Page 137 of 400

135
Uitvoering met handbediende
ruitenwissers (interval)
Uitvoering met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Beweeg de hendel omhoog of omlaag tot de
gewenste instelling is bereikt.Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Intervalstand (wissnelheid
afhankelijk van de rijsnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
of Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even
naar u toe trekken).
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel).
De snelheid van de ruitenwissers wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Inschakelen
Druk de hendel kort naar beneden.
De ruitenwissers maken één slag
om het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat aan en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer kort
omlaag of zet de hendel in een
andere stand (Int., 1
of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.
4
Verlichting en zicht
Page 138 of 400

136
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor aan de bovenzijde van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in
een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Bij achteruitrijden
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Activeren/deactiveren
Deze functie kan worden geactiveerd en
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto.Dit systeem is standaard geactiveerd.
Deactiveer de automatische werking van
de ruitenwisser achter bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep.
Met audiosysteem
Open het menu "
Persoonlijke
instelling – configuratie " en
activeer/deactiveer " Ruitenw. aan
bij achteruit ".
Storingen
Met touchscreen
Open het menu " Rijden/Auto" en
activeer/deactiveer " Ruitenwisser
achter bij inschakelen achteruit ".
Verlichting en zicht
Page 139 of 400

137
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het
vloeistofniveau in het reservoir te laag
is, gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en een melding.
Zolang het reser voir niet gevuld wordt gaat
het lampje branden telkens wanneer u het
contact inschakelt of de ruitenwisserschakelaar
bedient.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
Voorruit- en
ruitensproeierverwarming
(afhankelijk van het verkoopland)
Bij koud weer ver warmt deze functie de voorruit
en de ruitensproeiers. In zone 1
ontdooit de ver warming het gedeelte
bij de ruitenwisserbladen als deze bij vorst of
sneeuw zijn vastgevroren.
In zone 2 verbetert de ver warming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als
de ruitenwissers in werking zijn.
Inschakelen
Druk bij draaiende motor op deze
toets; het lampje van de toets gaat
branden.
Ruitensproeiers voorruit en
koplampsproeiers
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het bedienen
van de ruitensproeiers vóór automatisch
de luchttoevoer afgesloten om een
onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
F
T
rek de hendel van de
ruitenwisserschakelaar naar u toe. De
ruitensproeiers treden in werking en na
enige tijd worden ook de ruitenwissers voor
een bepaalde periode ingeschakeld.
De koplamsproeiers worden alleen geactiveerd
als de dimlichten branden en de auto rijdt.
Bij auto's met dagrijverlichting moet de
lichtschakelaar in de stand dimlichten worden
gezet om de koplampsproeiers te activeren. De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Druk nogmaals op deze toets om de functie
weer uit te schakelen; het lampje van de toets
gaat uit.
4
Verlichting en zicht
Page 140 of 400
138
F Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
na de werkzaamheden weer in de ruststand
te zetten. Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d
e wisserbladen regelmatig te reinigen
met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om
een stuk karton tegen de voorruit te
houden,
-
d
e wisserbladen te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze onderhoudsstand kunnen de
ruitenwisserbladen worden gereinigd of
ver vangen. De stand kan tevens 's winters
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.
Verlichting en zicht
Page 141 of 400

139
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in
staat u dit te bieden.Belangrijke informatie:
-
H
et monteren van elektrische uitrustingen
of accessoires die niet onder een
artikelnummer in het assortiment van
CITROËN voorkomen, kan tot een
hoger verbruik leiden en storingen in
het elektronische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het CITROËN-
netwerk voor meer informatie over
het aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen
in de elektronische systemen die kunnen
leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk
worden gesteld als deze aanwijzing niet
wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die niet door
CITROËN zijn voorzien of toegestaan,
of die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het ver vallen van de
wettelijke en contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het CITROËN-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
5
Veiligheid
Page 142 of 400

140
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
F
W
anneer u deze knop indrukt, knipperen
alle richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Noodoproep of
pechhulpoproepUrgence-noodoproep met lokalisering
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het groene LED-lampje en een
gesproken bericht bevestigen de
oproep naar de alarmcentrale
"Urgence-noodoproep met
lokalisering"*.
Door deze toets meteen
opnieuw in te drukken, wordt de
oproep geannuleerd.
Het groene lampje dooft.
Het groene lampje blijft branden (zonder te knipperen)
wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale "Urgence-noodoproep met
lokalisering" lokaliseert onmiddellijk uw auto, neemt
in uw landstaal contact met u op**en roept indien
nodig de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel is
of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd,
wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.
** afhankelijk van de geografische dekking van "Urgence-noodoproep met lokalisering",
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de website voor uw land bekijken.
* in overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
Veiligheid
Page 143 of 400

141
Geolokalisatie
Druk langer dan 2 seconden op
d eze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
b
ericht.
Als onafhankelijk van de activering van
d
e airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact
gaat het groene lampje 3 seconden
branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan. Het rode lampje knippert en dooft
ver volgens: er is een storing in
het systeem.
Het rode lampje blijft branden: ver vang de
noodbatterij.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan. Het rode lampje blijft branden:
er is een storing in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
Urgence-noodoproep of Assistance-
pechhulpoproep niet meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking
van "Urgence-noodoproep met lokalisering"
en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" en van de officiële landstaal
die door de eigenaar van de auto is
gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op www.citroën.nl
bekijken.
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door gelijktijdig
op de toetsen "Urgence-noodoproep met lokalisering"
en "Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.
U kunt de geolokalisatie opnieuw inschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het PSA-
netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
beschikbaarheid van deze diensten door
een PSA-dealer te laten controleren en
eventueel configureren. In een meertalig
land kunt u het systeem laten configureren
in de officiële landstaal van uw voorkeur.
5
Veiligheid
Page 144 of 400

142
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
-
a
ntiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD),
-
n
oodremassistentie (BAS),
-
an
tispinregeling (ASR),
-
d
ynamische stabiliteitscontrole (DSC)
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten aan
de klant, behoudt de fabrikant zich het
recht voor om op elk willekeurig moment
het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Citroën Connect Box met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina My CITROËN op de website voor
uw land.
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar (EBD)
verdeelt de remdruk over de wielen.
Veiligheid