesp zo ver als nodig
over de gordel, zodat de gordel over uw middel
valt.3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u
de gesp in de gespsluiting tot u een ’klik’ hoort.WAARSCHUWING!
•Een autogordel waarvan de gesp in de
verkeerde sluiting is bevestigd, biedt onvol-
doende bescherming. Het heupgedeelte
valt dan mogelijk te hoog over uw lichaam,
waardoor inwendig letsel kan worden ver-
oorzaakt. Gesp uw autogordel altijd vast in
de sluiting pal naast u.
•Een te losse autogordel biedt onvoldoende
bescherming. Tijdens een noodstop kunt u
te ver naar voren bewegen, zodat er een
grotere kans is op letsel. Zorg dat de auto-
gordel nauw aansluit.
(Vervolgd)
De gesp uittrekken
Gesp van de veiligheidsgordel in de
gespsluiting steken
28