Page 169 of 294

LET OP!
•Onder normale omstandigheden mag de
startmotornietlanger dan 15 seconden
achter elkaar draaien. Bij temperaturen on-
der15 °C kunt u de startmotor tot 30 se-
conden per startpoging laten draaien. Bij
langere draaiperioden kan de startmotor of
de accu worden beschadigd. Als de motor
niet meteen aanslaat, herhaal dan de werk-
wijze onderNormale startprocedure —
dieselmotor.
•Als een koude motor meer toeren maakt
dan nodig om te rijden of om stationair te
draaien, kunt u zo motoronderdelen be-
schadigen.
Starten als de motor geen benzine meer
heeft
Om de dieselmotor weer te starten als de
brandstof is opgeraakt, draait u de contact-
sleutel ongeveer acht seconden voordat u de
motor start naar de stand ACC. Het kan nodig
zijn om verschillende startpogingen van elk
10 seconden uit te voeren.HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK - INDIEN
AANWEZIG
WAARSCHUWING!
U of andere passagiers kunnen letsel oplopen
als u het voertuig onbewaakt achterlaat en de
parkeerrem niet goed heeft aangetrokken. De
parkeerrem moet altijd worden aangetrokken
als de bestuurder zich niet in het voertuig
bevindt, vooral op een helling.
Trap voordat u schakelt het koppelingspedaal
volledig in. Trap terwijl u het koppelingspedaal
op laat komen het gaspedaal iets in.
Schakelpatroon (vijf versnellingen)
Schakelpatroon (zes versnellingen)
165
Page 170 of 294

Schakel in numerieke volgorde door de ver-
snellingen heen – sla er geen over. Zorg dat de
eerste versnelling is ingeschakeld (niet de
derde), wanneer u uit stilstand gaat wegrijden.
De koppeling kan beschadigd raken als u in de
derde versnelling wegrijdt.
Bij de meeste stadsritten is het gemakkelijker
om alleen de lage versnellingen te gebruiken.
Voor gelijkmatig rijden op de hoofdweg met
geringe snelheidsverschillen, wordt de vijfde
versnelling bij een versnellingsbak met vijf ver-
snellingen en de zesde bij een versnellingsbak
met zes versnellingen aanbevolen.
Laat nooit tijdens het rijden uw voet op het
koppelingspedaal rusten en probeer nooit de
auto op een helling in bedwang te houden door
de koppeling te laten slippen. Hierdoor ontstaat
abnormaal grote koppelingsslijtage.
Om ACHTERUIT te schakelen bij een versnel-
lingsbak met zes versnellingen trekt u de ring
direct onder de knop van de versnellingshen-
del omhoog en zet u de hendel in de stand
“REVERSE”.
Schakel alleen naar de achteruitversnelling
vanuit stilstand.OPMERKING:
Onder koude weersomstandigheden als het
smeermiddel voor de transmissie nog niet
op bedrijfstemperatuur is, kan het schake-
len wat zwaarder gaan. Dit is normaal en niet
schadelijk voor de transmissie.
TerugschakelenOp juiste wijze terugschakelen bespaart
brandstof en verlengt de levensduur van de
motor.
LET OP!
Als u bij terugschakelen meer dan één ver-
snelling overslaat of terugschakelt bij te hoge
motortoerentallen, kunt u schade toebrengen
aan de motor, de transmissie of de koppeling.
Schakel bij steile afdalingen terug naar de
tweede of eerste versnelling voor een veilige
snelheid en een langere levensduur van de
remmen.
Schakel bij bochten en steile hellingen tijdig
terug, zodat de motor niet overbelast raakt.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG
OPMERKING:
De Constant Variabele Automatische Trans-
missie (CVT) verandert de snelheidsverhou-
dingen op een constante wijze. Dit kan soms
aanvoelenalsof de transmissie slipt, maar
dit is normaal en is niet schadelijk.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken in-
dien de volgende voorzorgen niet in acht
genomen worden:
•Zet de keuzehendel alleen in de stand
PARK als de auto helemaal stilstaat.
•Schakel de keuzehendel alleen in of uit de
stand REVERSE, als de auto helemaal
stilstaat en de motor stationair draait.
•Schakel niet vanuit REVERSE, PARK of
NEUTRAL in een van de rijstanden bij een
hoger motortoerental dan stationair.
•Voor u in een versnelling schakelt, moet het
rempedaal stevig worden ingetrapt.
166
Page 171 of 294

OPMERKING:
U MOET het rempedaal ingedrukt houden
terwijl u uit PARK schakelt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de keuzehendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te schakelen wan-
neer het motortoerental hoger is dan het
stationaire toerental. Als u uw voet niet stevig
op het rempedaal hebt geplaatst, kan de auto
snel naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de auto
te verliezen en een persoon of voorwerp te
raken. Schakel uitsluitend in een versnelling
als de motor normaal stationair draait en u uw
voet stevig op het rempedaal hebt geplaatst.
Automatisch
versnellingsbakvergrendelingsysteem
Dit systeem zorgt dat de sleutel alleen kan
worden verwijderd als de keuzehendel in de
stand PARK staat. Het voorkomt ook dat de
hendel uit PARK wordt geschakeld tenzij de
sleutel in de stand ON of START staat en het
rempedaal is ingedrukt.
Schakelblokkering automatische
versnellingsbak
Deze auto is voorzien van een rem/
schakelblokkering (BTSI) die zorgt dat de keu-
zehendel in de stand PARK blijft zolang de
contactsleutel in de stand ON of START staat.
Om de keuzehendel uit de PARK-stand te krij-
gen moet het contactslot in de stand ON of
START worden gedraaid (met draaiende motor
of niet) en het rempedaal moet worden inge-
drukt.
KeuzehendelstandenLaat de motor NOOIT hoge toerentallen
draaien als u vanuit de standen PARK of NEU-
TRAAL een andere versnelling kiest.PARK (PARKEREN)
Deze stand vormt een aanvulling op de par-
keerrem: hij blokkeert de versnellingsbak. In
deze stand kunt u de motor starten. Gebruik
PARK (parkeren) nooit terwijl de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan in wanneer u de
auto in de stand P achterlaat. Trek de parkeer-
rem altijd eerst aan en zet vervolgens de keu-
zehendel in de stand PARK (PARKEREN).
Keuzehendel
167
Page 172 of 294

WAARSCHUWING!
•Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
inzittenden en mensen in de buurt van de
auto. Net als bij alle andere voertuigen,
mag u een auto nooit verlaten terwijl de
motor loopt. Voordat u het voertuig verlaat,
moet u altijd de keuzehendel in PARK
schakelen, de contactsleutel verwijderen
en de handrem aantrekken. Als de sleutel
uit het contact is verwijderd, is de keuze-
hendel vergrendeld in de parkeerstand en
kan de auto niet uit zichzelf gaan bewegen.
Bovendien mag u nooit kinderen zonder
toezicht achterlaten in de auto.
(Vervolgd)WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Kinderen nooit alleen in het voertuig laten.
Kinderen zonder toezicht achterlaten in
een auto is om verschillende redenen ge-
vaarlijk. Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen oplopen.
Laat de sleutel niet in het contact achter.
Een kind zou de elektrische raambediening
of andere schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen brengen.
De volgende punten zijn van belang om er
zeker van te zijn dat u de keuzehendel in de
stand PARK hebt gezet:
•Als u naar PARK schakelt, beweeg de hen-
del dan stevig naar voren tot deze stopt.
•Kijk naar het instrumentenpaneel om te zor-
gen dat de keuzehendel in de stand PARK
staat.LET OP!
Voordat u de keuzehendel uit PARK haalt,
moet het contact vanuit LOCK naar ON wor-
den gezet, zodat het stuurwiel en de keuze-
hendel kunnen worden gebruikt. Anders kan
schade aan de stuurkolom of de versnellings-
hendel optreden. U moet ook het rempedaal
intrappen.
REVERSE (ACHTERUIT)
Deze stand wordt gebruikt om het voertuig
achteruit te rijden. Gebruik deze versnelling
alleen nadat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
NEUTRAL (NEUTRAAL)
Deze versnelling wordt gebruikt wanneer de
auto gedurende langere tijd met draaiende
motor stilstaat. In deze stand kunt u de motor
starten. Trek de parkeerrem aan en schakel de
automatische versnellingsbak in de stand
PARK als u het voertuig verlaat.
DRIVE (RIJSTAND)
Deze stand wordt gebruikt voor rijden in de
stad en op de snelweg.
168
Page 173 of 294

AUTOSTICK— INDIEN AANWEZIGAutoStickis een interactieve versnellingsmo-
dus, waarbij de bestuurder handmatig uit zes
versnellingen kan kiezen en hierdoor meer con-
trole heeft. Met AutoStickkunt u op de motor
remmen, ongewenst op- of terugschakelen
voorkomen en de prestaties van de auto ver-
beteren. Met dit systeem heeft u ook meer
controle over de auto bij het inhalen, bij het
rijden in de stad, bij glad wegdek, in de bergen
of wanneer u een aanhangwagen trekt. Er
wordt alleen automatisch in een hogere ver-
snelling geschakeld om de Constant Variabele
Transmissie (CVT) te beschermen en/of te hoog
toerental van de motor te voorkomen. Er wordt
uitsluitend naar een lagere versnelling gescha-
keld bij minimum motortoerental om stilvallen te
voorkomen.
Bediening
OPMERKING:
Bij koude weersomstandigheden werkt
AutoStickpas wanneer CVT warm is.
De AutoStick-bediening wordt geactiveerd in
de stand DRIVE door de versnellingshendel
heen en weer te bewegen. De hendel naar de(+) kant bewegen activeert AutoSticken
schakelt omhoog naar de volgende handma-
tige versnelling, tenzij u al in of bijna in over-
versnelling rijdt; in dat geval wordt de 6e ver-
snelling gekozen. Op dezelfde manier zorgt het
bewegen van de keuzehendel naar (-) voor het
activeren van AutoSticken een schakeling
naar de eerstvolgende lagere handmatige ver-
snelling. Nadat AutoStickgeactiveerd is,
wordt de gekozen handmatige versnelling op
het versnellingsscherm getoond en de versnel-
lingshendel in de (+) of (-) richting duwen zorgt
voor één versnelling hoger of lager.
AutoStickwordt buiten werking gesteld:
•Door de schakelhendel kort naar (+) te ver-
plaatsen.
•Als de versnellingshendel uit de DRIVE
wordt geschakeld.
•Als de hendel naar rechts wordt geduwd in
de zesde versnelling.
•Als het anti-blokkeerremsysteem (ABS)
krachtig wordt ingedrukt.
Algemene informatie
•Indien een andere versnelling dan eerste
wordt gekozen en u de auto stopt, kiest de
transmissie-controlelogica automatisch de
eerste versnelling.
•Indien een lage versnelling gekozen wordt
en de motor sneller gaat lopen tot het maxi-
mum van het aantal toeren, kiest de trans-
missie automatisch de volgende hogere ver-
snelling.
•Als terugschakelen zou veroorzaken dat de
motor te snel gaat draaien, wordt die scha-
keling pas uitgevoerd als dat veilig is voor de
motor. De CVT blijft echter in de handmatig
gekozen versnelling.
•Wanneer het systeem oververhitting in de
aandrijflijn detecteert, gaat de versnellings-
bak terug naar automatisch schakelen en
blijft in deze stand tot de aandrijving weer is
afgekoeld.
•Wanneer het systeem een probleem detec-
teert, wordt AutoStickuitgeschakeld en au-
tomatisch schakelen geselecteerd tot het
probleem is opgelost.
169
Page 174 of 294

BEDIENING VIERWIELAANDRIJVING
— INDIEN AANWEZIG
Deze functie biedt, indien gewenst, perma-
nente vierwielaandrijving (4WD).
Wanneer een of meer wielen doorslaan of als er
meer grip vereist is in zand, diepe sneeuw of
op een losse ondergrond, activeer dan de
4WD-vergrendelschakelaar door die eenmaal
omhoog te trekken en los te laten. Hiermee
vergrendelt u de centrale koppeling waardoor
er meer trekkracht naar de achterwielen gaat.Het4WD-lampje in de instrumentengroep
gaat branden. Dit kan tijdens het rijden gedaan
worden, bij elke rijsnelheid. Om het systeem te
deactiveren trekt u eenvoudig nogmaals aan
de schakelaar. Het 4WD-indicatielampje gaat
nu uit.
OPMERKING:
RaadpleegElektronisch remsysteem/
elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC)
inStarten en rijdenvoor meer informatie.
TIPS VOOR HET RIJDEN OP DE
WEG
Sportieve on/off-road voertuigen hebben een
hogere grondspeling dan de doorsnee perso-
nenauto, zodat ze geschikt zijn voor terreinrij-
den. Door de specifieke ontwerpeisen ligt het
zwaartepunt in deze auto’s hoger dan in ge-
wone auto’s.
Een voordeel van deze hogere bouw is een
beter zicht op de weg, waardoor u sneller kunt
reageren op risico’s. Terreinwagens zijn echter
niet geschikt om bochten even snel te nemenals een standaard tweewielaangedreven auto,
zoals een lage sportauto ook slecht zal preste-
ren in terrein. Probeer zo veel mogelijk te
voorkomen dat u een scherpe bocht moet
nemen of een plotselinge stuurmanoeuvre
moet maken. Als u dit type auto niet correct
gebruikt, kunt u de controle over de auto ver-
liezen of kan de auto omslaan.
STUURBEKRACHTIGINGHet standaard stuurbekrachtigingssysteem
zorgt voor een optimale reactie op stuurma-
noeuvres en maakt de auto gemakkelijk be-
stuurbaar als er weinig ruimte is. Het systeem
voorziet in mechanische stuurkracht als de
stuurbekrachtiging eventueel wegvalt.
Als de stuurbekrachtiging om een of andere
reden uitvalt, blijft de auto normaal bestuur-
baar. Onder dergelijke omstandigheden is er
wel aanzienlijk meer stuurkracht nodig, vooral
bij lage rijsnelheden en tijdens parkeerma-
noeuvres.
Schakelaar voor vierwielaandrijving
170
Page 175 of 294

OPMERKING:
•Wat meer werkingsgeluid aan het einde
van de stuurwielslag is normaal en duidt
niet op een probleem met de stuurbe-
krachtiging.
•Als het voertuig voor het eerst wordt
gestart bij koud weer, bestaat er kans dat
de pomp van het stuurbekrachtigingssys-
teem even lawaai maakt. Dit is te wijten
aan de koude, dikke vloeistof in het be-
sturingssysteem. Dit lawaai is als nor-
maal te beschouwen en is in het geheel
niet schadelijk voor het besturingssys-
teem.
WAARSCHUWING!
Blijven rijden zonder optimale stuurbekrachti-
ging is onverstandig. U kunt zo de veiligheid
van uzelf en anderen in gevaar brengen. Laat
zo snel mogelijk onderhoud verrichten.
LET OP!
Als u het stuurwiel langdurig naar het einde
van zijn slag gedraaid houdt, raakt de stuur-
bekrachtigingsvloeistof verhit. Vermijd dit dus
als dat mogelijk is. U riskeert anders schade
aan de stuurbekrachtigingspomp.
Controle
stuurbekrachtigingsvloeistof
Het peil van de stuurbekrachtigingsvloeistof
hoeft niet op vastgestelde onderhoudstijdstip-
pen te worden gecontroleerd. Het vloeistofpeil
hoeft uitsluitend te worden gecontroleerd als u
vermoedt dat er lekkage optreedt, als u onge-
wone geluiden hoort en/of wanneer het sys-
teem niet naar verwachting werkt. Laat de
keuring coördineren door een erkende dealer.
LET OP!
Spoel het systeem van de stuurbekrachtiging
niet met chemicaliën, omdat daardoor de on-
derdelen van de stuurbekrachtiging bescha-
digd kunnen raken. Dergelijke schade wordt
niet gedekt door de beperkte garantie van een
nieuw voertuig.
WAARSCHUWING!
Controleer het vloeistofniveau terwijl de auto
vlak staat en nadat de motor is afgezet, om zo
letsel door bewegende onderdelen te voorko-
men en een accurate niveau-aflezing te ver-
zekeren. Vul nooit te veel vloeistof bij. Gebruik
uitsluitend door de fabrikant aanbevolen
stuurbekrachtigingsvloeistof.
Vul zo nodig vloeistof bij tot aan het juiste peil.
Verwijder met een schone doek alle gemorste
vloeistof van de oppervlakken. ZieVloeistof-
fen, Smeermiddelen en Originele Onderdelen
inOnderhoud van uw voertuigvoor meer
informatie.
171
Page 176 of 294

PARKEERREMVoordat u het voertuig verlaat, moet u er zeker
van zijn dat de handrem goed is aangetrokken.
Zorg ook dat u de hendel bij een automatische
versnellingsbak op PARK (parkeren) zet en bij
een handmatige versnellingsbak op REVERSE
(achteruit) of in de eerste versnelling.
De handrem zit in de middenconsole. Zet de
auto op de handrem door de handgreep stevig
omhoog te trekken. Om de handrem te lossen
wordt de hendel iets omhoog getrokken, de
vergrendelknop ingedrukt en dan de hendel
helemaal omlaag gedrukt.Wanneer de handrem wordt aangetrokken met
het contact in de stand ON gaat het waarschu-
wingslampje voor de handrem op het instru-
mentenpaneel branden.
OPMERKING:
•Wanneer de parkeerrem wordt aangetrok-
ken en de automatische transmissie in
een versnelling wordt geschakeld, gaat
hetwaarschuwingslampje van het rem-
systeemknipperen. Als de voertuigsnel-
heid wordt gedetecteerd, maakt een ge-
luidssignaal u hierop attent. Ontspan de
handrem volledig voordat u in het voer-
tuig gaat rijden.
•Dit lampje geeft alleen aan dat de hand-
rem is aangetrokken. Het geeft niet aan
hoe krachtig de handrem is aangetrok-
ken.
Als u op een neergaande helling parkeert, is
het belangrijk om de voorwielen in de richting
van de stoep te draaien, en van de stoep af bij
parkeren op een opgaande helling. Trek bij
voertuigen met een automatische versnellings-
bak de handrem aan voordat u de versnellings-
hendel in de PARK-stand zet. Anders kan hetdoor de belasting die op het vergrendelmecha-
nisme van de versnellingsbak werkt moeilijk
zijn om de versnellingshendel uit de PARK-
stand te krijgen. De parkeerrem moet altijd
aangetrokken zijn als de bestuurder niet in de
auto zit.
WAARSCHUWING!
•Kinderen nooit alleen in het voertuig laten.
Kinderen zonder toezicht achterlaten in
een auto is om verschillende redenen ge-
vaarlijk. Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen oplopen.
•Laat de sleutel niet in het contact achter.
Een kind zou de elektrische raambediening
of andere schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen brengen.
•Controleer of de handrem volledig vrij staat
voor u gaat rijden. Als u dit niet doet, kan dit
leiden tot een defect aan de remmen en tot
een ongeval.
(Vervolgd)
Parkeerrem
172