Page 185 of 805
qHellingstopfunctie (Automatische transmissie)
Voertuigen met i-stop zijn uitgerust met een hellingstopfunctie. Deze functie voorkomt dat
de auto wegrolt, zoals bijvoorbeeld wanneer het rempedaal op een helling onder de
volgende omstandigheden wordt losgelaten:
lTijdens stationair-stop (voorkomt dat de auto achteruit rolt)
lBij het wegrijden vanuit stilstand (voorkomt dat de auto plotseling in beweging komt als
gevolg van vooruitkruipen)
De remkracht blijft automatisch behouden wanneer het rempedaal wordt losgelaten en
de motor opnieuw gestart wordt.
Neem voet van rempedaal Remkracht behouden
Motor opnieuw gestart Acceleratie
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-21
Page 186 of 805

WAARSCHUWING
De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier
seconden in werking blijft nadat het rempedaal is losgelaten wanneer de auto gestart
wordt nadat deze met de i-stop functie tot stilstand is gebracht:lOvermatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de
snelheid van de auto ineens toeneemt. Controleer alvorens met de auto te gaan
rijden altijd de veiligheid rondom de auto en bedien de keuzehendel, het rempedaal
en het gaspedaal op de juiste wijze.
lDe auto zou anders onverwachts kunnen wegrollen afhankelijk van de belading en
of er al dan niet een aanhangwagen getrokken wordt. De auto zou echter nadat de
hellingstopfunctie is vrijgezet onder de volgende omstandigheden plotseling in
beweging kunnen komen:
(De keuzehendel staat in de stand N.)
Als de keuzehendel naar de N stand wordt verplaatst en het rempedaal wordt
losgelaten terwijl de i-stop functie in werking is, wordt de remkracht geleidelijk
vrijgegeven. Laat om met de auto weg te rijden nadat de motor opnieuw gestart is
het rempedaal los en zet de keuzehendel in een andere stand dan de N stand.
OPMERKING
lWanneer de auto op een steile helling tot stilstand wordt gebracht, functioneert de
hellingstopfunctie niet omdat de stationair-stop niet werkt.
lHet is mogelijk dat als gevolg van de werking van de hellingstopfunctie de reactie van
het rempedaal anders is, dat de remmen geluid maken of dat het rempedaal trilt. Dit
duidt echter niet op een defect.
4-22
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Page 187 of 805

qi-stop waarschuwingslampje, zoemer
Als er zich een defect in het systeem voordoet of bij waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem, wordt de bestuurder op de hoogte gesteld door de
waarschuwingszoemer en het waarschuwingslampje in de instrumentengroep.
Waarschuwingslampje/zoemer Controle
Wanneer de i-stop functie in werking is klinkt de
waarschuwingszoemer en gaan het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) en de overige
waarschuwingslampjes branden.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Wanneer de versnellingshendel in een andere stand dan
neutraal staat, de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
(Automatische transmissie)
Wanneer de keuzehendel in de stand D of M
(niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) staat,
de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.
Als dit het geval is, zal de motor om veiligheidsredenen
niet automatisch opnieuw gestart worden. Start de motor
met behulp van de normale methode.
Het i-stop waarschuwingslampje (oranje) knippert.Er is mogelijk een of ander defect in het i-stop systeem.
Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur
inspecteren.
Wanneer de i-stop functie in werking is, knippert het
i-stop indikatielampje (groen) tweemaal per seconde.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Controleer of de keuzehendel in de neutraalstand staat.
(Europees model)
Wanneer de i-stop functie in werking is, klinkt de
waarschuwingspieptoon en knippert het i-stop
indikatielampje (groen) tweemaal per seconde.
Controleer of het bestuurdersportier gesloten is.
(Behalve Europees model)
Terwijl de i-stop functie in werking is, klinkt de
waarschuwingspieptoon en brandt het i-stop
indikatielampje (groen).
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-23
Page 188 of 805

Meters en tellers
Type A
Type B
Snelheidsmeter ................................................................................................ pagina 4-25
Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ................................... pagina 4-25
Toerenteller ..................................................................................................... pagina 4-26
Brandstofmeter ............................................................................................... pagina 4-27
Instrumentenpaneelverlichting ....................................................................... pagina 4-28
Buitentemperatuurdisplay ............................................................................... pagina 4-29
Weergave van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar (Type A
instrumentengroep) ......................................................................................... pagina 4-30
Display van afstelbare snelheidsbegrenzer (Type A instrumentengroep) ....... pagina 4-30
4-24
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 189 of 805

Onderhoudsmonitor (Type A instrumentengroep) .......................................... pagina 4-31
Boordcomputer en INFO schakelaar .............................................................. pagina 4-31
qSnelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
de auto aan.
qKilometerteller, dagteller en
dagtellerkeuzeschakelaar
Door het indrukken van de
keuzeschakelaar kan de displayaanduiding
beurtelings veranderd worden van
dagteller A naar dagteller B wanneer een
van deze wordt getoond. De gekozen
functie zal dan op de display worden
aangegeven.
Druk op de
keuzeschakelaar Druk op de
keuzeschakelaar Dagteller A
Kilometerteller
Dagteller B
Kilometerteller
OPMERKING
Wanneer het contact op ACC of OFF
gezet wordt, kunnen de kilometerteller
of dagtellers niet getoond worden,
echter in de volgende gevallen kunnen
gedurende een periode van ongeveer 10
minuten door het indrukken van de
keuzeschakelaar de dagtellers
onbedoeld overgeschakeld of op nul
teruggesteld worden:
lNadat het contact vanuit ON op OFF
is gezet.
lNadat het bestuurdersportier
geopend is.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door de
auto afgelegde afstand aan.
Dagteller
De dagteller registreert de totale afgelegde
afstand van twee ritten. De ene rit wordt
geregistreerd in dagteller A en de andere
in dagteller B.
Dagteller A bijvoorbeeld kan de afstand
vanaf het punt van vertrek registreren en
dagteller B kan het punt registreren waar
de brandstoftank gevuld is.
Wanneer dagteller A wordt gekozen, zal
wanneer de keuzeschakelaar binnen één
seconde opnieuw wordt ingedrukt naar
dagteller B overgeschakeld worden.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-25
Page 190 of 805

Wanneer dagteller A wordt gekozen,
verschijnt TRIP A op de display. Wanneer
dagteller B wordt gekozen, verschijnt
TRIP B.
De dagteller registreert de totale door de
auto afgelegde afstand, totdat de meter
weer op nul teruggesteld wordt. Zet de
meter terug op“0.0”door de
keuzeschakelaar 1 seconde of langer
ingedrukt te houden. Gebruik deze meter
voor het meten van reisafstanden en voor
het berekenen van het brandstofverbruik.
OPMERKING
l(Voertuigen met type C/type D
audio)
Als de brandstofverbruikgegevens
worden teruggesteld met behulp van
de brandstofverbruikmonitor, of
dagteller A wordt teruggesteld met
behulp van de dagteller wanneer de
functie die de
brandstofverbruikmonitor aan de
dagteller koppelt is ingeschakeld,
worden de
brandstofverbruikgegevens en
dagteller A gelijktijdig teruggesteld.
Zie Brandstofverbruikmonitor op
pagina 4-127.
lEnkel door de dagtellers worden
tienden van kilometers geregistreerd.
lDe registratie van de dagteller wordt
gewist, wanneer:
lDe stroomtoevoer wordt
onderbroken (zekering is
doorgeslagen of accu is
losgekoppeld).
lDe gereden afstand 9.999,9 km
overschrijdt.
qToerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental in
duizenden omwentelingen per minuut
(omw/min) aan.
OPGELET
Laat de motor niet met de naald van de
toerentalmeter in de RODE ZONE
draaien.
Dit kan ernstige motorschade tot gevolg
hebben.
*1 Gestreepte
zone
*1 Rode zone
*1 Het bereik varieert afhankelijk van het
t
ype meter.
OPMERKING
Wanneer de naald van de toerenteller in
de GESTREEPTE ZONE komt, toont
dit de bestuurder dat de versnelling
overgeschakeld moeten worden
alvorens de naald in de RODE ZONE
komt.
4-26
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 191 of 805
qBrandstofmeter
De brandstofmeter geeft bij benadering de
in de brandstoftank resterende
hoeveelheid brandstof aan wanneer het
contact op ON wordt gezet. Het wordt
aanbevolen de tank voor meer dan 1/4
gevuld te houden.
Type A
Vo l
Leeg 1/4 Vol
Type B
Vo l
Leeg 1/4 Vol
Als het waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden of het
brandstofpeil erg laag is, de tank zo
spoedig mogelijk bijvullen.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-38.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-27
Page 192 of 805

OPMERKING
lNa het bijtanken van brandstof kan
het enige tijd duren voordat de
indikator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of in
bochten de indikator afwijken als
gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
lDe display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
lDe richting van de pijl () geeft
aan dat de afsluitklep van de
brandstofvuldop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
(SKYACTIV-D 2.2)
Als de motor onregelmatig gaat draaien of
afslaat als gevolg van een laag
brandstofniveau, zo spoedig mogelijk
bijtanken en tenminste 10 liter brandstof
bijvullen.
qInstrumentenpaneelverlichting
Draai de knop om de helderheid van de
instrumentengroep en de overige
verlichting in het instrumentenpaneel af te
stellen.
OPMERKING
lDe helderheid van de
instrumentenpaneelverlichtingen kan
afgesteld worden wanneer de
koplampen en positielampen
ingeschakeld zijn.
lWanneer de helderheid van de
instrumentengroepverlichting niet
meer afgesteld kan worden, wordt er
een zoemtoon gegeven.
Gedimd
Helder
Annuleren van de verlichtingsdimmer
Wanneer de koplampschakelaar in de
stand
ofstaat, wordt de
verlichting van de instrumentengroep
gedimd.
4-28
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display