210
Uitschakelen
StoringenBij snel accelereren, bijvoorbeeld in een
steile afdaling, kan de snelheidsbegrenzer
niet altijd voorkomen dat de ingestelde
snelheid wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden,
knippert de snelheid en klinkt er een
geluidssignaal.
F
D
raai knop 1
in stand 0
. De informatie van
de snelheidsbegrenzer wordt niet meer
weergegeven.
Het knipperen van streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.Snelheidsregelaar
("CRUISE")
Met behulp van de
snelheidsregelaar kan de
bestuurder met een constante
ingestelde snelheid rijden zonder
gas te hoeven geven.
Bij het uitschakelen van het contact worden
alle geprogrammeerde snelheden gewist.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning .
Rijden
213
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen
Storing
F Draai knop 1 in stand 0 . De informatie
van de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Als de streepjes knipperen wijst dit op een
storing in de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Adaptieve snelheidsregelaar
("CRUISE")
Dit systeem zorgt er voor dat de
auto automatisch de door de
bestuurder ingestelde snelheid
aanhoudt.
Inschakelen/uitschakelen
De rolknop voor
de selectie van de
snelheidsregelaar moet
in de stand "CRUISE"
staan, anders wordt
uw commando niet
uitgevoerd.
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld via
het configuratiemenu
van de auto.
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu " Rijden/Auto " de functie
" Adaptieve snelheidsregelaar ".
Bij het afzetten van het contact wordt de
status van de functie opgeslagen.
Stuurkolomschakelaars
Standaard is de afstand tot de voorligger
ingesteld op " Normaal".
In andere gevallen wordt de laatst
gebruikte instelling geactiveerd bij het
inschakelen van de functie.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand,
die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto
en de voorligger aanhouden.
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.Instellen van een snelheid / Verlagen van de
ingestelde snelheid.
3.Instellen van een snelheid / Verhogen van de
ingestelde snelheid.
4.Onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling.
5.Afhankelijk van de uitvoering van uw auto,
weergave van het overzicht van de opgeslagen
snelheden of opslaan van de snelheid die door de
snelheidslimietherkenning is aangegeven.
6.Er is keuze uit drie vaste instellingen voor de afstand
tot de voorligger ("Dichtb.", "Normaal", " Ver").
6
Rijden