Page 113 of 400

111
F Beweeg de hendel omhoog (zonder het zware punt te overschrijden) en verschuif
het geheel naar voren of naar achteren.
F
L
aat de hendel los zodra de gewenste
positie is bereikt.
F
C
ontroleer of de tafel goed is vergrendeld
op de rail. Is dat niet het geval, verschuif
hem dan iets over de rail tot de volgende
stand is bereikt.
U kunt de tafel in de uitgeklapte of
ingeklapte stand zetten. Om de veiligheid
echter te waarborgen, wordt het aanbevolen
de tafel in de ingeklapte stand te zetten.
Om er voor te zorgen dat het inklappen en
uitklappen van de tafel soepel werkt, dient u
er voor te zorgen dat de ruimte van de rail op
de vloer niet door objecten wordt belemmerd.
Controleer voordat u de tafel verplaatst of er
niets op de tafel ligt.Uitklappen
F Bedien de hendel aan de bovenzijde en beweeg de complete tafel omhoog tot deze
wordt vergrendeld.
F
T
rek beide tafelbladen zo ver mogelijk
omhoog, klap ze ver volgens opzij en zet ze
in de horizontale stand.
Inklappen
F Beweeg beide tafelbladen omhoog tot voorbij het zware punt en zet ze in de
verticale stand.
F
D
ruk beide tafelbladen zo ver mogelijk in
hun behuizing tot ze worden vergrendeld.
F
D
ruk op de hendel en kantel de complete
tafel omlaag tot deze wordt vergrendeld.
Controleer voordat u de tafelbladen inklapt
of er niet opligt. Controleer voordat u het
geheel kantelt of de twee tafelbladen
correct zijn vergrendeld in de lage stand
en dat er zich geen voor werpen (blikje,
pen enz.) in de bekerhouder bevinden.
3
Ergonomie en comfort
Page 114 of 400
112
Verwijderen
F Beweeg de hendel helemaal omhoog om de verankeringspunten te ontgrendelen en
kantel de complete tafel naar voren.
F
H
aal de complete tafel naar buiten via de
schuifdeur bij de tweede zitrij.
Controleer of er geen voor werpen aanwezig
zijn bij de rail op de vloer zodat de tafel
probleemloos kan worden verwijderd.
Richting omdraaien
Voor meer comfort is het raadzaam een
stoel te verwijderen.
Nadat u de tafel hebt ver wijderd, kunt u hem
180
graden draaien.
Bekerhouders
Vloeistof in een beker die kan omvallen,
vormt altijd een risico. Wees voorzichtig.
Gebruik deze stand van de tafel nooit als
de auto rijdt.
U kunt 2
bekers of blikjes plaatsen en kleine
voorwerpen (creditcard, uitneembare asbak,
pen enz.) opbergen op het middelste gedeelte
van de uitgeklapte tafel.
Ergonomie en comfort
Page 115 of 400

113
Terugplaatsen
F Controleer of er geen voor werpen op de rail liggen die het vergrendelen kunnen verhinderen.
F Controleer of de hendel in de hoge stand staat (vergrendelmechanisme geactiveerd).
Til de hendel anders zo ver mogelijk op om
het mechanisme in te schakelen.
F
P
laats het voorste deel van de tafel op de
rail.
F
K
lap het geheel naar achteren tot u hoort
dat de tafel is vergrendeld; zorg er voor
dat de bewegingen van de hendel niet
gehinderd worden.
F
C
ontroleer of het geheel goed is
vergrendeld op de rail. Is dat niet het geval,
verschuif deze dan iets over de rail tot de
volgende stand is bereikt. Inzittenden kunnen anders gewond raken
bij een ongeval of een noodstop.
F
L
aat de hendel los als de geleider in de rail
is vergrendeld.
Let bij het kantelen op de voeten van de
passagiers.Buiten de auto opslaan
Wanneer u de tafel uit de auto ver wijdert
en opslaat, bewaar hem dan op een
schone plaats om te voorkomen dat er
troep in de mechanismen terechtkomt.
De tafel moet buiten de auto worden
geplaatst op een vlakke en horizontale
ondergrond, die tegen de geleider steunt,
zodat er geen zichtbare delen worden
beschadigd. Let op: als de tafel buiten de auto wordt
neergezet, maakt hij een hoek naar rechts
of naar links.
3
Ergonomie en comfort
Page 116 of 400

114
Om de tafel of een afzonderlijke stoel naar
voren of achter te bewegen, dient u er zeker
van te zijn dat de rugleuning van de stoel
rechtop staat en de tafel is opgeborgen.Bij het opbergen van de lades van de tafel,
mag u nooit uw hand in het schuifgebied
steken. Uw vingers kunnen bekneld raken.
Gebruik de desbetreffende greep.
Plaats nooit warme voor werpen zoals
pannen of branders op de tafel; het
opper vlak van de tafel kan hierdoor
beschadigd raken (kans op brand). Wanneer de tafel is uitgeklapt kan iedere
lade maximaal met 10
kg worden belast.
Als u zich niet aan de maximale belasting
houdt, kan de tafel gedeeltelijk of volledig
worden beschadigd.
Beweeg de tafel niet omhoog als deze
tussen twee stoelen is geplaatst, de
tafelbladen kunnen dan beschadigd raken.
Onjuist gebruik van de tafel kan ernstig
letsel veroorzaken.
Gebruik de tafel nooit in de geopende of
uitgeklapte stand wanneer de auto rijdt.
Alle objecten op de tafel veranderen in
gevaarlijke projectielen wanneer de auto
plotseling moet remmen.
Controleer voordat u gaat rijden of de tafel
zich in de lage stand bevindt.
Gebruik de tafelbladen nooit als zitplaats
en druk er niet op.
Op een sticker op de zijkant van de tafel
staat hetzelfde advies vermeld.
Ergonomie en comfort
Page 117 of 400

115
Handbediende airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor draait.
1.Luchtopbrengst.
2. Recirculatie van de interieurlucht.
3. Luchtverdeling: voorruit en zijruiten.
4. Luchtverdeling: middelste
ventilatieroosters en zijventilatieroosters.
5. Luchtverdeling: voetenruimte.
6. Temperatuur.
7. Airconditioning aan/uit
Luchtopbrengst
F Draai aan de draaiknop
om de gewenste
luchtopbrengst te
verkrijgen. Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0
staat
(uit), wordt het thermische comfort niet
meer geregeld. Tijdens het rijden blijft er
een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
F Draai de knop van " LO"
(koel) naar " HI" (warm)
om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere toetsen in te drukken.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op deze toets. Het lampje gaat branden.
3
Ergonomie en comfort
Page 118 of 400

116
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. Het lampje gaat uit.
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
1. Recirculatie van de interieurlucht.
2. Luchtverdeling.
3. Temperatuur linkerzijde.
4. Programma "zicht".
5. Airconditioning A AN/UIT.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Centrale regeling of aan-/uitfunctie van
de verwarming en airconditioning achter
(afhankelijk van de uitvoering).
8. Temperatuur rechterzijde.
9. Luchtopbrengst.
Automatisch comfortprogrammaOm bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de voetenruimte van de passagiers
verdeeld.
Om sneller koele lucht te
verkrijgen, kunt u gedurende
enige tijd de luchtrecirculatie
inschakelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten). F
D
ruk meerdere keren op de
knop AUTO .
Het geactiveerde programma wordt zoals
hieronder beschreven weergegeven op het
display:
Voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Ergonomie en comfort
Page 119 of 400

117
Handbediening
Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De overige functies blijven
automatisch geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, verdwijnt het
symbool "AUTO".
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op deze toets tot het
symbool van de propeller is
verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld. Tijdens het rijden blijft er een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in – Kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit!
F
D
ruk op deze toets om het
systeem weer in te schakelen.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F
D
uw de toets omlaag
om de waarde te
verlagen of omhoog om
de waarde te verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor een
o ptimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere
waarde instellen; een waarde tussen 18
en 24 is
gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen
links en rechts niet meer dan 3
te laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil. Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14
of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
Functie "Mono"
F Duw de toets omlaag tot LO
wordt weergegeven
of omhoog
tot HI wordt
weergegeven.
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone). F
D
ruk op deze toets om de
functie in of uit te schakelen.
Het lampje van de toets brandt als
de functie is ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een passagier de temperatuurregeling aan
passagierszijde bedient.
3
Ergonomie en comfort
Page 120 of 400

118
Verwarming –
airconditioning achter
F Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie de
rubriek Verwarming – airconditioning
achter .
Programma "zicht"
F Druk op de toets " zicht" om de
voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden. F
D
ruk nogmaals op de toets
" zicht " om het programma uit te
schakelen.
Of F
D
ruk op de toets "AUTO"
om terug te keren
naar het automatische
comfortprogramma.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op deze toets. Het lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. Het lampje gaat uit.
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets om de luchtstroom afwisselend
te verdelen naar:
Om sneller koele lucht te
verkrijgen, kunt u gedurende
enige tijd de luchtrecirculatie
inschakelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in. Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voetenruimten.
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voeten van de
inzittenden,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en
de voeten van de inzittenden,
-
d
e middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
d
e voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Ergonomie en comfort