Page 209 of 400

207
Snelheidsbegrenzer
("LIMIT")
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
snelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over deze toets en de adaptieve
snelheidsregelaar .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de snelheidslimietherkenning
en in het bijzonder het opslaan van de
weergegeven snelheidslimiet.
F Druk eerst op deze knop om
de voorgestelde snelheidslimiet
weer te geven.
Als een verkeersbord wordt gedetecteerd,
geeft het systeem de snelheidslimiet weer. U
kunt dan deze snelheid als nieuwe ingestelde
snelheid opslaan.
De letters "
MEM" knipperen enkele seconden
op het display. F Druk
nogmaals op deze knop
om deze nieuwe ingestelde
snelheid te bevestigen.
Opslaan
F Als de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar wordt ingeschakeld,
worden de desbetreffende gegevens
weergegeven.
6
Rijden
Page 210 of 400

208
Stuurkolomschakelaars. Weergave op het instrumentenpaneel
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Inschakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5. Afhankelijk van de uitvoering van
uw auto, weergave van het overzicht
van de opgeslagen snelheden of
opslaan van de snelheid die door
de snelheidslimietherkenning is
aangegeven.
Head-up display
6.Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Inschakelen / Onderbreken
De snelheidsbegrenzer werkt met een
ingestelde snelheid vanaf minimaal 30 km/h.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de hendel.
F
D
raai de rolknop 1 in de stand LIMIT: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
niet ingeschakeld (Pause).
F
S
chakel de snelheidsbegrenzer opnieuw
in door op toets 4
te drukken als de
getoonde snelheid geschikt is (standaard de
geprogrammeerde snelheid die als laatste
werd gebruikt).
F
U k
unt de werking van de
snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door nogmaals op toets 4
te drukken: het
onderbreken wordt bevestigd op het display
(Pause).
Rijden
Page 211 of 400

209
Trap het gaspedaal voorbij de
weerstand in om de ingestelde
snelheid tijdelijk te overschrijden.
Om weer terug te keren naar
de ingestelde snelheid is het
voldoende het gaspedaal los te
laten tot de ingestelde snelheid
weer is bereikt.
Instellen van de
snelheidslimiet
(ingestelde snelheid)
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de snelheidsbegrenzer in te schakelen.
Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt
de waarde van de snelheid wijzigen:
-
d
ruk op toets 2 of 3 om de weergegeven
snelheid te verhogen of te verlagen:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of -
1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of -
5 km/h. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning
.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij
het zware punt om de ingestelde snelheid
te overschrijden.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden
(bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de
snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de rijsnelheid weer is gedaald tot
beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
-
a
ls uw auto is voorzien van de functie
opslaan van snelheden, door te drukken op
de toets 5 :
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
De waarde verschijnt onmiddellijk op het
instrumentenpaneel.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm. -
d
oor te drukken op toets 5 als uw auto is
voorzien van snelheidslimietherkenning:
F
h
et instrumentenpaneel toont de snelheid
die moet worden opgeslagen,
F druk
nogmaals op toets 5 om de
snelheid op te slaan.
De waarde verschijnt onmiddellijk op het
instrumentenpaneel.
6
Rijden
Page 212 of 400

210
Uitschakelen
StoringenBij snel accelereren, bijvoorbeeld in een
steile afdaling, kan de snelheidsbegrenzer
niet altijd voorkomen dat de ingestelde
snelheid wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden,
knippert de snelheid en klinkt er een
geluidssignaal.
F
D
raai knop 1
in stand 0
. De informatie van
de snelheidsbegrenzer wordt niet meer
weergegeven.
Het knipperen van streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.Snelheidsregelaar
("CRUISE")
Met behulp van de
snelheidsregelaar kan de
bestuurder met een constante
ingestelde snelheid rijden zonder
gas te hoeven geven.
Bij het uitschakelen van het contact worden
alle geprogrammeerde snelheden gewist.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning .
Rijden
Page 213 of 400

211
Stuurkolomschakelaars.Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up display
6.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Inschakelen
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daar voor moet de auto
met een snelheid van minstens 40
km/h rijden.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld.
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. Instellen van een snelheid / Verlagen van
de ingestelde snelheid.
3. Instellen van een snelheid / Verhogen
van de ingestelde snelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5. Afhankelijk van de uitvoering van
uw auto, weergave van het overzicht
van de opgeslagen snelheden of
opslaan van de snelheid die door
de snelheidslimietherkenning is
aangegeven. F
D
raai de rolknop 1 in de stand CRUISE: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op toets 2 of 3: de actuele rijsnelheid
van uw auto wordt de ingestelde
kruissnelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
6
Rijden
Page 214 of 400

212
De ingestelde snelheid kan tijdelijk worden
overschreden door het gaspedaal in te
trappen.
Om weer terug te keren naar de
ingestelde snelheid is het voldoende het
gaspedaal los te laten tot de rijsnelheid
weer gelijk is aan de geprogrammeerde
snelheid.
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
kunt u de ingestelde snelheid op de volgende
manieren wijzigen:
-
m
et behulp van de toetsen 2 of 3:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of -
1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of -
5 km/h.-
a
ls uw auto is voorzien van de functie
opslaan van snelheden, door te drukken op
de toets 5 :
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
s
electeer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Hierna is de wijziging van kracht. -
d
oor te drukken op toets 5 als uw auto is
voorzien van snelheidslimietherkenning:
F
h
et instrumentenpaneel toont de snelheid
die moet worden opgeslagen,
F druk
nogmaals op toets 5 om de
snelheid op te slaan.
De waarde verschijnt onmiddellijk op het
instrumentenpaneel.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidslimietherkenning .
Werking onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de toets, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of
om veiligheidsredenen, door activering van
h e t E S P.
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
de werking ervan tijdelijk onderbreken door
op de toets 4
te drukken: het display toont de
onderbreking (Pause).
Rijden
Page 215 of 400

213
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen
Storing
F Draai knop 1 in stand 0 . De informatie
van de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Als de streepjes knipperen wijst dit op een
storing in de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Adaptieve snelheidsregelaar
("CRUISE")
Dit systeem zorgt er voor dat de
auto automatisch de door de
bestuurder ingestelde snelheid
aanhoudt.
Inschakelen/uitschakelen
De rolknop voor
de selectie van de
snelheidsregelaar moet
in de stand "CRUISE"
staan, anders wordt
uw commando niet
uitgevoerd.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via
het configuratiemenu
van de auto.
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu " Rijden/Auto " de functie
" Adaptieve snelheidsregelaar ".
Bij het afzetten van het contact wordt de
status van de functie opgeslagen.
Stuurkolomschakelaars
Standaard is de afstand tot de voorligger
ingesteld op " Normaal".
In andere gevallen wordt de laatst
gebruikte instelling geactiveerd bij het
inschakelen van de functie.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand,
die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto
en de voorligger aanhouden.
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.Instellen van een snelheid / Verlagen van de
ingestelde snelheid.
3.Instellen van een snelheid / Verhogen van de
ingestelde snelheid.
4.Onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling.
5.Afhankelijk van de uitvoering van uw auto,
weergave van het overzicht van de opgeslagen
snelheden of opslaan van de snelheid die door de
snelheidslimietherkenning is aangegeven.
6.Er is keuze uit drie vaste instellingen voor de afstand
tot de voorligger ("Dichtb.", "Normaal", " Ver").
6
Rijden
Page 216 of 400

214
Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up display
7.Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
8. Snelheidsregelaar geselecteerd of
bijstelfase van de wagensnelheid.
9. Ingestelde snelheid. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het head-up
display
.
Inschakelen
De adaptieve snelheidsregelaar moet
handmatig worden ingeschakeld , daarbij moet
de rijsnelheid tussen 40
km/h en 150 km/h
liggen.
Als de ingestelde snelheid hoger
is dan 150
km/h, gaat de adaptieve
snelheidsregelaar automatisch over op
een conventionele snelheidsregeling
(zonder automatische regeling van de
afstand tot de voorligger).
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een automatische transmissie of
elektronisch gestuurde versnellingsbak,
moet minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidsregelaar . De adaptieve snelheidsregelaar moet worden
geselecteerd in het menu "
Rijden/Auto".
F
D
raai de rolknop 1 in de stand CRUISE: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op een van de toetsen 2 of 3: de
actuele snelheid van uw auto wordt de
ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld,
kunt u de ingestelde snelheid op de volgende
manieren wijzigen:
-
m
et behulp van de toetsen 2 of 3:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of -
1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of -
5 km/h.
Alleen de ingestelde
snelheid wijzigen
Rijden