Page 313 of 805

Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)í
Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Het systeem bespeurt de witte of gele strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken, waarschuwt
het de bestuurder door middel van de multi-informatiedisplay (voertuigen met type A
instrumentengroep), het knipperen van het LDWS waarschuwingslampje (voertuigen met
type B instrumentengroep) en het activeren van de LDWS waarschuwingszoemer.
Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte of gele strepen.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-214.
Vooruitrijcamera (FSC)
Voertuigen met type A instrumentengroep
De LDWS OFF indikatie gaat branden als het systeem defect is.
Voertuigen met type B instrumentengroep
Het LDWS waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-149íBepaalde modellen.
Page 314 of 805

WAARSCHUWING
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
lBij het rijden op wegen met scherpe bochten.lBij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken
leiden. De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van
rijbaanveranderingen en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting
waarin de auto rijdt en de directe omgeving ervan.
OPGELET
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
OPMERKING
lAls uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indikatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto
weer naar het midden van de rijstrook te brengen.
lWanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing
wordt werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem
de witte of gele strepen bespeurt.
lAls het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de auto
dicht in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeen dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch
uitgeschakeld.
lHet is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk nadat
de auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of
wanneer de auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is
afgeweken.
lHet LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
4-150
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 315 of 805

OPMERKING
lOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele
strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
lAls een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit
weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen.
lWanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en
de auto overhelt.
lWanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.lWanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een
snelweg rijdt.
lWanneer de witte of gele strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn
of de verf afgesleten is.
lWanneer het voertuig dat vóór u rijdt nabij de witte of gele streep rijdt en de streep
minder goed zichtbaar is.
lWanneer de witte of gele strepen niet goed zichtbaar zijn als gevolg van slecht
weer (regen, mist of sneeuw).
lWanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een
tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten
of gleuven met water.
lWanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
lWanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van
verontreiniging of afwijking van de optische as.
lWanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.lWanneer achterverlichting op het wegdek reflecteert.lWanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.lWanneer een schaduw van de vangrail parallel aan de witte of gele streep op de
weg valt.
lWanneer de rijstrook buitengewoon smal of breed is.lWanneer de weg buitengewoon oneffen is.lWanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.lWanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte of gele strepen zijn.lWanneer er wegmarkeringen of rijbaanmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-151
Page 316 of 805

qWanneer het systeem in werking is
1. Wanneer de LDWS schakelaar wordt
ingedrukt gaat het systeem over naar
standby en gaat de LDWS OFF
indikatie/indikatielampje uit.
Op de type A instrumentengroep wordt de
rijstrookaanduiding (scheidslijn)
aangegeven op de multi-
informatiedisplay.
Indikatie op display
2. Rijd terwijl het LDWS OFF
indikatielampje uit is naar het midden
van de rijstrook. Het systeem zal
beginnen te functioneren wanneer aan
alle onderstaande voorwaarden is
voldaan.
lDe auto rijdt in het midden van de
rijstrook met de witte of gele strepen
aan de linker of rechter zijde of aan
weerszijden.
lDe rijsnelheid is 65 km/h of hoger.
lDe auto rijdt op een rechte weg of op
een weg met flauwe bochten.
Op de type A instrumentengroep wordt de
rijstrookaanduiding aangegeven op de
multi-informatiedisplay.
Indikatie op display
Het LDWS systeem werkt niet in de
volgende gevallen:
lHet systeem kan de witte of gele
strepen niet bespeuren.
lDe rijsnelheid is minder dan 60 km/h.
lDe auto maakt een scherpe bocht.
lDe auto maakt een bocht met een niet
aangepaste snelheid.
4-152
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 317 of 805

OPMERKING
lHet LDWS functioneert niet totdat
het systeem een witte of gele streep
aan de linker- of rechterzijde heeft
bespeurd.
lWanneer het systeem een witte of
gele streep enkel aan één zijde
bespeurt, activeert het systeem enkel
de waarschuwing wanneer de auto
afwijkt aan de zijde waar de witte of
gele streep bespeurd wordt.
lDe afstand- en
waarschuwingsgevoeligheid die door
het systeem wordt gebruikt om de
mogelijkheid van een
rijstrookafwijking te bepalen kan
gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
Automatische uitschakeling
Voertuig met type A instrumentengroep
De rijstrookaanduiding (scheidslijn) wordt
aangegeven op de display.
De LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer aan de
voorwaarden voor functionering is
voldaan en de rijstrookaanduiding op de
display wordt aangegeven.
Voertuig met type B instrumentengroep
In de volgende gevallen wordt het LDWS
automatisch uitgeschakeld en gaat het
LDWS waarschuwingslampje in de
instrumentengroep branden.
lDe temperatuur binnen in de camera is
hoog of laag.
lDe voorruit rondom de camera is
beslagen.
lDe voorruit rondom de camera wordt
door een obstakel geblokkeerd,
waardoor het uitzicht naar voren
belemmerd wordt.
Waarschuwing voor automatische
uitschakeling
Wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd, bepaalt het LDWS dat
de bestuurder de bedoeling heeft van
rijstrook te wisselen en wordt de LDWS
waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
Het LDWS wordt nadat de bestuurder de
handeling heeft uitgevoerd automatisch
ingeschakeld.
lHet stuurwiel wordt abrupt gedraaid.
lHet rempedaal wordt abrupt ingetrapt.
lHet gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.
lDe richtingaanwijzerhendel wordt
bediend (nadat de
richtingaanwijzerhendel is teruggezet,
is het mogelijk dat het LDWS
gedurende ongeveer 3 seconden niet
werkt, de tijd die nodig is om de
rijstrookcorrectie uit te voeren).
OPMERKING
Nadat met de richtingaanwijzerhendel
in werking ongeveer 60 seconden zijn
verstreken, zal de LDWS waarschuwing
in werking treden als de auto dicht bij
een witte of gele streep komt.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-153
Page 318 of 805

qUitschakelen van het systeem
Druk op de LDWS schakelaar om het
LDWS systeem uit te schakelen. De
LDWS OFF indikatie/indikatielampje
gaat branden.
De rijstrookaanduiding die in de type A
instrumentengroep getoond wordt gaat uit.
qLDWS waarschuwing
Als het systeem bepaalt dat de
mogelijkheid van een rijstrookafwijking
bestaat. wordt de LDWS
waarschuwingszoemer geactiveerd en gaat
het LDWS waarschuwingslampje
knipperen. (voertuig met type B
instrumentengroep)
Als bij voertuigen uitgerust met de type A
instrumentengroep de mogelijkheid
bestaat van een rijstrookafwijking, geeft
het systeem in de multi-informatiedisplay
de richting aan waarin wordt bepaald dat
de auto van de rijstrook afwijkt.
Bedien het stuurwiel op geschikte wijze
en stuur de auto naar het midden van de
rijstrook.Indikatie op display
OPMERKING
lAls het LDWS waarschuwingsgeluid
op trilling is ingesteld klinkt het
geluid vanuit de autoluidspreker aan
de zijde waar het systeem bepaald
heeft dat de auto van de rijstrook
afwijkt.
lDe kans bestaat dat de LDWS
waarschuwingszoemer moeilijk
hoorbaar is, afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden zoals
geluiden van buiten.
lHet type waarschuwingsgeluid en
het volume kan gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
4-154
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 319 of 805

Dodehoekmonitorsysteem (BSM)í
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het
controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het
veranderen van rijbaan, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van
voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen.
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) detecteert voertuigen die van achteren naderen bij het
rijden in voorwaartse richting met een snelheid van 30 km/h of hoger en schakelt,
afhankelijk van de omstandigheden, de waarschuwingslampen van het dodehoekmonitor
(BSM) in die op de portierspiegels zijn aangebracht. Als de richtingaanwijzerhendel wordt
bediend voor het aangeven van een rijstrookverandering in de richting waarvoor het
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje brandt, waarschuwt het systeem de
bestuurder voor een voertuig in het detectiegebied door het knipperen van het
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje en het activeren van een zoemer.
Het detectiegebied van dit systeem beslaat de rijstroken aan beide zijden van de auto en
vanaf de achterzijde van beide voorportieren tot ongeveer 50 m achter de auto.
Detectiegebieden
Uw auto
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-155íBepaalde modellen.
Page 320 of 805

WAARSCHUWING
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk
uit te voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te
helpen op achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde
beperkingen ten aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje niet of met vertraging knippert
alhoewel er zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als
bestuurder altijd tot uw verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend
verkeer.
OPMERKING
lHet systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te
helpen op achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde
beperkingen ten aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje niet of met vertraging knippert
alhoewel er zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als
bestuurder altijd tot uw verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend
verkeer.
lHet contact op ON wordt gezet.lDe dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt en de dodehoekmonitor
(BSM) OFF indikatie/indikatielampje in de instrumentengroep gaat uit.
lDe rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
lHet dodehoekmonitorsysteem (BSM) zal onder de volgende omstandigheden niet
functioneren.
lDe rijsnelheid valt terug beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het dodehoekmonitor
(BSM) OFF indikatielampje uit is.
lDe versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel
(automatische transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt
achteruit.
4-156
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE