Page 105 of 294

Dimlicht/grootlichtschakelaarDruk de multifunctionele hendel van u weg om
het grootlicht in te schakelen. Trek de hendel
naar u toe om terug te schakelen naar dimlicht.
PasseersignaalU kunt met uw koplampen een lichtsignaal
geven aan een ander voertuig door de multi-
functionele hendel heel even naar u toe te
trekken. Hierdoor wordt het grootlicht inge-
schakeld tot u de hendel weer loslaat.
OPMERKING:
Indien de multifunctionele hendel langer
dan 15 seconden in de passeersignaalstand
wordt gehouden, schakelt het grootlicht uit.
Indien dit gebeurt, moet u 30 seconden
wachten voordat u het passeersignaal weer
kunt gebruiken.
Dimmer instrumentenpaneelDraai het middelste gedeelte van de hendel
naar de onderste stand om de instrumenten-
verlichting volledig te dimmen. Hierdoor voor-
komt u dat de interieurverlichting gaat branden
wanneer er een portier wordt geopend.Draai het middelste gedeelte van de hendel
naar boven om de verlichting van het instru-
mentenpaneel helderder in te stellen wanneer
de stadslichten of koplampen aan staan.
Draai het middelste gedeelte van de hendel
naar boven tot in de volgende klikpositie om de
en de radio helderder in te stellen wanneer de
stadslichten of koplampen branden.
Draai het middelste gedeelte van de hendel
naar de laatste klikpositie om de binnenverlich-
ting in te schakelen.
Systeem voor het afstemmen van de
lichtbundelhoogte — indien
aanwezig
Met dit systeem heeft de bestuurder altijd de
juiste afstelling voor de koplamplichtbundel,
onafhankelijk van de belading van de auto.
De schakelaar voor de koplamphoogteverstel-
ling bevindt zich op het instrumentenpaneel,
onder de radio.
Bediening: druk op de schakelaar
voor het verstellen van de koplam-
pen totdat het nummer dat over-
eenstemt met de in de onder-
staande tabel aangegeven
belasting op de schakelaar wordt
weergegeven.
Dimmerknop
101
Page 106 of 294

0 Alleen bestuurder, of be-
stuurder plus voorpassa-
gier.
1 Alle zitplaatsen bezet.
2 Alle zitplaatsen bezet, plus
een gelijkmatig verdeelde
lading in de bagageruimte.
Het totale gewicht van
passagiers plus lading blijft
onder het maximale laad-
gewicht van de auto.
3 Bestuurder, plus een ge-
lijkmatig verdeelde lading
in de bagageruimte. Het
totale gewicht van bestuur-
der plus lading blijft bene-
den het maximale laadge-
wicht van de auto.
Berekeningen op basis van persoonsgewicht
van 75 kg.
Kaart/leeslampjesDeze lampjes zitten tussen de zonnekleppen
boven de achteruitkijkspiegel. U kunt de afzon-
derlijke lampjes inschakelen door het lampje
zelf of de schakelaar ernaast (indien aanwezig)in te drukken. U schakelt de lampjes weer uit
door het lampje of de schakelaar nogmaals in
te drukken.
Deze lampjes gaan ook aan wanneer u een
portier opent of wanneer u de dimmer helemaal
omhoog draait, voorbij de tweede klikstand.
OPMERKING:
De lampjes blijven aan tot u de schakelaar
opnieuw indrukt. Controleer dus of ze uitge-
schakeld zijn voor u de auto verlaat. De
lampjes gaan niet automatisch uit.
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
De bedieningshendel voor de
ruitenwissers/sproeier bevindt zich
rechts van de stuurkolom. De voorrui-
tenwissers worden bediend met een
draaiknop op het uiteinde van de hendel.
RaadpleegAchterruitfunctiesinLeren over
de functies van uw voertuigvoor informatie
over de achterruitwisser en -sproeier.
Kaart-/leeslampjes
Bedieningshendel van de ruitenwissers/
sproeier
102
Page 107 of 294

LET OP!
•Zet de ruitenwissers uit als u door een
automatische autowasstraat gaat. De rui-
tenwissers kunnen beschadigd raken als u
ze niet uitschakelt.
•Laat bij koud weer de ruitenwissers eerst in
hun beginstand terugkeren voor u het con-
tact uitzet en zorg dat de ruitenwisserscha-
kelaar uitstaat. Als de ruitenwisserschake-
laar aan blijft staan en de ruitenwissers aan
de voorruit vastvriezen, kan de ruitenwis-
sermotor doorbranden wanneer de auto
opnieuw wordt gestart.
•Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als
die verhindert dat de wisserbladen terugke-
ren naar de uit-stand. Wanneer u de ruiten-
wisserschakelaar UIT zet en de wisserbla-
den kunnen niet terugkeren naar de
ruststand, kan dit schade toebrengen aan
de ruitenwissermotor.Bediening van ruitenwissers
voorruit
Draai de hendel naar boven tot de tweede
klikstand voorbij de intervalstand voor lang-
zame wisserslagen.
Draai de hendel naar boven tot de derde
klikstand voorbij de intervalstand voor snelle
wisserslagen.
IntervalstandGebruik de intervalstand wanneer het door de
weersomstandigheden wenselijk is om de rui-
tenwissers met variabele interval te laten wis-
sen. Selecteer de intervalstand door aan heteinde van de hendel te draaien. Draai de knop
naar boven (rechtsom) om de vertragingstijd te
verkorten. Draai de knop naar beneden
(linksom) om de vertragingstijd te verlengen. U
kunt het interval instellen tussen maximaal on-
geveer 18 seconden tussen slagen en één slag
per seconde.
OPMERKING:
De intervaltijd tussen wisslagen is nu afhan-
kelijk van de rijsnelheid. Als de auto langza-
mer rijdt dan 16 km/u wordt de intervaltijd
verdubbeld.
RuitensproeiersOm de ruitensproeier te bedienen, trekt u de
hendel naar u toe zolang u wenst te sproeien.
Als u de sproeier activeert terwijl intervalwissen
is ingeschakeld, maakt de ruitenwisser twee
slagen nadat u de hendel heeft losgelaten.
Vervolgens wordt de ingeschakelde intervals-
tand hervat.
Als u de sproeier activeert terwijl de ruitenwis-
serschakelaar in de stand OFF staat, maakt de
ruitenwisser twee slagen en wordt dan weer
uitgeschakeld.
Ruitenwisserregelaar
103
Page 108 of 294

WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het zicht
door de voorruit kan tot botsingen leiden.
Misschien ziet u andere voertuigen of obsta-
kels niet. Voorkom ijsvorming op de voorruit
door de voorruit eerst te verwarmen alvorens
de ruitensproeier te gebruiken.
WasemstandDruk voor eenmalig wissen de wisserhendel
omlaag om wasem of water opgespat door
passerende voertuigen te verwijderen. Houd
de hendel naar beneden gedrukt om de ruiten-
wissers langer in te schakelen.
LET OP!
Laat bij koud weer de ruitenwissers eerst in de
beginstand terugkeren voor u het contact uit-
zet en zorg dat de ruitenwisserschakelaar
uitstaat. Als de ruitenwisserschakelaar aan
blijft staan en de ruitenwissers aan de voorruit
vastvriezen, kan de ruitenwissermotor door-
branden wanneer de auto opnieuw wordt ge-
start.
VERSTELBARE STUURKOLOMMet deze functie kunt u de stuurkolom in
hoogte verstellen. De regelhendel voor lengte-
en hoogteverstelling bevindt zich aan de linker-
kant van de stuurkolom, onder de richtingaan-
wijzer.
Duw de hendel omlaag om de stuurkolom te
ontgrendelen. Terwijl u met één hand stevig het
stuur vasthoudt, beweegt u de stuurkolom naar
wens naar boven of naar beneden. Druk de
hendel omhoog om de stuurkolom goed te
vergrendelen.
Wasemregelaar
Stuurkolomverstelling
104
Page 109 of 294

WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rijden. Ver-
stellen van de stuurkolom tijdens het rijden of
rijden terwijl de stuurkolom niet is vergren-
deld, kan ertoe leiden dat de bestuurder de
macht over het stuur verliest. Overtuig u ervan
dat de stuurkolom vergrendeld is voor u gaat
rijden. Als u deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg
hebben.
ELEKTRONISCHE
SNELHEIDSREGELING — INDIEN
AANWEZIG
Indien ingeschakeld, neemt de elektronische
snelheidsregeling bij snelheden boven 40 km/u
de werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de elektronische snelheids-
regeling bevinden zich aan de rechterzijde van
het stuurkolom.OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is
de elektronische snelheidsregeling zodanig
uitgevoerd dat het systeem wordt uitge-
schakeld als u gelijktijdig meerdere functies
van de elektronische snelheidsregeling be-
dient. Als dit gebeurt, kan het systeem op-
nieuw in werking worden gesteld door de
knop ON/OFF van de elektronische snel-
heidsregeling in te drukken en de gewenste
snelheid opnieuw in te stellen.
In werking stellen:Druk op de toets ON/OFF. Het controlelampje
cruise-regeling in het instrumentenpaneel gaat
branden. Druk nogmaals op de toets ON/OFF
om het systeem uit te schakelen. Het controle-
lampje cruise-regeling gaat uit. Laat het sys-
teem altijd uit staan als u het niet gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de elektronische snel-
heidsregeling ingeschakeld te houden wan-
neer u deze niet gebruikt. U kunt het systeem
per ongeluk instellen en dan sneller gaan
rijden dan u wel wilt. U kunt zo de controle
over het stuur verliezen en een ongeval ver-
oorzaken. Laat het systeem altijd UIT staan
als u het niet gebruikt.
De gewenste snelheid instellenSchakel de elektronische snelheidsregeling in.
Wanneer de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de toets SET (-). Laat het
gaspedaal los en de auto zal op de ingestelde
snelheid blijven rijden.
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
105
Page 110 of 294

OPMERKING:
U mag pas op de toets SET (-) drukken als de
auto moet met een gelijkmatige snelheid op
een vlakke weg rijdt.
Buiten werking stellenWanneer u het rempedaal lichte aanraakt, de
toets CANCEL indrukt of normaal remt terwijl de
auto vaart mindert, wordt de elektronische
snelheidsregeling uitgeschakeld zonder dat
het geheugen wordt gewist. Wanneer u de
toets ON/OFF indrukt of het contact uitzet,
wordt het snelheidsgeheugen gewist.
Weer op ingestelde snelheid komenAls u wilt terugkeren naar een eerder inge-
stelde snelheid, drukt u kort op de toets RES
(+). Resume kan gebruikt worden bij elke snel-
heid boven de 32 km/u.
De snelheid wijzigenWanneer de elektronische snelheidsregeling is
ingesteld, kunt u de snelheid verhogen door op
de toets RES (+) te drukken. Als u de toets
ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snelheid
continu verhoogd totdat u de toets loslaat. De
nieuwe snelheid zal vervolgens worden inge-
steld.Als u eenmaal op de toets RES (+) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u.
Bij iedere volgende druk op deze toets neemt
de snelheid toe met 2 km/u.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl de elek-
tronische snelheidsregeling is ingesteld, drukt
u op de toets SET (-). Als u de toets ingedrukt
houdt in de stand SET (-), wordt de ingestelde
snelheid continu verlaagd totdat u de toets
loslaat. Laat de toets los zodra de gewenste
snelheid is bereikt. De nieuwe snelheid zal
vervolgens worden ingesteld.
Als u eenmaal op de toets SET (-) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 2 km/u. Bij
iedere volgende druk op deze toets neemt de
snelheid af met 2 km/u.
Gas geven om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.Elektronische snelheidsregeling gebruiken
op hellingen
De versnelling kan omlaag schakelen op hel-
lingen om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
OPMERKING:
De elektronische snelheidsregeling houdt
de snelheid op hellingen en bij afdalingen
constant. Een kleine snelheidsverandering
op flauwe hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, zodat het in die gevallen
beter is om zonder elektronische snelheidsre-
geling te rijden.
106
Page 111 of 294

WAARSCHUWING!
Een elektronische snelheidsregeling kan ge-
vaarlijk zijn in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden. Uw auto
kan gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een botsing veroor-
zaakt. Gebruik de elektronische snelheidsre-
geling nooit in druk verkeer of op bochtige,
beijzelde, besneeuwde of gladde wegen.
ELEKTRISCH SCHUIFDAK — INDIEN
AANWEZIG
De schakelaar van het elektrische schuifdak
bevindt zich in het leeslampje.
WAARSCHUWING!
•Laat kinderen nooit in een auto achter
terwijl de sleutel in het contactslot zit. Inzit-
tenden, en vooral kinderen zonder begelei-
der, kunnen klem komen te zitten in de
dakopening als ze de schuifdakschakelaar
bedienen. Bij een dergelijke beknelling kan
ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•In geval van een aanrijding is het risico om
uit een voertuig geslingerd te worden groter
wanneer het schuifdak geopend is. U kunt
ernstig of zelfs dodelijk gewond raken.
Maak altijd uw autogordel op de juiste wijze
vast en controleer of alle passagiers dit ook
gedaan hebben.
•Sta niet toe dat kleine kinderen het schuif-
dak bedienen. Steek nooit vingers, li-
chaamsdelen of voorwerpen door het
schuifdak naar buiten. Verwondingen kun-
nen daarvan het gevolg zijn.
Schuifdak openen — snelAls u de schakelaar kort (korter dan een halve
seconde) naar achteren duwt, wordt het schuif-
dak automatisch vanuit elke positie geopend.
Het schuifdak wordt volledig geopend en stopt
automatisch. Dit is de functieSnel openen.
De functie Snel openen zorgt dat bij aanraking
van de schakelaar het schuifdak stopt.
Schakelaar van elektrisch schuifdak
107
Page 112 of 294

Schuifdak openen — handmatigOm het schuifdak te openen, moet u de scha-
kelaar naar achteren indrukken en vasthouden
om het volledig te openen. Als u de schakelaar
loslaat, stopt de beweging en het schuifdak
blijft dan gedeeltelijk open totdat de schakelaar
weer ingedrukt en naar achteren geduwd
wordt.
Schuifdak sluiten — snelAls u de schakelaar kort (korter dan een halve
seconde) naar voren duwt, wordt het schuifdak
automatisch vanuit elke positie gesloten. Het
schuifdak wordt volledig gesloten en stopt au-
tomatisch. Dit is de functieSnel sluiten.De
functie Snel sluiten zorgt dat bij aanraking van
de schakelaar het schuifdak stopt.
Schuifdak sluiten — handmatigOm het schuifdak te sluiten moet u de schake-
laar indrukken en naar voren drukken. Als u de
schakelaar weer loslaat, stopt de beweging en
het schuifdak blijft dan gedeeltelijk gesloten
totdat de schakelaar weer ingedrukt en naar
voren geduwd wordt.
ObstakeldetectieDeze functie zorgt dat obstakels in de opening
van het schuifdak worden gedetecteerd bij
gebruik van de functie Snel sluiten. Als een
obstakel in de baan van het schuifdak wordt
gedetecteerd, trekt het schuifdak zich automa-
tisch terug. Verwijder het obstakel als dit ge-
beurt. Druk vervolgens de schakelaar kort naar
voren om het schuifdak te sluiten.
OPMERKING:
Als de schakelaar ingedrukt wordt gehou-
den, wordt de obstakeldetectie geannuleerd.
Ventilatie schuifdak — SnelAls deVent-toets kort (korter dan een halve
seconde) indrukt, beweegt het schuifdak naar
de ventilatiestand. Dit is de functieSnel naar
ventilatiestand, die werkt vanuit elke positie
van het schuifdak. De functie Snel naar venti-
latiestand zorgt ervoor dat bij aanraking van de
schakelaar het schuifdak stopt.
Bediening van zonweringDe zonwering kunt u met de hand openen. De
zonwering wordt echter ook automatisch ge-
opend als het schuifdak wordt geopend.OPMERKING:
U kunt de zonwering niet sluiten als het
schuifdak open is.
RijwinddrukRijwinddruk kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het akoestisch effect van helikoptergeluid. U
merkt in uw auto dit rijwindeffect soms op terwijl
de ramen open zijn, of met het schuifdak
(indien aanwezig) in sommige open of gedeel-
telijk open standen. Dit is normaal en het effect
kunt u tenietdoen. Als u last hebt van rijwind-
druk terwijl de achterramen open staan, draait
u de voor- en achterramen allebei open om het
effect te verminderen. Als u rijwinddruk be-
merkt terwijl het schuifdak openstaat, verstelt u
de schuifdakopening om het effect te vermin-
deren.
Onderhoud schuifdakGebruik voor het reinigen van het glaspaneel
uitsluitend een niet-schurend reinigingsmiddel
en een zachte doek.
108