Page 217 of 400

215
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning
en in het bijzonder het
opslaan van de weergegeven
snelheidslimiet.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij de
actuele snelheid van uw auto ligt.
Afstand tot voorligger
- als uw auto is voorzien van de functie opslaan van snelheden, door te drukken op
de toets 5 :
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
k
ies een snelheid: deze wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Hierna is de wijziging van kracht. -
d oor te drukken op toets 5 als uw auto is
voorzien van snelheidslimietherkenning:
F
h
et instrumentenpaneel toont de snelheid
die moet worden opgeslagen,
F
druk nogmaals op toets 5
om de
snelheid op te slaan.
De waarde verschijnt onmiddellijk op het
instrumentenpaneel. Met behulp van een radar met een bereik van
ongeveer 100
meter aan de voorzijde van de
auto signaleert het systeem een voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem geleidelijk de snelheid van uw
auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de
mintoets " -").
Als uw auto de voorligger te dicht of te snel
nadert, wordt de adaptieve snelheidsregelaar
automatisch gedeactiveerd. U wordt dan
gewaarschuwd door een geluidssignaal en een
melding.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de adaptieve
snelheidsregelaar geleidelijk de rijsnelheid tot
de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om aan te geven dat hij een
langzamer voertuig gaat inhalen, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij de
voorligger dichter nadert om het inhalen
gemakkelijker te maken, zonder dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
6
Rijden
Page 218 of 400

216
Wijzigen van de afstand tot
de voorligger
Deze waarde blijft in het geheugen opgeslagen,
ongeacht de status van de functie.
Als de afstandsradar een voorligger
detecteert en de geselecteerde snelheid
te hoog ligt ten opzichte van die van deze
voorligger, wordt het systeem niet geactiveerd
en wordt de waarschuwingsmelding
"Inschakelen geweigerd, omstandigheden
ongeschikt" weergegeven tot de
omstandigheden voldoende veilig zijn voor de
activering van het systeem.
De ingestelde waarde van de afstand tot
de voorligger blijft na het afzetten van het
contact in het geheugen opgeslagen.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
F Druk op de toets 6 om een nieuwe
waarde voor de afstand tot de voorligger
te selecteren. U kunt kiezen uit drie
instellingen (" Dichtb.", "Normaal ", "Ver "). De ingestelde snelheid kan tijdelijk
worden overschreden door het
gaspedaal in te trappen.
Het loslaten van het gaspedaal is
voldoende om weer terug te keren
naar de ingestelde snelheid.
Onderbreken
De werking van de adaptieve snelheidsregelaar
kan handmatig of automatisch worden
onderbroken
: -
a
ls een grenswaarde voor de afstand tot de
voorligger wordt bereikt (berekend op basis
van het snelheidsverschil tussen uw auto en
uw voorligger en de ingestelde afstand tot
de voorligger),
-
a
ls de afstand tussen uw auto en uw
voorligger te klein wordt,
-
a
ls de snelheid van uw voorligger te laag is,
-
a
ls de snelheid van uw auto te laag wordt.
Rijomstandigheden
en bijbehorende
waarschuwingen
De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de afhankelijk van de rijomstandigheden
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden zonder
dat u het gaspedaal intrapt, bijvoorbeeld in een steile
afdaling, wordt u gewaarschuwd door het knipperen
van de snelheid op het instrumentenpaneel.
- door het rem- of koppelingspedaal in te
trappen,
-
d
oor activering van het ESP-systeem
omwille van de veiligheid,
Rijden
Page 219 of 400

217
PictogramBijbehorende melding Toelichting
Geen auto gedetecteerd: het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Detectie van een voertuig op de limiet van het radarbereik: het systeem werkt als een
normale snelheidsregelaar.
"A ANGEPASTE SNELHEID" Detectie van een voertuig dat zich te dicht vóór de auto bevindt of waar van de snelheid lager ligt dan de ingestelde snelheid.
Het systeem remt de auto af op de motor (max. 30
km/h) en houdt de rijsnelheid gelijk aan
die van de voorligger om de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te bewaren.
Bij het automatisch afremmen achter een voorligger kan de werkelijke rijsnelheid hoger
zijn dan de weergegeven "aangepaste snelheid".
"A ANGEPASTE SNELHEID" Als de aangepaste snelheid de grens van het systeem (ingestelde snelheid – 30
km/h)
bereikt, gaan de aangepaste snelheid en de waarde van de ingestelde snelheid knipperen
om aan te geven dat de functie binnen enkele ogenblikken automatisch zal worden
uitgeschakeld.
"Snelheidsregelaar
gepauzeerd". Als het systeem de grens voor het aanpassen van de snelheid overschrijdt en als de
bestuurder niet ingrijpt (inschakelen van de richtingaanwijzer, wisselen van rijstrook,
snelheid minderen), wordt de werking van het systeem automatisch onderbroken.
Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal.
6
Rijden
Page 220 of 400

218
Als de adaptieve snelheidsregelaar
automatisch is onderbroken, kan deze pas
weer worden geactiveerd als weer aan alle
veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan.
De melding "Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt" wordt
weergegeven zolang het niet mogelijk is om de
adaptieve snelheidsregelaar weer te activeren.
Als het activeren weer mogelijk is, is het
raadzaam de functie te activeren door de
toets 2
(SET+) of 3 ( SET-) in te drukken waarbij
uw actuele snelheid als nieuwe ingestelde
snelheid wordt opgeslagen. Het indrukken van
de toets 4
(
inschakelen/pauze) om de functie te
activeren met de laatste ingestelde snelheid is
ook mogelijk, maar daarbij kan deze snelheid
sterk afwijken van uw actuele snelheid.
Werkingslimieten
Het bereik van de snelheidsregelaar is beperkt
tot een verschil van maximaal 30 km/h tussen de
ingestelde snelheid en de snelheid van de voorligger.
De werking van het systeem wordt in dat geval
onderbroken als de afstand met de voorligger te klein
wordt.
De adaptieve snelheidsregelaar vermindert de rijsnelheid
uitsluitend door af te remmen op de motor. Daardoor
neemt de snelheid langzaam af, zoals dat ook gebeurt bij
het loslaten van het gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch
onderbroken:
- als de voorligger te sterk of te plotseling afremt en u zelf niet remt,
-
a
ls een voertuig invoegt tussen uw auto en
uw voorligger.
-
a
ls het systeem de snelheid niet voldoende
kan verminderen om een veilige afstand te
bewaren, zoals in een steile afdaling.
Aangezien het radardetectiebereik relatief
beperkt is, kan het systeem het volgende
wellicht niet detecteren:
-
s
malle voertuigen, bijvoorbeeld
motorfietsen,
-
v
oertuigen die niet in het midden van de
rijstrook rijden, -
v
oertuigen die een bocht in rijden,
-
v
oertuigen die plotseling van rijstrook
wisselen.
De snelheidsregelaar houdt geen rekening
met:
-
s
tilstaande voertuigen,
-
t
egemoetkomende voertuigen.
Storing
Bij een storing van het systeem wordt u
door een geluidssignaal en de weergave
van de melding "Storing rijhulpfuncties"
gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Rijden
Page 221 of 400

219
De adaptieve snelheidsregelaar werkt
zowel overdag als 's nachts, ook bij mist
en matige regen.
De functie remt de auto niet af via het
remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de adaptieve
snelheidsregeling is beperkt: de snelheid
wordt niet meer aangepast als het verschil
tussen de ingestelde snelheid van uw auto
en de snelheid van de voorligger te groot
wordt.
Als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van uw voorligger te groot wordt, kan
het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt
automatisch uitgeschakeld.Waarschuwing kans op
aanrijding en Active Safety Brake
Werkingsvoorwaarden
Het systeem Waarschuwing kans op
aanrijding werkt alleen:
-
b
ij een van een kentekenplaat voorzien
voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of
staat,
-
b
ij voetgangers,
-
a
ls de snelheid minimaal 7 km/h is
(de functie wordt uitgeschakeld als de
snelheid daalt tot 5
km/h).
Het systeem Active Safety Brake werkt:
-
t
ussen 5 en 140 km/u, in geval van een
rijdende auto,
-
w
anneer de rijsnelheid lager is dan 80 km/h
bij stilstaande voertuigen,
-
w
anneer de rijsnelheid lager is dan 60 km/h
bij een voetganger,
-
i
ndien de passagiers hun veiligheidsgordel
hebben omgedaan,
-
i
ndien de auto niet snel accelereert,
-
i
ndien de auto geen scherpe bocht maakt,
Het systeem Active Safety Brake werkt niet:
-
a
ls de voorbumper van de auto is
beschadigd,
-
b
innen 10 seconden na de laatste keer dat
het systeem in werking is getreden,
-
b
ij een storing in het elektronische
stabiliteitsprogramma.
Het systeem Waarschuwing kans op
aanrijding waarschuwt de bestuurder
wanneer er een risico bestaat op een
aanrijding met een voorligger of een
voetganger op de rijstrook.
Het systeem Active Safety Brake treedt
in werking wanneer de bestuurder, na de
waarschuwing, niet snel genoeg reageer t
en niet remt.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de
bestuurder, een aanrijding te voorkomen
of de zwaar te van de aanrijding te
beperken door de snelheid van de auto te
verminderen.
Deze systemen maken gebruik van een radar
in de voorbumper en een camera boven aan de
voorruit.
6
Rijden
Page 222 of 400

220
Grenzen van het systeem
In de volgende gevallen is het raadzaam
het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
-
b
ij het trekken van een aanhangwagen of
een caravan,
-
a
ls lading op de imperiaal boven de voorruit
uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),
-
a
ls de auto wordt gesleept met draaiende
motor,
-
a
ls het noodreser vewiel (indien aanwezig) is
gemonteerd,
-
a
ls de auto tijdens onderhoud in de
werkplaats op een rollenbank wordt getest,
-
a
ls de auto in een automatische wasstraat
wordt gewassen,
-
a
ls de remlichten niet werken. Door de werkingslimieten van het systeem
kan het gebeuren dat waarschuwingen
niet, te laat of op onjuiste momenten
worden gegeven. Daarom moet u altijd
waakzaam blijven zodat u op elk moment
kunt ingrijpen om een aanrijding te
voorkomen.Waarschuwing kans op
aanrijding
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een
aanrijding en de geselecteerde stand voor de waarschuwing
kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd
en weergegeven op het instrumentenpaneel.
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het head-up display.
Niveau 1 : waarschuwing door
middel van visuele signalen die
aangeeft dat de afstand tot de
voorligger zeer klein is.
Er verschijnt een bericht om op
te letten wanneer u de voorligger
nadert. Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de
afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Niveau 2: waarschuwing door
middel van visuele signalen en
geluidssignalen die aangeeft dat
een aanrijding dreigt.
Er wordt een melding weergegeven
om de bestuurder aan te sporen te
remmen.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op
de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt
rekening gehouden met de voertuigdynamiek,
de snelheid van uw auto en die van de
voorligger, de weersomstandigheden, de
rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van
pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het
meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld. Laat het
systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval
wordt waarschuwingsniveau 2 direct
weergegeven.
Bovendien wordt waarschuwingsniveau
1
nooit weergegeven als de stand
" Dichtb. " is geselecteerd.
Rijden
Page 223 of 400

221
Instellen van de stand voor de
activering van de waarschuwing
De stand voor de activering van de
waarschuwing is bepalend voor de manier
waarop u wordt gewaarschuwd voor een
rijdende of stilstaande voorligger, of een
voetganger op uw rijstrook.
U kunt uit drie standen kiezen:
- "Ver " om vroeg gewaarschuwd te worden
(voorzichtige rijstijl).
-
"Normaal ",
-
"Dichtb. " om later gewaarschuwd te
worden.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu " Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Autom.
noodremfunctie ".
Wijzig vervolgens het waarschuwingsniveau.
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu " Rijden/Auto " de functie
" Waarschuwing kans op
aanrijding en automatisch
remmen ".
Wijzig vervolgens het waarschuwingsniveau.
Druk op " Bevestigen" om de wijziging op te
slaan.
Active Safety Brake
Als de radar en de camera de
aanwezigheid van een voertuig of
een voetganger hebben bevestigd,
knippert dit lampje als het systeem
wordt geactiveerd. Belangrijk
: als de werking van het
automatische noodremsysteem
wordt geactiveerd, moet u de
controle over uw auto overnemen en
remmen met het rempedaal om het
automatische remmen aan te vullen
of te beëindigen.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal in te trappen.
Het moment van activeren van de remmen
kan worden aangepast aan het rijgedrag
van de bestuurder, zoals stuuracties of het
intrappen van het gaspedaal.
Als het systeem in werking is, kunnen er
lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot
2
seconden geactiveerd.
Als het automatische noodremsysteem
niet is ingeschakeld, wordt u hier voor
gewaarschuwd door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met een
melding.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat deze
door het automatische noodremsysteem tot
stilstand is gebracht. Houd het rempedaal
ingetrapt als u dit wilt voorkomen.
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, is bedoeld om de
snelheid van de aanrijding te beperken of de
frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen
wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de radar en de camera
activeert het systeem de remmen van de auto.
6
Rijden
Page 224 of 400

222
Als het automatische noodremsysteem niet is
ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd
door het permanent branden van dit lampje in
combinatie met een melding.
Intelligente noodremassistentie
(AFUi)
Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt
om de aanrijding te voorkomen, zorgt het
systeem voor voldoende remkracht.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Uitschakelen / inschakelen van
de waarschuwing en het remmen
Standaard wordt de functie automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uit- of ingeschakeld via
het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu "Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Autom.
noodremfunctie ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Waarschuwing kans op aanrijding
en automatisch remmen ".
Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd
door het branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van
een melding en een geluidssignaal.
Als de storing aanhoudt, neem dan contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. Als een van de twee sensoren (camera of
radar) is afgedekt of een beperkt bereik
heeft ter wijl de andere normaal werkt,
blijft het systeem werken maar minder
nauwkeurig dan normaal. Dit wordt niet
aangegeven door een melding of een
lampje.
Om storingen in de werking van de radar
te voorkomen, mag de bumper niet
worden gespoten.
Slechte weersomstandigheden (zware
regenval, opeenhoping van sneeuw
rond de radar en de camera) kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. In dat geval verschijnt er
een storingsmelding. De functie is niet
beschikbaar zolang deze melding wordt
weergegeven.
Rijden