Page 297 of 805

Drive-selectie (Automatische transmissie)í
Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de
sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere
respons. Dit zorgt voor een extra snelle acceleratie, wat nodig kan zijn voor het veilig
uitvoeren van manoeuvres zoals het wisselen van rijbaan, het oprijden van snelwegen of
het inhalen van andere voertuigen.
OPGELET
Gebruik de sportstand niet bij het rijden op gladde wegen zoals natte of met sneeuw
bedekte wegen. Dit kan slippen van de banden veroorzaken.
OPMERKING
lWanneer de sportstand wordt geselecteerd, wordt er met hogere motortoerentallen
gereden wat kan leiden tot een hoger brandstofverbruik. Mazda raadt aan om bij
normaal rijden de sportstand uit te schakelen.
lOnder de volgende omstandigheden kan de drive-stand niet worden overgeschakeld:
lABS/TCS/DSC is in bedrijflHet Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem/kruissnelheidsregelaar is
ingeschakeld.
lHet stuurwiel wordt abrupt gedraaid.
Tijdens het rijden
Drive-selectie
4-133íBepaalde modellen.
Page 298 of 805
qDrive-keuzeschakelaar
Druk voor het selecteren van de
sportstand de drive-keuzeschakelaar naar
de
zijde (naar voren).
Trek voor het annuleren van de sportstand
de drive-keuzeschakelaar naar de
zijde (naar achteren).
OPMERKING
lDe sportstand wordt geannuleerd
wanneer het contact wordt
uitgeschakeld.
lAfhankelijk van de
rijomstandigheden is het mogelijk
dat wanneer de sportstand is
geselecteerd de auto terugschakelt of
een weinig accelereert.
qKeuzemodusindikatie
Wanneer de sportstand wordt
geselecteerd, gaat de keuzemodusindikatie
in de instrumentengroep branden.
OPMERKING
Als de modus niet overgeschakeld kan
worden naar de drive-stand, gaat de
keuzemodusindikatie knipperen om de
bestuurder te attenderen.
4-134
Tijdens het rijden
Drive-selectie
Page 299 of 805

Gebruik van de 4-
wielaandrijving (4WD)
lHet 4WD systeem zorgt voor
uitstekende rijeigenschappen op wegen
die met sneeuw of ijs overdekt zijn, bij
het rijden door zand en modder,
alsmede bij het rijden op steile
hellingen of op overige gladde
ondergrond.
lBij auto's met een type A
instrumentengroep, de toestand van de
auto controleren of de auto door een
deskundige reparateur laten
inspecteren, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur, overeenkomstig de
indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes
op pagina 4-38.
WAARSCHUWING
Laat nooit een wiel doorspinnen dat
niet met de grond in aanraking is:
Het laten doorspinnen van een wiel
dat niet met de grond in aanraking is
doordat de auto vast is komen te zitten
of in een greppel is geraakt, is
gevaarlijk. Het aandrijfaggregaat kan
ernstig beschadigd worden, hetgeen
tot een ongeluk kan leiden of zelfs
oververhitting, olielekkage en brand
kan veroorzaken.
qRijden met 4WD
WAARSCHUWING
Vermijd bij het rijden met deze auto
het maken van scherpe bochten,
overmatig hoge snelheden en
plotselinge manoeuvres:
Het maken van scherpe bochten, het
rijden met overmatig hoge snelheden
en het maken van plotselinge
manoeuvres met deze auto is
gevaarlijk aangezien dit het risico van
verlies van de macht over het stuur,
het kantelen van de auto of de kans op
persoonlijk of dodelijk letsel verhoogt.
Deze auto heeft een hoger
zwaartepunt. Auto's met een hoger
zwaartepunt zoals utiliteitsvoertuigen
en 4WD voertuigen hebben andere
rijeigenschappen dan auto's met een
lager zwaartepunt.
Utiliteitsvoertuigen en 4WD
voertuigen zijn net zo min geschikt
voor het maken van bochten met hoge
snelheden als dat sportwagens met
laag profiel geschikt zijn onder off-
road omstandigheden goede prestaties
te leveren. Bovendien is de kans op
kantelen bij een utiliteitsvoertuig
beduidend groter dan bij andere
soorten voertuigen.
Tijdens het rijden
4WD
4-135
Page 300 of 805

WAARSCHUWING
Rijd voorzichtig wanneer de auto
geladen is door de rijsnelheid te
verlagen en de remmen eerder in
werking te stellen:
Het maken van plotselinge
manoeuvres en plotseling afremmen
tijdens het rijden met een geladen auto
is gevaarlijk, aangezien het rijgedrag
van een auto met een hoog
zwaartepunt in beladen toestand
anders is dan wanneer de auto niet
geladen is, hetgeen verlies van de
macht over het stuur en een ongeluk
kan veroorzaken.
qBanden en sneeuwkettingen
De toestand van de banden is van grote
invloed op de prestaties van de auto.
Bovendien dient u ter voorkoming van
beschadiging van het aandrijfmechanisme
op de volgende punten te letten:
Banden
lBij het vernieuwen van banden dienen
altijd alle voor- en achterbanden
tegelijkertijd vernieuwd te worden.
lAlle banden dienen van dezelfde maat,
constructie en fabricage te zijn en
dienen hetzelfde profielpatroon te
hebben. Besteed speciale aandacht bij
het monteren van sneeuwbanden of
andere soorten winterbanden.
lGebruik geen banden waarvan het
profiel versleten is tezamen met
normale banden.
lInspecteer de luchtdruk van de banden
bij de voorgeschreven intervallen, stel
deze af op de voorgeschreven
bandenspanning en initialiseer het
bandenspanningcontrolesysteem.
OPMERKING
Controleer voor de correcte
bandenspanning het
bandenspanningslabel dat aan het frame
van het bestuurdersportier bevestigd is.
lZorg ervoor dat de auto uitgerust is met
de oorspronkelijke velgen van de
voorgeschreven maat, op alle wielen.
Bij 4WD is het systeem gecalibreerd
met als uitgangspunt dat alle vier
wielen dezelfde afmetingen hebben.
Sneeuwkettingen
lMonteer sneeuwkettingen op de
voorbanden.
lGebruik geen sneeuwkettingen op de
achterwielen.
lWanneer de sneeuwkettingen zijn
aangebracht, niet sneller met de auto
rijden dan 30 km/h.
lRijd niet met de auto voorzien van
sneeuwkettingen op wegen die niet
overdekt zijn met sneeuw of ijs.
qSlepen
Als de auto gesleept moet worden, dient
deze met alle vier wielen volledig van de
grond af gesleept te worden (pagina 7-32).
4-136
Tijdens het rijden
4WD
Page 301 of 805

Stuurbekrachtiging
lDe stuurbekrachtiging functioneert
uitsluitend wanneer de motor draait.
Indien de motor niet draait of wanneer
de stuurbekrachtiging buiten werking
is, kan de auto alsnog worden bestuurd,
ofschoon er dan meer stuurkracht
vereist is.
Als het stuurwiel stroever dan
gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal
rijden of als het stuurwiel trilt, een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur raadplegen.
lBij auto's met een type A
instrumentengroep, de toestand van de
auto controleren of de auto door een
deskundige reparateur laten
inspecteren, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur, overeenkomstig de
indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Ook is het mogelijk dat afhankelijk van
de systeemafwijking of de
bedrijfstoestand de zoemer geactiveerd
wordt.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes
op pagina 4-38.
Zie In de volgende gevallen wordt een
waarschuwingszoemer geactiveerd op
pagina 7-52.
OPGELET
Houd het stuurwiel bij draaiende motor
nooit langer dan 5 seconden tegen een
van beide aanslagen (in de naar uiterst
rechts of links gedraaide positie). Er
bestaat dan kans op beschadiging van
het stuurbekrachtigingssysteem.
Tijdens het rijden
Stuurbekrachtiging
4-137
Page 302 of 805

i-ACTIVSENSEí
i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings- en
rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en
radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-
botsinghulpsystemen.
Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veiliger te rijden en
botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen. Echter aangezien elk van deze
systemen hun beperkingen hebben, altijd voorzichtig rijden en niet blindelings op deze
systemen vertrouwen.
qActieve rijondersteuningstechnologie
De actieve rijondersteuningstechnologie ondersteunt de bestuurder bij het veiliger rijden
doordat deze helpt potentiële gevaren te onderkennen en ongelukken te voorkomen.
Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid
Zichtbaarheid in het donker
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) ..................................................... pagina 4-141
Koplampregelsysteem (HBC) ........................................................................... pagina 4-142
Adaptieve LED koplampen ............................................................................... pagina 4-145
Vooruit/achteruit detectie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem(LDWS) ............................................... pagina 4-149
Dodehoekmonitor (BSM) ................................................................................. pagina 4-155
Afstandherkenning tussen voertuigen
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) ........................................................... pagina 4-162
Detectie bestuurdersvermoeidheid
Vermoeidheidswaarschuwing ............................................................................ pagina 4-166
Obstakeldetectie aan de achterzijde bij het wegrijden uit een parkeerplaats
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) ..................................................... pagina 4-169
Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid
Afstand tussen voertuigen
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem ................................................ pagina 4-174
Rijstrookafwijking
Rijstrookassistent .............................................................................................. pagina 4-185
Snelheidsregeling
Afstelbare snelheidsbegrenzer .......................................................................... pagina 4-195
4-138
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
i-ACTIVSENSE
Page 303 of 805

qAnti-botsingtechnologie
De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te
voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen
kunnen worden.
Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden
Vooruit rijden
Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) ................................................. pagina 4-199
Achteruit rijden
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) .............................................. pagina 4-205
Vermindering van de ernst van een botsing bij gemiddelde/hoge snelheden
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) ................................................... pagina 4-211
qCamera en Sensoren
Vooruitrijcamera (FSC)
De vooruitrijcamera (FSC) bespeurt rijstrookaanwijzingen en herkent koplampen,
achterlichten en stadsverlichting tijdens het rijden in het donker. De volgende systemen
maken ook gebruik van de vooruitrijcamera (FSC).
lKoplampregelsysteem (HBC)
lRijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem(LDWS)
lAdaptieve LED koplampen
lVermoeidheidswaarschuwing
lRijstrookassistent
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De vooruitrijcamera (FSC) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-214.
Radarsensor (voor)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig en vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen. De volgende
systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
lMazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem
lAfstandherkenninghulpsysteem (DRSS)
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-139
Page 304 of 805

De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille.
Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-217.
Lasersensor (voor)
De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die
weerkaatst wordt door het reflecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De
gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen
maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor).
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
lStadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)
De lasersensor (voor) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Lasersensor (Voor) op pagina 4-220.
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
lDodehoekmonitorsysteem (BSM)
lAchteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-223.
Ultrasonische sensoren (achter)
De ultrasonische sensoren (achter) detecteren de ultrasonische golven die door de
ultrasonische sensoren worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door
obstakels aan de achterzijde. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de
ultrasonische sensoren (achter).
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R)
De ultrasonische sensoren (achter) zijn gemonteerd in de achterbumper.
Zie Ultrasonische sensor (Achter) op pagina 4-225.
4-140
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE