
50
Om het risico van vergiftiging of verstikking
te vermijden, mag de standkachel niet
worden gebruikt, ook niet voor korte
perioden, in afgesloten ruimten, zoals
een garage of een werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
De standkachel wordt uitgeschakeld als de
accuspanning laag is, zodat het starten van de
motor niet in gevaar komt.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in de
tank aanwezig is.
Schakel de standkachel altijd uit tijdens het
tanken om elk risico van brand of explosie te
vermijden.
De temperatuur bij het verwarmingssysteem
mag niet hoger zijn dan 120
°C. Een hogere
temperatuur (bijv. bij het laten uitharden van de
lak na het spuiten van de auto) kan tot schade
aan componenten van elektronische circuits
leiden.
De standkachel is voorzien van een thermische
beveiliging die in het geval van over verhitting
van de motor als gevolg van een gebrek aan
koelvloeistof de verbranding onderbreekt.
Controleer het koelvloeistofniveau en vul het
indien nodig bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus .
Druk vervolgens op de programmaselectietoets
alvorens de standkachel weer in te schakelen.Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
de uitstroomopening onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard niet af;
deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5
tot 10 minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen. Wij raden u
een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel draagt dit
bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden
en een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag). F L
aat de airconditioning regelmatig controleren
zoals voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje, om het systeem in perfecte
staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van
een aanhanger op een steile helling bij een hoge
buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht
van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat:
-
r
ijd niet te lang met uitgeschakelde ventilatie.
-
h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld.
Ergonomie en comfort

93
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af
(STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, files enz.).
De motor wordt automatisch gestart (START-stand)
als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct,
snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat per fect is aangepast
aan het stadsverkeer, zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en het comfort van totale stilte in het interieur
tijdens het wachten.
Overgang naar de STOP-
stand
Zet, ter wijl de auto stilstaat, de versnellingsbak in de
neutraalstand en laat het koppelingspedaal los.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt afgezet.
Om te voorkomen dat de motor te vaak wordt
uitgezet als u
langzaam rijdt, wordt de motor
uitsluitend automatisch afgezet als de auto een
snelheid van minimaal 10
km/h heeft bereikt. Verlaat nooit de auto zonder eerst het contact
met de sleutel te hebben afgezet.
Tank nooit ter wijl de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Bijzonderheden: STOP-
stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
-
h et systeem wordt geïnitialiseerd,
-
he
t bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt,
-
d
e airconditioning in werking is,
-
d
e achterruitverwarming ingeschakeld is,
-
d
e ruitenwissers vóór in de stand hoge snelheid
werken,
-
d
e achteruitversnelling is ingeschakeld, tijdens
het inparkeren,
-
b
epaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dat niet toelaten. -
h
et Stop & Start-systeem zeer intensief wordt
gebruikt. In dat geval kan het systeem worden
uitgeschakeld om de startfunctie te beschermen.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk om
de functie weer te laten activeren.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knippert enkele
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de START-
stand
Als een versnelling is ingeschakeld, wordt de
motor alleen automatisch opnieuw gestart als het
koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.
Dit verklikkerlampje gaat uit en de motor
wordt gestart.
Als de motor automatisch is gestart (START-stand)
en de bestuurder gedurende de daaropvolgende
drie minuten de auto niet bedient, zet het systeem de
motor definitief af. De motor kan dan uitsluitend weer
met de contactsleutel worden gestart.
6
Rijden

129
Controles
Voer de onderstaande controles regelmatig
uit om uw auto in goede staat te houden.
Raadpleeg de voorschriften in het CITROËN-
netwerk of in het onderhoudsschema van de
fabrikant dat bij dit instructieboekje zit.
Accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12 V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Laat uw accu voor de winter controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Om een optimale reiniging te garanderen en
bevriezing te voorkomen, dient het bijvullen of
ver vangen van deze vloeistof niet met water te
worden uitgevoerd.
Gebruik in de winter bij voorkeur vloeistof op basis
van ethanol of methanol.
Raadpleeg het onderhoudsschema van
de fabrikant voor het vervangingsinterval
van dit onderdeel.
Als de omgeving (veel stof …) en het gebruik van de
auto (veel stadsverkeer…) daartoe aanleiding geven,
moet dit onderdeel twee keer zo vaak worden
vervangen . Interieurfilter
Raadpleeg het onderhoudsschema van
de fabrikant voor het vervangingsinterval
van dit onderdeel. Als de omgeving (veel stof …) en het gebruik van de
auto (veel stadsverkeer…) daartoe aanleiding geven,
moet dit onderdeel twee keer zo vaak worden
vervangen
.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema van
de fabrikant voor het vervangingsinterval
van dit onderdeel.
Roetfilter (diesel)
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
7
Praktische informatie

130
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voor waarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt voldaan.
Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt u dit merken
aan enkele verschijnselen (een hoger stationair
toerental, inschakelen van de koelventilator, meer
rook uit de uitlaat en hogere temperatuur van de
uitlaat) die geen gevolgen hebben voor de werking
van de auto en het milieu.
Nadat u
langdurig met lage snelheden hebt
gereden of nadat de motor langdurig stationair
heeft gedraaid, kan het in uitzonderlijke
gevallen voorkomen dat waterdamp bij de
uitlaat zichtbaar is bij het gas geven. Dit is niet
van invloed op de werking van de auto of het
milieu. Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de
buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, enz.) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van
het roetfilter gaat dit lampje branden
in combinatie met een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een beginnende
verzadiging van het roetfilter (veelvuldige stadsritten:
lage snelheden, verkeersopstoppingen, enz.).
Om het filter te regenereren wordt aangeraden zo
spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en -regels
dit toelaten, gedurende ongeveer 15
minuten met
een snelheid van meer dan 60
km/h en een toerental
hoger dan 2000
t /min te gaan rijden (tot het lampje
uitgaat en de waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie voltooid
is: als de regeneratie vaak wordt onderbroken, kan
de motorolie voortijdig vervuild raken. Het wordt
afgeraden om het regeneratieproces te voltooien
terwijl de auto stilstaat.
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft, negeer deze
dan niet. De waarschuwing duidt op een storing in
het uitlaatsysteem/roetfilter.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Laat als dit verklikkerlampje gaat
branden de staat van de remblokken
controleren door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie

150
Zekeringen dashboard
(links)
F Ver wijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de zekeringen te
komen. Zekering
A (Ampère) Functie
12 7, 5Dimlicht rechts
13 7, 5Dimlicht links
31 5Relais elektronische eenheid motorruimte – Relais elektronische eenheid
dashboard (+ sleutel)
32 7, 5Interieurverlichting (+ accu)
33 7, 5Sensor accucontrole Stop & Start-uitvoering (+ accu)
34 7, 5Interieurverlichting Minibus – Alarmknipperlichten
36 10Autoradio – Bediening airconditioning – Inbraakalarm – Tachograaf –
Elektronische eenheid stroomonderbreker – Programmeereenheid
standkachel (+ accu)
37 7, 5Remlichtschakelaar – Derde remlicht – Instrumentenpaneel (+ sleutel)
38 20Centrale portiervergrendeling (+ accu)
42 5Elektronische eenheid en sensor ABS – Sensor ASR – Sensor DSC –
Remlichtschakelaar
43 20Motor ruitenwissers vóór (+ sleutel)
47 20Motor ruitbediening bestuurderszijde
48 20Motor ruitbediening passagierszijde
49 5Elektronische eenheid parkeerhulp – Autoradio – Bediening aan de
stuurkolom – Schakelaarpanelen (centraal en aan de zijkant) – Extra
schakelaarpaneel – Elektronische eenheid stroomonderbreker (+ sleutel)
50 7, 5Elektronische eenheid airbags en gordelspanners
51 5Tachograaf – Elektronische eenheid stuurbekrachtiging –
Airconditioning – Achteruitrijlichten – Sensor water in brandstoffilter –
Luchthoeveelheidsmeter (+ sleutel)
53 7, 5Instrumentenpaneel (+ accu)
89 -Niet gebruikt
90 7, 5Grootlicht links
91 7, 5Grootlicht rechts
92 7, 5Mistlamp links
93 7, 5Mistlamp rechts
In geval van pech

185
Aanhanger ............................................................ 88-89
Aanhangergewichten .............................................. 15
7
Aansteker
................................................................... 58
ABS
.......................................................................
68-69
Accessoires
................................................................ 67
Accu
........................................................... 91, 129, 153
Actieradius AdBlue
® .................................................. 21
Ad
Blue® ............................................................ 13 2-13 3
Afmetingen ............................................................... 162
Afstandsbediening
.............................................. 30, 89
Airbags
....................................................................... 78
Airbags vóór
................................................... 75 -76, 79
Airconditioning (automatisch)
............................44, 50
Airconditioning (handbediend)
..........................43, 50
Airconditioning, extra
........................................... 4
6 - 47
Alarmknipperlichten
................................................... 68
A
larmsysteem
............................................................ 35
A
ntiblokkeersysteem (ABS)
.........................12, 68 - 69
Antispinregeling (ASR)
........................................ 6
8 -70
Armleuning vóór ......................................................... 38
ASR
.......................................................................
68-69
Audiokabel
............................................................... 7, 4
Audiosysteem
.............................................................. 1
Audio-telematicasysteem met touchscreen
..............1
Autogegevens
............................................................ 14
Automatische ruitenwissers
...................................... 65
Autoradio, bedieningen aan stuurkolom
................3, 2
AUX-aansluiting
....................................................... 7, 4
AUX-aansluitingen
............................................... 52-55 Elektrische ruitbediening
...........................................36
Elektronische remdrukregelaar (EBD)
...............68-69
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
.........68-69
ESP
.......................................................................68-69
Extra verwarming
................................................ 4
6 - 47
Datum instellen
..........................................................
28
Detectie te lage bandenspanning
....................
11 0 -111
Dieselfilter
........................................................
126, 131
Dieselmotor
............................................. 1
18, 126, 158
Digitale radio – DAB (Digital Audio Broadcasting)
....
5
Dimlicht
.......................................................................
61
Display instrumentenpaneel .................................
7, 92
DSC/ASR ...................................................................69
Gereedschap
....................................................137-142
Gesproken commando's
............................16 -24, 6 -14
Gewichten
................................................................ 15
7
Gordelspanners (pyrotechnisch)
..............................74
Grootlicht
............................................................. 16
, 61
CD
........................................................................\
.........7
CD MP3
........................................................................\
7
Claxon
........................................................................\
.68
Cockpit
........................................................................\
.. 4
C
onfiguratie van de auto
....................................2
2, 27
Controles
.......................................................... 1
2 9 -131
Controlelampjes
.......................................................8-9
DAB (Digital Audio Broadcasting) – Digitale radio
....5
Dagrijverlichting
.........................................................62
Dashboard
....................................................................4
Dashboardkastje
..................................................52-55
Dashboardverlichting (dimmer)
..................................8
Bijvullen AdBlue
® .....................................................
13 2
BlueHDi
.............................................................. 21, 132
Bluetooth (handsfree set)
................................ 12-13, 5
Bluetooth (telefoon)
......................................... 12-13, 5
Boordcomputer
.......................................................... 28
B
oordgereedschap
........................................... 137-142
Brandstof
.................................................................. 11 8
Brandstofniveaumeter
.......................................20, 116
Brandstoftank
........................................................... 11 6
Brandstof tanken
.............................................. 11 6 , 11 8
Brandstofvulklep
..................................................... 11 6
Buitenlandse reizen
................................................... 61
Buitenspiegels ............................................................ 42
BAS
.......................................................................68-69
Bandenspanning te laag (detectie)
.................. 11
0 -111A
E
G
C
D
B
.
Trefwoordenregister

187
Technische gegevens ............................................. 15 8
Te laag brandstofniveau ....................................20, 116
Telefoon
......................................................... 12-14, 5 - 6
Te l l e r
........................................................................\
..... 7
T
ijd instellen
............................................................... 28
Toerenteller
.................................................................. 7
Touchscreen
................................................................ 1
Trekhaak
............................................................... 88-89
Trekhaak met afneembare kogel
.................... 12
0 -123Zijairbags
....................................................................76
Zonder gereedschap afneembare kogel
.......120 -123
Waarschuwingslampjes
..............................................
9
Window-airbags .........................................................76
Schakelaars stoelverwarming
.................................. 38
S
chakelindicator
........................................................ 17
Schrijfblad
............................................................ 5
2-54
SCR (Selective Catalytic Reduction)
..................... 13
2
Sneeuwkettingen
..................................................... 11 9
Snelheidsbegrenzer
.......................................... 9 9 -10 0
Snelheidslimietherkenning
.................................. 96-98
Snelheidsregelaar
........................................... 101-105
Startblokkering, elektronische
.................................. 89
St
arten dieselmotor
................................................. 11 8
Starten van de auto
................................................... 87
Stilzetten van de auto
................................................ 87
S
toelverwarming
........................................................ 38
St
op & Start
....................................... 17, 51-52, 66, 73,
93 -95, 125, 129, 155
Streaming audio Bluetooth
..................................... 7-
8
Stuurbekrachtigingsvloeistof
.......................... 126 -128
Stuurwiel (verstellen)
................................................. 41Uitschakelen airbag passagier
.....................75, 78 -79
UREA
........................................................................\
132
USB
....................................................................... 6 - 7, 4
Radio
................................................................. 4, 7, 2-3
Radiozender
......................................................... 4, 2-3
Regelmatige controles
................................... 129, 131
Regeneratie roetfilter
....................................... 12 9 -13 0
Remblokken
..................................................... 1
2 9 -131
Remmen
................................................................... 131
Remschijven ..................................................... 12 9 -131
Remvloeistof
.................................................... 126 -128
Reservewiel ....................................................... 137-142
Richtingaanwijzers
.............................................. 15
, 61
Rijadviezen
........................................................... 8
7- 8 9
Roetfilter
........................................................... 1
2 9 -13 0
Ruitbediening
............................................................. 36
Ruitensproeiervloeistof
.................................. 126 -128
Ruitenwissers
............................................................. 65
Ruitenwisserschakelaar
............................................ 65
Veiligheidsgordels
............................................... 7 2 -74
Veiligheidsgordels achter
..........................................73
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
..... 7
5, 77, 79
Ventilatie
.............................................................. 43, 50
Verkeersinformatie (TA)
.............................................. 3
V
erklikkerlampjes ......................................................... 9
Verklikkerlampje veiligheidsgordels
................... 7
2-73
Versnellingsbak (handgeschakeld)
...........92, 94, 130
Verwarming
................................................................ 43
Voorportieren
............................................................. 33
Voorzieningen interieur
....................................... 5
2-56
Voorzieningen voorin
.......................................... 52-56T
Z
W
S
U
R
V
.
Trefwoordenregister