Page 137 of 232

135
Bandenreparatieset
Deze set voor tijdelijke bandenreparatie bevindt
zich in een tas die is opgeborgen in een van de
portiervakken van de voorportieren.
Deze bevat:
-
e
en patroon A , met daarin het afdichtmiddel,
voorzien van:
•
e
en vulslang B ,
•
e
en sticker C "max. 80
km/h", die de
bestuurder op een zichtbare plaats op het
dashboard moet plakken nadat de band
gerepareerd is,
-
e
en beknopte gebruiksaanwijzing voor de
bandenreparatieset,
-
e
en compressor D voorzien van een manometer
en aansluitingen,
-
a
ansluitnippels om verschillende onderdelen op
spanning te brengen.
Reparatie van een band
F Trek de parkeerrem aan
F
D
raai het dopje van het ventiel van de band los,
verwijder de vulslang B en schroef de ring E op
het ventiel.
F
S
tart de motor.
F
C
ontroleer of de schakelaar F van de
compressor in de stand 0 (uit) staat. F
S
luit stekker G aan op de dichtstbijzijnde
12 V-aansluiting in de auto.
F
S
chakel de compressor in door de schakelaar F
in de stand I (aan) te zetten.
F
B
reng de band op een spanning van 5 bar.
Voor een betrouwbaardere meting van de druk
wordt aangeraden om de druk met de compressor
uitgeschakeld af te lezen op de manometer H .
8
In geval van pech
Page 138 of 232

136
F Maak, als binnen 5 minuten de spanning van
minimaal 3
bar niet bereikt is, de compressor
los van het ventiel en de 12 V-aansluiting. Rijd
de auto ongeveer 10
meter naar voren om het
afdichtmiddel binnen in de band te verdelen.
F
B
reng de band vervolgens weer op spanning:
•
sc
hakel de compressor uit als binnen
10
minuten de waarde van minimaal 3 bar niet
bereikt is: de band is te zwaar beschadigd om
gerepareerd te kunnen worden. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
•
r
ijd zo snel mogelijk verder als de
bandenspanning een waarde heeft bereikt
van 5
bar.
F
Z
et de auto na 10 minuten stil en controleer de
bandenspanning opnieuw.
F
B
reng de band op de voorgeschreven
spanning die staat vermeld op de sticker op de
portierstijl aan bestuurderszijde en raadpleeg
zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Deze reparatieset en de patronen zijn
verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk.Controle en op spanning
brengen
De compressor kan ook gebruikt worden om de
bandenspanning te controleren en de banden op de
juiste spanning te brengen.
F
M
aak de slang I los en sluit deze rechtstreeks
aan op het ventiel van de band; de patroon is op
deze manier met de compressor verbonden en
het afdichtmiddel zal niet worden ingespoten.
Verbind slang I met het ventiel van de band als de
bandenspanning te hoog is en druk op de gele toets
in het midden van de schakelaar van de compressor.
Vervangen van de patroon
Voer de volgende handelingen uit om de patroon
met afdichtmiddel te vervangen:
F
M
aak de slang I los.
F
D
raai de te ver vangen patroon naar links en til
deze op.
F
P
laats de nieuwe patroon en draai deze naar
rechts.
F
S
luit de slang I aan en bevestig buis B op zijn
plek.
De patroon bevat ethyleen-glycol. Dit is
schadelijk bij inslikken en kan de ogen irriteren.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Werp de patroon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het CITROËN-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
In geval van pech
Page 139 of 232

137
Bijzonderheden bij luchtvering
Als uw auto is voorzien van luchtvering, moet u eerst
d e modus voor het opkrikken van de auto activeren. Bij auto's met rechtse besturing bevinden de
betreffende knoppen zich rechts van het stuur wiel.
F
H
oud bij aangezet contact toets 1
en
2
gedurende ten minste 5
seconden tegelijkertijd
ingedrukt.
De lampjes blijven permanent branden.
F
H
oud toets 1
en 2
nogmaals 5
seconden
tegelijkertijd ingedrukt om de modus te
deactiveren.
De lampjes gaan uit en het systeem werkt weer.
De modus wordt automatisch gedeactiveerd bij
overschrijding van een snelheid van ongeveer
5
km/h.
Reservewiel
Parkeren
F Zet de auto stil op een plaats waar het verkeer
niet gehinderd wordt en zorg er voor dat de
auto op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
F
O
p een hellende of beschadigde ondergrond
moet de auto tegen wegrollen worden beveiligd
(plaats een wielblok achter het wielen).
F
S
chakel bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de eerste versnelling in en
zet ver volgens het contact uit om de wielen te
blokkeren.
F
T
rek de parkeerrem aan en controleer of het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
brandt.
F
D
e inzittenden moeten de auto hebben verlaten
en zich op een veilige plaats bevinden.
F
T
rek een reflecterende veiligheidsvest aan en
duid aan dat de auto stilstaat door gebruik te
maken van de hier voor bestemde, wettelijk
verplichte middelen in het land waar u
rijdt
(gevarendriehoek, alarmknipperlichten, enz.).
F
V
oorzie uzelf van het gereedschap. Wanneer uw auto tegen wegrollen beveiligd is, gaat
u
te werk in de onderstaande volgorde:
1- Pak het gereedschap.
2- Pak het reser vewiel.
3- Plaats de krik.
4- Vervang het te repareren wiel.
5- Berg het te repareren wiel op.
1 - Pak het gereedschap
Het gereedschap bevindt zich in een kist onder de
zitting van de voorpassagiersstoel.
F
D
raai de knop een kwart omwenteling en trek
aan de kist.
F
D
ruk na gebruik van het gereedschap op de
knop en draai deze een kwart omwenteling om
de kist vast te zetten.
8
In geval van pech
Page 140 of 232
138
A.Verlengstuk wielsleutel.
B. Staaf.
C. Krik.
D. Wielsleutel.
E. Schroevendraaier (handgreep en bitjes).
F. Afneembaar sleepoog.
2 - Verwijder het
reservewiel uit de
houder
Breng de achterzijde van de auto omhoog om
de procedure te vergemakkelijken. Het reser vewiel is specifiek voor uw auto.
Gebruik het niet voor andere voertuigmodellen.
Gebruik ook geen reservewielen van andere
voertuigmodellen.
Deze instructies gelden ook voor de bouten.
Bij stalen velgen :
H. Handgreep.
I. Houder. Bij
lichtmetalen velgen :
H. Handgreep.
I. Houder.
J. Steun.
K. Bout.
In geval van pech
Page 141 of 232

139
De bevestigingsbout van het reservewiel bevindt
zich rechts onder de achterbumper.Bij
stalen velgen :
Bij lichtmetalen velgen :
F
M
onteer het verlengstuk A , de wielsleutel D en
de staaf B op de bevestigingsbout.
F
D
raai het geheel linksom om het wiel te laten
zakken.
F
D
raai totdat de beweging blokkeert, tot aan het
zogenaamde zware punt.
F
H
aal, nadat de kabel volledig is uitgerold, het
reservewiel onder de auto vandaan. F
D
raai de handgreep H los.
F
V
erwijder de houder I van het buitenste gedeelte
van de stalen velg. F
M
aak het reser vewiel los en plaats het bij het te
verwisselen wiel.
F
P
laats indien mogelijk een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
3 - Plaats de krik
Zorg er voor dat de krik stabiel staat.
Op een gladde of losse ondergrond kan de krik
wegglijden of wegzakken – Kans op letsel!
F
D
raai de drie bevestigingsbouten K
los.
F
D
raai de handgreep H
los.
F
V
erwijder de steun J
van de houder I.
8
In geval van pech
Page 142 of 232

140
Plaats de krik uitsluitend onder een steunpunt
1 of 2 onder de auto, en controleer of de kop
van de krik goed tegen het midden van het
contactvlak van het steunpunt drukt. Anders
kan de auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken.
Controleer of alle inzittenden de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats bij de
auto vandaan bevinden. Steek uw handen of uw hoofd nooit in de
wielkuip.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt (gebruik een assteun).
Gebruik niet:
-
D
e krik voor andere doeleinden dan het
opkrikken van de auto.
-
E
en andere krik dan de door de fabrikant
geleverde krik. De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn
2006/42/EG over machines.
Bepaalde delen van de krik, zoals de
schroefdraad of de verbindingen kunnen letsel
veroorzaken: vermijd aanraking.
Verwijder voorzichtig alle smeervetresten.
Vooraan
F Plaats de krik C
onder steunpunt 1 aan de
onderzijde (bij het voorwiel).
Achteraan
De krik moet zich ongeveer 60 cm bij de rand
v an het achterwiel vandaan bevinden.
F
P
laats de krik C bij steunpunt 2
in de voor dit
doeleinde geschikte opening.
In geval van pech
Page 143 of 232

141
Bijzonderheden bij een treeplank aan de zijkant
4 - Vervang het te repareren wiel
F Wip de wieldop (afhankelijk van de uitvoering) los
met de schroevendraaier E en verwijder hem. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het plaatsen van de krik
.
F
Z
org dat de krik correct en stabiel onder één van
de daar voor bestemde krikpunten wordt gezet.
Indien de auto hiermee is uitgerust, moet de krik in
een hoek van 45° worden geplaatst, zodat deze niet
door de treeplank gehinderd wordt. F
D
raai de bouten iets los met de wielsleutel D
en
de staaf B .
F D raai de krik uit met behulp van de wielsleutel D
en de staaf B tot het wiel enkele centimeters van
de grond verwijderd is. Om het wiel makkelijk te kunnen ver wijderen
is een ruimte van ongeveer 2
tot 3 cm nodig
tussen de grond en de band.
Als de band flink lek /plat is, vergroot de ruimte
dan, maar zonder de krik in de maximale stand
te zetten.
Smeer de bouten niet voordat u
ze aanbrengt:
ze kunnen dan vanzelf loskomen.
F D
raai de bouten volledig los en ver wijder het te
repareren wiel.
F
Z
org dat de contactvlakken van het reser vewiel,
de bouten en de boutgaten schoon en vrij van
vreemde deeltjes zijn die ertoe kunnen leiden dat
de bevestigingsbouten losraken.
8
In geval van pech
Page 144 of 232

142
Draai de wielbouten in deze volgorde vast.
F
P
laats het reser vewiel en zorg dat de
2 openingen M
in lijn liggen met de bijbehorende
pennen N.
F
D
raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de wielbouten iets aan met de wielsleutel D
en de staaf B .
F
L
aat de auto zakken met de wielsleutel D
en de
staaf B en verwijder vervolgens de krik.
F
D
raai de bouten weer vast met de wielsleutel D
en de staaf B . Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
5 - Berg het te repareren
wiel op
U moet altijd het wiel met de lekke band of het
reservewiel onder de auto terug plaatsen om het
liersysteem te vergrendelen.
Controleer of het wiel goed in de houder onder
de vloer is vastgezet.
Als het wiel zich niet in de correcte positie
bevindt, kan dit gevaarlijk zijn.
F
P
laats het wiel aan de achterzijde van de auto.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van
de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door het dealernetwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
In geval van pech