5
1.Open dashboardkastje.
2. 12V-aansluitingen vóór (120
W)
Houd u aan het maximaal toegestane vermogen
om schade aan apparatuur te voorkomen.
3.USB-aansluiting.
4. AUX-aansluiting (JACK)
5. Bekerhouder.
6. Opbergvakken.
7. Gekoeld dashboardkastje (indien aanwezig).
Via een ventilatieopening, indien
geopend, bij draaiende motor en
ingeschakelde airconditioning.
8. Bovenste dashboardkastje.
9. 230V-aansluiting (150
W, indien
aanwezig).
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan apparatuur te
voorkomen.
10. Claxon.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
kunnen de opbergvakken al dan niet zijn
voorzien van een klep. Deze configuratie
is uitsluitend ter illustratie.
Schakelflippers aan de stuurkolom Centraal geplaatste rij schakelaars
1. Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
3. Bediening audiosysteem (afhankelijk van
de uitvoering)
4. Bediening snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar/adaptieve
snelheidsregelaar
5. Rolknop voor het selecteren van
de weergave op het display van het
instrumentenpaneel
6. Toets functie gesproken commando's
(afhankelijk van de uitvoering)
Instellen geluidsvolume (afhankelijk van
de uitvoering)
7. Bediening audiosysteem (afhankelijk van
de uitvoering) Vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit
Elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
Elektrische kinderbeveiliging
Alarmknipperlichten
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem
.
Overzicht
11
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
1.Instellingen van de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar.
2. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak.
3. Weergavezone: waarschuwingen of
meldingen over de status van functies,
boordcomputer, digitale snelheidsmeter
(km/h of mph), enz.
4 Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten
van het contact achter elkaar
weergegeven.
5 Dagteller (km of miles).
Bedieningsknoppen
Met instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay
A.Nulstelling onderhoudsindicator.
Herinnering onderhoudsinformatie of
de actieradius met de AdBlue
® van het
SCR-systeem.
Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren
naar bovenliggend niveau of annuleren
van huidige bewerking.
B. Dimmer verlichting.
Afhankelijk van de uitvoering: navigeren
in een menu, een lijst; een waarde
wijzigen.
C. Resetten van de dagteller.
Afhankelijk van de uitvoering: toegang
tot het configuratiemenu (lang ingedrukt
houden), valideren van een keuze
(kort indrukken).
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
A. Nulstelling onderhoudsindicator.
Herinnering onderhoudsinformatie of
de actieradius met de AdBlue
® van het
SCR-systeem.
Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren
naar bovenliggend niveau of annuleren
van huidige bewerking.
B. Dimmer verlichting.
Afhankelijk van de uitvoering: navigeren
in een menu, een lijst; een waarde
wijzigen.
C. Resetten van de dagteller.
Afhankelijk van de uitvoering: toegang
tot het configuratiemenu (lang ingedrukt
houden), valideren van een keuze (kort
indrukken).
U kunt de dimmer van de
dashboardverlichting ook via het
touchscreen aanpassen.
1
Instrumentenpaneel
18
Waarschuwings- resp. verklikkerlampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Voorgloeien
dieselmotor Permanent.
Het contact staat in de 2
e stand
(contact).
of
De knop " START/STOP " is
ingedrukt.Wacht met starten tot het lampje uitgaat.
Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor onmiddellijk gestart, op
voorwaarde dat:
-
h
et koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak,
-
h
et rempedaal ingetrapt wordt gehouden bij een auto met een
automatische transmissie of een elektronisch gestuurde versnellingsbak.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen
30
seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact
ver volgens weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de
motor start.
Te l a g e
bandenspanning Permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Deze controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het ver wisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
Knipperend
en vervolgens
permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje
SERVICE. Er is een storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel
35
- traject 1:
• gemiddelde snelheid,
•
g
emiddeld brandstofverbruik,
•
a
fgelegde afstand, tijdens het
eerste traject.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan
ook een 2
e traject worden weergegeven.
-
t
raject 2:
•
g
emiddelde snelheid,
•
g
emiddeld brandstofverbruik,
•
a
fgelegde afstand, tijdens het
tweede traject.
Traject resetten
Met instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay
F Druk zodra het gewenste traject wordt aangegeven de resettoets van het
instrumentenpaneel langer dan twee
seconden in.
Met instrumentenpaneel
met LCD-tekstdisplay of
matrixdisplayEnkele definities
Actieradius
(km of mijl)
Aantal kilometers dat u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden (berekend op basis van
het gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door
een gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het momentele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display. Na het
tanken van minimaal 8
liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en weergegeven
als deze meer dan 100
km bedraagt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als tijdens
het rijden de streepjes continu worden
weergegeven.
F
D
ruk de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar langer dan
twee seconden in zodra het traject wordt
aangegeven.
F
O
f druk langer dan twee seconden op de
rolknop op het stuurwiel (afhankelijk van
de uitvoering).
De trajecten 1
en 2
zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject 1
kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor
een dagelijks verbruik en traject 2
voor een
maandelijks verbruik.
1
Instrumentenpaneel
63
Bij een aanrijding wordt de elektrische
bediening uitgeschakeld. Het handmatig
openen en sluiten blijft mogelijk.
Tijdens het starten van de motor wordt
de beweging van de deur onderbroken.
De beweging wordt her vat als de motor is
aangeslagen.Afhankelijk van de motoruitvoering:
als u, ter wijl de Stop-stand van het
Stop & Start-systeem is geactiveerd,
de gesloten deur wilt openen, gaat
de deur een klein beetje open
waarna hij tot stilstand komt. Op het
moment dat de motor automatisch
overgaat op de Start-stand, gaat de
deur verder open.Schuifdeuren en breedte van uw
auto
Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd
hier rekening mee wanneer u de auto langs
een muur, een paaltje of een hoge stoeprand
parkeert.
De achterzijde van een geopende
schuifdeur zal nooit voorbij de
achterbumper van de auto komen.
Beveiliging / Detectie van obstakels
elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
Het obstakeldetectiesysteem wordt geactiveerd op
het moment dat de schuifdeur tijdens het bewegen
tegen een obstakel met een bepaalde weerstand
komt.
-
A
ls bij het sluiten van de schuifdeur een
obstakel wordt gedetecteerd, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze
vervolgens volledig geopend.
-
A
ls bij het openen van de schuifdeur een
obstakel wordt gedetecteerd, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze
vervolgens gesloten.
-
A
ls tijdens de beweging van de deur twee keer
achter elkaar een obstakel wordt gedetecteerd,
wordt de deur niet meer elektrisch gesloten.
Hierdoor wordt de deur gereset.
O
p een stijle helling: een veiligheidssysteem
vertraagt het opengaan van de deur.
W
acht in elk geval enkele seconden alvorens
de deur te bedienen (sluiten of openen).
2
Toegang tot de auto
64
Sluit de deur handmatig om veiligheidsredenen.
Ver volgens moet u de deur resetten.
Resetten elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
Als de elektrische bediening niet meer werkt,
moet u de schuifdeuren handmatig sluiten en
dan resetten:
F
S
luit handmatig de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn gesloten.
F
O
pen handmatig de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn geopend.
F
S
luit de schuifdeur(en) elektrisch.
Na het uitvoeren van deze procedure kunnen
de schuifdeuren weer elektrisch worden
bediend.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem
niet is verholpen.
Brandstofvulklep
Indien aanwezig, mag u de linker
schuifdeur niet openen wanneer de
brandstofvulklep open is, want anders
kunnen de klep en de schuifdeur
beschadigd raken en de persoon die tankt
kan letsel oplopen.
Als de brandstofvulklep open is en u wilt
de linker schuifdeur openen, dan zal een
mechanisme dit voorkomen.
U kunt de deur wel voor de helft openen.
Bij een handbediende schuifdeur moet u
de brandstofvulklep sluiten om de deur
weer te kunnen gebruiken.
Bij een elektrische deur moet u de
brandstofvulklep sluiten en op een
ontgrendelknop drukken om de deur
correct te kunnen bedienen.
Op een steile helling
Het elektrisch openen en sluiten van de
schuifdeuren is mogelijk bij hellingen tot 20%.
Als de auto met de voorzijde naar boven op
een helling staat, is echter voorzichtigheid
geboden bij het openen van de schuifdeuren.
De helling kan een versnelde beweging van de
schuifdeuren veroorzaken.
Als de auto op een steile helling staat, begeleid
de schuifdeur dan bij het sluiten met de hand.
Toegang tot de auto
74
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de super vergrendeling in met de sleutel (in
de afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact
het verklikkerlampje van de knop blijft
branden, duidt dit op een storing in
het systeem.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of
standaard.
Het systeem wordt 2
minuten nadat het
laatste te openen carrosseriedeel is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entry and start-systeem.
Elektrische ruitbediening
Handbediening
Duw of trek aan de schakelaar zonder het
zware punt te passeren. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar tot voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Bedien de
schakelaar opnieuw om het openen of sluiten
te stoppen.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar tot de ruit volledig wordt geopend.
Trek ver volgens binnen 4
seconden de
schakelaar omhoog tot de ruit wordt gesloten.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Resetten
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
antiklemvoorziening worden gereset.
F
O
pen de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens
als de schakelaar omhoog wordt bewogen,
sluit de ruit enkele centimeters.
F
L
aat de schakelaar los en trek deze
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten.
F
B
lijf de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vasthouden.
1
S
chakelaar ruitbediening links
2
S
chakelaar ruitbediening rechts De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
-
o
ngeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact.
-
a
ls bij afgezet contact een voorportier wordt
geopend.
Toegang tot de auto
224
Vermoeidheidsherkenningssysteem
Het is raadzaam om een pauze te nemen
wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval
elke twee uur.Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
Ga niet rijden als u moe bent.
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met
een snelheid van meer dan 65
km/h
zonder dat hij een pauze heeft genomen.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
-
h
et contact is enkele minuten afgezet
geweest,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65
km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65
km/h.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu "Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Detectie
verslapping aandacht ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Detectie
verslapping aandacht ".
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Signaal rijtijd" aangevuld met het systeem
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder". Het systeem beoordeelt de
waakzaamheid van de bestuurder
door afwijkingen in de koers
van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 65
km/h).
Rijden