Page 185 of 400

183
Het lampje gaat niet branden als de
motor warm is. Neem afhankelijk van
de weersomstandigheden de volgende
voorschriften in acht:
-
L
aat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
-
W
acht onder winterse omstandigheden
na het aanzetten van het contact
met starten tot het verklikkerlampje
voorgloeien uit is.
-
O
m de goede werking en de
levensduur van de mechanische
onderdelen van de motor en de
versnellingsbak van uw auto te
garanderen moet u bij zeer koud
weer (temperaturen lager dan -23
°C)
de motor gedurende 4
minuten
stationair laten draaien alvorens weg
te rijden.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Kans op (dodelijke) vergiftiging. Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met
een dieselmotor
de motor pas
na het doven van het lampje
"Voorgloeien" gestart.
Als dit lampje gaat branden
nadat u op de knop "START/
STOP" hebt gedrukt, moet u het
rem- of het koppelingspedaal
ingetrapt houden tot het lampje
dooft. Druk niet nogmaals op de
knop "START/STOP" voordat de
motor draait.
De afstandsbediening van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich in de
detectiezone bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
ter wijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten de
detectiezone bevindt, wordt een melding
weergegeven.
Om de motor te kunnen starten moet u
ervoor zorgen dat de afstandsbediening
zich binnen de zone bevindt.Als aan een van de voor waarden voor het
starten niet wordt voldaan, verschijnt er
een melding op het instrumentenpaneel.
In bepaalde gevallen is het nodig om het
stuur wiel te bedienen ter wijl de toets "START/
STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te
ontgrendelen; er verschijnt dan een melding.
Uitschakelen
F Breng de auto tot stilstand. F
D
ruk op de knop " S TA R T/
STOP " ter wijl de
afstandsbediening zich in de
detectiezone bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
6
Rijden
Page 186 of 400

184
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Bij gebruik van niet door CITROËN
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De door CITROËN goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Zet het contact aan
(zonder te starten)
Het contact kan worden aangezet
door, ter wijl de elektronische sleutel
van het Keyless entry and start-
systeem zich in de auto bevindt,
zonder pedalen in te trappen op
de knop "START/STOP" te drukken.
U kunt dan ook verschillende elektrische
functies activeren (radio, verlichting enz.).
F
D
ruk op de "START/STOP"-knop:
de verlichting en lampjes van het
instrumentenpaneel gaan branden
zonder dat de motor wordt gestart.
F
D
ruk nogmaals op deze knop
om het contact af te zetten en
de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.
Noodprocedure voor het starten
Als de auto de elektronische sleutel niet
herkent in het detectiegebied doordat de
batterij van de afstandsbediening leeg is, kan
de noodsleutellezer links achter het stuur wiel
worden gebruikt om de auto te starten. F
H
oud de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer.
F
B
lijf bij een handgeschakelde
versnellingsbak met de versnellingshendel
in neutraal, het koppelingspedaal tot op
de vloer ingetrapt houden tot de motor is
aangeslagen.
Rijden
Page 187 of 400

185
F Als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak, selecteer dan de stand N
en houd vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.
F Druk op de knop "START/ STO P ".
De motor wordt gestart.
Geforceerd afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen en bij stilstaande
auto kunt u de motor geforceerd afzetten. F
H
oud daar voor de
knop "START/STOP"
ongeveer 3
seconden
ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot vergrendeld
zodra de auto stilstaat.
Afstandsbediening wordt
niet herkend
F Houd de knop "START/ STOP" ongeveer
3
seconden ingedrukt
als u de motor
geforceerd wilt afzetten
en neem vervolgens
contact op met het
CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde
werkplaats.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt als u een portier sluit of
wanneer u (op een later moment) de motor wilt
afzetten, wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
6
Rijden
Page 188 of 400

186
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutels is een chip aangebracht die over
een geheime code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk.Omwille van de veiligheid en ter
voorkoming van diefstal: laat nooit de
elektronische sleutel in de auto achter,
ook niet wanneer u in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
Parkeerrem
Aantrekken
F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te
zetten.
Vrijzetten (op vlakke
ondergrond)
Als tijdens het rijden dit lampje
brandt in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets)
is aangetrokken. Stuur bij het parkeren van de auto, zeker
wanneer deze zwaar is beladen, op een
helling de voor wielen in de richting van het
trottoir en trek ver volgens de parkeerrem
aan.
Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Schakel bij een handgeschakelde versnellingsbak
een versnelling in en zet het contact uit.
Selecteer bij een automatische
transmissie de stand P en zet ver volgens
het contact uit.
Selecteer bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand A en zet
ver volgens het contact uit.
F
T
rap het rempedaal in en trek de
hefboom van de parkeerrem iets
omhoog, druk de ontgrendelknop
in en duw de hefboom geheel
omlaag.
Rijden
Page 189 of 400

187
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden
op een helling kort (ongeveer 2 seconden) op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief als:
-
a
ls de auto volledig stilstaat ter wijl u het
rempedaal intrapt,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het lampje
van de parkeerrem brandt. Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling is ingeschakeld, dan
wordt de auto even op zijn plaats gehouden
als u het rempedaal loslaat. Wanneer uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie en u met een
zwaar beladen auto moet wegrijden op
een steile helling (hellingopwaarts of
- af wa a r t s), houd dan het rempedaal
ingetrapt
, selecteer de stand D , zet de
parkeerrem vrij en laat ver volgens het
rempedaal weer los.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
eerste versnelling of de neutraalstand.
F
Sel
ecteer bij een automatische transmissie
de stand D , of in de stand M voor
sequentieel schakelen.
F
S
electeer bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand A of M.
Storing
Bij een storing in het systeem gaan deze
lampjes branden en wordt er een melding
weergegeven. Laat het systeem zo spoedig
mogelijk controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 190 of 400

188
Handgeschakelde 5-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te
vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
F Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de neutraalstand.
F
B
eweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of
de 6e versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Doet u dit niet, dan kan de versnellingsbak
zwaar beschadigd raken (per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar
links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Rijden
Page 191 of 400

189
Schakelindicator
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te
verminderen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren
één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzing opvolgen zonder de
tussenliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
Bij bepaalde BlueHDi-dieseluitvoeringen
met handgeschakelde versnellingsbak
kan het systeem u onder bepaalde
rijomstandigheden verzoeken om de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten (weergave van de letter N op het
instrumentenpaneel), om het tijdelijk
afzetten van de motor mogelijk te maken
(STOP-fase van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen.
De keuze van de optimale versnelling
hangt namelijk altijd af van de situatie
op de weg, de verkeersdrukte en de
veiligheid.
De bestuurder moet derhalve altijd
waakzaam blijven. Voorbeeld:
-
U r
ijdt in de derde versnelling.
-
U t
rapt het gaspedaal in.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak
kan naast de pijl ook de geadviseerde versnelling
worden weergegeven. Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
Deze functie kan niet worden
uitgeschakeld.
-
H
et systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
6
Rijden
Page 192 of 400

190
Automatische transmissie
Bij deze automatische transmissie met zes
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen : het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd,
-
h
andmatig schakelen : in deze stand kan
de bestuurder zelf sequentieel schakelen.
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers aan de stuurkolom, bijvoorbeeld om
even snel in te halen.
Keuzeschakelaar
Bij het bedienen van de keuzeschakelaar
is het om veiligheidsredenen raadzaam
om het rempedaal ingetrapt te houden. P.
Parkeerstand.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt en
draai de keuzeschakelaar in deze
stand om de auto te parkeren of om
de motor te kunnen starten.
R. Achteruitversnelling.
F
D
raai de keuzeschakelaar in deze
stand.
N. Neutraalstand.
F
D
raai de keuzeschakelaar in deze
stand om de motor te kunnen starten.
D. Automatische werking.
F D raai de keuzeschakelaar in deze
stand.
M. Handbediening om sequentieel te
schakelen.
F
D
ruk met de keuzeschakelaar in de
stand D op deze toets en gebruik
ver volgens de flippers aan de
stuurkolom om te schakelen. De stand N kunt u gebruiken in een file
of bij het wassen van de auto in een
automatische wasstraat.
Flippers aan de stuurkolom
Met de flippers kunt u de neutraalstand
niet selecteren en de achteruitversnelling
niet in- en uitschakelen.
F
T
rek de rechter flipper "
+" naar u toe om op
te schakelen.
F
T
rek de linker flipper "
-" naar u toe om terug
te schakelen.
Rijden