Page 321 of 841

De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille.
Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-222.
Lasersensor (voor)
De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die
weerkaatst wordt door het reflecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De
gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen
maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor).
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
lStadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)
De lasersensor (voor) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Lasersensor (Voor) op pagina 4-225.
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
lDodehoekmonitorsysteem (BSM)
lAchteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-228.
Ultrasonische sensoren (achter)
De ultrasonische sensoren (achter) detecteren de ultrasonische golven die door de
ultrasonische sensoren worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door
obstakels aan de achterzijde. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de
ultrasonische sensoren (achter).
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R)
De ultrasonische sensoren (achter) zijn gemonteerd in de achterbumper.
Zie Ultrasonische sensor (Achter) op pagina 4-230.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-143
Page 322 of 841
Aanpasbaar
voorverlichtingssysteem
(AFS)
í
Het aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS) stelt de lichtbundels van de
koplampen automatisch naar links of
rechts af in samenhang met de bediening
van het stuurwiel nadat de koplampen zijn
ingeschakeld.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-40.
OPMERKING
De functie van het aanpasbaar
voorverlichtingssysteem (AFS) kan
overgeschakeld worden naar
geactiveerd/niet-geactiveerd met
gebruik van de
gebruikersinstellingenfunctie.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
4-144
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
i-ACTIVSENSE
Page 323 of 841

Koplampregelsysteem (HBC)í
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de
omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het
licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Bij het rijden met een snelheid van ongeveer 30 km/h, worden de koplampen op grootlicht
ingesteld wanneer er geen voorliggende voertuigen zijn of geen tegenliggers naderen.
Het systeem schakelt in de volgende gevallen de koplampen over op dimlicht:
lHet systeem bespeurt een voertuig of de koplampen/lichten van een voertuig dat vanuit
tegenovergestelde richting nadert.
lBij het rijden op wegen met straatverlichting of op wegen in goed verlichte steden en
dorpen.
lDe rijsnelheid is minder dan ongeveer 20 km/h.
Vooruitrijcamera
(FSC) De herkenningsafstand van de
vooruitrijcamera (FSC) varieert
afhankelijk van de
omgevingsomstandigheden
Het waarschuwingslampje gaat branden of knipperen als het systeem defect is.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
OPGELET
De hoogte van de auto niet afstellen, de koplampeenheden niet wijzigen en de camera
niet verwijderen, anders zal het systeem niet normaal functioneren.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-145íBepaalde modellen.
Page 324 of 841

OPMERKING
Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de
volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt,
handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de
verkeersomstandigheden.
lWanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte
aanwijsborden en verkeerslichten.
lWanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals
lichtweerkaatsende platen en borden.
lWanneer het zicht verminderd is tijdens regen, sneeuw of mist.
lBij het rijden op wegen met scherpe bochten of in heuvelachtige gebied.
lWanneer de koplampen/achterlichten van voertuigen vóór u of op de
tegenovergestelde rijbaan niet duidelijk zichtbaar of onverlicht zijn.
lWanneer het voldoende donker is, zoals bij zonsopgang of schemering.
lWanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
lWanneer het zicht verminderd is doordat spatwater van de banden van een voertuig
vóór u op uw voorruit terechtkomt.
4-146
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 325 of 841

qGebruik van het systeem
Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt
het licht van de koplampen automatisch
over tussen grootlicht en dimlicht nadat
het contact op ON is gezet en de
koplampschakelaar in de stand AUTO en
grootlicht staat. Tegelijkertijd gaat het
koplampregelsysteem (HBC)
indikatielampje (groen) in de
instrumentengroep branden.
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt
dat het buiten donker is op basis van de
helderheid van de omgeving.
OPMERKING
lBij een rijsnelheid van 30 km/h of
hoger, worden de koplampen
automatisch op grootlicht ingesteld
wanneer er geen voertuigen vóór u
rijden of geen tegenliggers naderen.
Wanneer de rijsnelheid minder dan
ongeveer 20 km/h is, schakelt het
koplampregelsysteem (HBC) de
koplampen over op dimlicht.
lHet is mogelijk dat bij het maken
van een bocht het dimlicht niet naar
grootlicht overschakelt.
lDe werking van het
koplampregelsysteem (HBC) kan
uitgeschakeld worden
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
qHandmatig overschakelen
Overschakelen naar dimlicht
Zet de hendel in de stand voor dimlicht.
Het indikatielampje (groen) van het
koplampregelsysteem (HBC) gaat uit.
Overschakelen naar grootlicht
Draai de koplampschakelaar naar de stand
.
Het indikatielampje (groen) van het
koplampregelsysteem (HBC) gaat uit en
het
gaat branden.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-147
Page 326 of 841
Adaptieve LED koplampení
De adaptieve LED koplampen zijn een systeem dat gebruik maakt van de vooruitrijcamera
(FSC) om tijdens het rijden in het donker de situatie van een voorliggend voertuig of van
een voertuig dat uit tegenovergestelde richting nadert te bepalen en het verlichtingsbereik
van de koplampen, het verlichtingsgebied of de verlichtingshelderheid automatisch
overschakelt.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-219.
Het grootlicht en dimlicht van de adaptieve LED koplampen wordt voor een optimaal zicht
van de bestuurder als volgt optimaal geregeld zonder voorliggende voertuigen of
voertuigen die uit tegenovergestelde richting naderen te verblinden.
Niet-verblindend grootlicht
Dimt enkel de bundel grootlicht die op het voorliggende voertuig schijnt.
Groothoekdimlicht
Breidt het verlichtingsbereik van het dimlicht uit bij het rijden met een lage snelheid.
4-148
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
i-ACTIVSENSE
Page 327 of 841
Snelwegstand
Verplaatst de verlichtingshoek van het dimlicht omhoog tijdens het rijden op snelwegen.
De afstand waarover de adaptieve LED koplampen objecten kunnen herkennen varieert
afhankelijk van de omgevingsomstandigheden.
OPGELET
Breng geen wijziging aan de wielophanging of koplampeenheden aan en verwijder de
camera niet. Anders bestaat de kans dat de adaptieve LED koplampen niet normaal
functioneren.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-149
Page 328 of 841

OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de adaptieve LED koplampen
niet normaal functioneren. Schakel handmatig over tussen grootlicht en dimlicht al
naargelang het zicht en de weg- en verkeerssituatie.
lWanneer er andere lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte
aanwijsborden en verkeerslichten.
lWanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals
lichtweerkaatsende platen en borden.
lWanneer het zicht verminderd is tijdens regen, sneeuw of mist.
lBij het rijden op wegen met scherpe bochten of golvingen.
lWanneer de koplampen/achterlichten van voorliggende voertuigen of van voertuigen
op de tegenovergestelde rijbaan niet duidelijk zichtbaar of onverlicht zijn.
lWanneer het onvoldoende donker is, zoals bij zonsopgang of schemering.
lWanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
lWanneer het zicht verminderd is doordat spatwater van de banden van een
voorliggend voertuig op uw voorruit terechtkomt.
qGebruik van het systeem
Het systeem schakelt de koplampen over
naar grootlicht nadat het contact op ON is
gezet en de koplampschakelaar in de
stand
staat. Het adaptieve LED
koplampen indikatielampje (groen) in de
instrumentengroep gaat gelijktijdig
branden.
De adaptieve LED koplampen bepalen dat
het buiten donker is op basis van de
helderheid van de omgeving.
Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer
de koplampschakelaar in een andere stand
dan
gezet wordt, de koplampen
handmatig op dimlicht worden
overgeschakeld of met de koplampen een
knipperlichtsignaal gegeven wordt.
OPMERKING
Het systeem kan zodanig worden
gewijzigd dat de adaptieve LED
koplampen niet werken.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
4-150
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE