Page 129 of 400

127
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.
Automatisch inschakelen
koplampen.
Alleen parkeerlichten.
Dimlicht of grootlicht.
Dimlicht/grootlicht
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Het branden van het desbetreffende
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft
aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Zonder automatische verlichting
Met automatische verlichting
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Mistverlichting
Alleen met mistachterlicht
Lichten uit (afgezet contact) /
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug. Het mistachterlicht werkt als minimaal
de parkeerlichten zijn ingeschakeld.
F Draai de ring naar voren om het mistachterlicht in te
schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met automatische verlichting),
blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om het mistachterlicht
uit te schakelen.
4
Verlichting en zicht
Page 130 of 400

128
Met mistlampen vóór en
mistachterlicht
De mistlampen vóór werken als
de dimlichten zijn ingeschakeld
(handmatig of in de stand AUTO).
Verdraai de ring:
F
e
enmaal naar voren om de mistlampen vóór in
te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om het mistachterlicht
uit te schakelen,
F
n
ogmaals naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld
(uitvoeringen met automatische verlichting) of als
het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven
de mistverlichting en het parkeerlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen. De
parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld. Als de verlichting ingeschakeld blijft
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van de
voorportieren wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de
verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met de
lichtschakelaar.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de zonlichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
Verlichting en zicht
Page 131 of 400

129
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Dagrijverlichting (LED's)
vóór
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting (indien aanwezig) automatisch
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de
stand " 0" of " AUTO " staat.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een zonlichtsensor
schakelen bij onvoldoende omgevingslicht de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch in. Bij neerslag kan
de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Inschakelen
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het
zware punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Richtingaanwijzers
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden en
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. F
D
raai de ring in de stand AUTO. Het
inschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
4
Verlichting en zicht
Page 132 of 400

130
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde
lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde van
de voorruit achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer bediend.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
InschakelenUitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde periode automatisch
uitgeschakeld.
Automatische follow me
home-verlichting
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen. Als de functie voor het automatisch
inschakelen van de verlichting is geactiveerd,
schakelt onder donkere omstandigheden het
dimlicht automatisch in wanneer u het contact
uitschakelt.
Instellingen
Het in- of uitschakelen van de functie en de
tijdsduur van het branden van de follow me
home-verlichting kunnen worden ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"
Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Follow-
me-home verlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Follow
me home-verlichting ".
Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless entry
and start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Verlichting en zicht
Page 133 of 400

131
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Instapverlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Instapverlichting ".
Statische bochtverlichting
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Zonder statische bochtverlichtingInschakelen
Het systeem wordt geactiveerd:
- bij het inschakelen van een richtingaanwijzer,
of
- als het stuur wiel ver genoeg wordt verdraaid.
Uitschakelen
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Met statische bochtverlichting
Instellingen
Het in- en uitschakelen van de functie
instapverlichting en de duur van het branden
van de instapverlichting kunnen worden
ingesteld.
4
Verlichting en zicht
Page 134 of 400

132
Instellen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Dit systeem is standaard geactiveerd.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Rijverlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Rijverlichting ".
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
De grootlichtassistent is een hulpsysteem
bij het rijden.
Het blijft de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de verlichting van zijn auto
aan te passen aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25
km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Inschakelen / uitschakelen
Met / audiosysteem
Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat
branden; het systeem is
ingeschakeld.
Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft; het
systeem is uitgeschakeld.
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu " Rijden/Auto " de functie
" Grootlichtassistent ".
F
Z
et ver volgens de ring van de
lichtschakelaar in de stand "AUTO" of
"dimlicht/grootlicht".
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Verlichting en zicht
Page 135 of 400

133
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen
door de lichtschakelaar naar zich toe te
trekken.
Bij het geven van een lichtsignaal wordt
het systeem niet uitgeschakeld.
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen. Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
a ls het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij
sneeuwval, zware regenval of dichte
mist, ...),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Bij te dichte mist wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
w
eggebruikers van wie de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-
w
eggebruikers die zich aan de top of
de voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Geef een lichtsignaal
om de werking van de
functie te onderbreken;
het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op
de stand "automatische
verlichting":
Hoogteverstelling
koplampen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0
- 1 of 2 personen voorin.
1
- 5 personen.
2
- 6 -9 personen.
3
- Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand 0: basisinstelling.
4
Verlichting en zicht
Page 136 of 400

134
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaat de verlichting
van de plafonnier vóór en het panoramadak
(indien aanwezig) automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Instellingen
Het in- en uitschakelen van de functie
sfeer verlichting en de lichtsterkte van de
sfeerverlichting kunnen worden ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Ambianceverlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Sfeerverlichting ".
Ruitenwisserschakelaar
Instellingen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende instellingen mogelijk:
-
a
utomatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
-
a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van
het gebied rondom de ruitenwisserarmen
en de ruitenwisserbladen en van het
voorruitrubber alvorens de ruitenwissers
in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Verlichting en zicht