Page 201 of 841

qi-stop waarschuwingslampje, zoemer
Als er zich een defect in het systeem voordoet of bij waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem, wordt de bestuurder op de hoogte gesteld door de
waarschuwingszoemer en het waarschuwingslampje in de instrumentengroep.
Waarschuwingslampje/zoemer Controle
Wanneer de i-stop functie in werking is klinkt de
waarschuwingszoemer en gaan het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) en de overige
waarschuwingslampjes branden.Controleer of de motorkap open is, de veiligheidsgordel
van de bestuurder niet is vastgemaakt of dat het
bestuurdersportier open staat. Als dit het geval is, zal de
motor om veiligheidsredenen niet automatisch opnieuw
gestart worden. Start de motor met behulp van de
normale methode.
Het i-stop waarschuwingslampje (oranje) knippert.Er is mogelijk een of ander defect in het i-stop systeem.
Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur
inspecteren.
Wanneer de i-stop functie in werking is, knippert het
i-stop indikatielampje (groen) tweemaal per seconde.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Controleer of de keuzehendel in de neutraalstand staat.
(Europees model)
Wanneer de i-stop functie in werking is, klinkt de
waarschuwingspieptoon en knippert het i-stop
indikatielampje (groen) tweemaal per seconde.
Controleer of het bestuurdersportier gesloten is.
(Behalve Europees model)
Terwijl de i-stop functie in werking is, klinkt de
waarschuwingspieptoon en brandt het i-stop
indikatielampje (groen).
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-23
Page 202 of 841

Meters en tellers
Type A
Type B
Snelheidsmeter ................................................................................................ pagina 4-25
Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ................................... pagina 4-25
Toerenteller ..................................................................................................... pagina 4-26
Brandstofmeter ............................................................................................... pagina 4-27
Instrumentenpaneelverlichting ....................................................................... pagina 4-28
Buitentemperatuurdisplay ............................................................................... pagina 4-29
Weergave van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar (Type A
instrumentengroep) ......................................................................................... pagina 4-30
Display van afstelbare snelheidsbegrenzer (Type A instrumentengroep) ....... pagina 4-30
4-24
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 203 of 841

Onderhoudsmonitor (Type A instrumentengroep) .......................................... pagina 4-31
Boordcomputer en INFO schakelaar .............................................................. pagina 4-31
qSnelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
de auto aan.
qKilometerteller, dagteller en
dagtellerkeuzeschakelaar
Door het indrukken van de
keuzeschakelaar kan de displayaanduiding
beurtelings veranderd worden van
dagteller A naar dagteller B wanneer een
van deze wordt getoond. De gekozen
functie zal dan op de display worden
aangegeven.
Druk op de
keuzeschakelaar Druk op de
keuzeschakelaar Dagteller A
Kilometerteller
Dagteller B
Kilometerteller
OPMERKING
Wanneer het contact op ACC of OFF
gezet wordt, kunnen de kilometerteller
of dagtellers niet getoond worden,
echter in de volgende gevallen kunnen
gedurende een periode van ongeveer 10
minuten door het indrukken van de
keuzeschakelaar de dagtellers
onbedoeld overgeschakeld of op nul
teruggesteld worden:
lNadat het contact vanuit ON op OFF
is gezet.
lNadat het bestuurdersportier
geopend is.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door de
auto afgelegde afstand aan.
Dagteller
De dagteller registreert de totale afgelegde
afstand van twee ritten. De ene rit wordt
geregistreerd in dagteller A en de andere
in dagteller B.
Dagteller A bijvoorbeeld kan de afstand
vanaf het punt van vertrek registreren en
dagteller B kan het punt registreren waar
de brandstoftank gevuld is.
Wanneer dagteller A wordt gekozen, zal
wanneer de keuzeschakelaar binnen één
seconde opnieuw wordt ingedrukt naar
dagteller B overgeschakeld worden.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-25
Page 204 of 841

Wanneer dagteller A wordt gekozen,
verschijnt TRIP A op de display. Wanneer
dagteller B wordt gekozen, verschijnt
TRIP B.
De dagteller registreert de totale door de
auto afgelegde afstand, totdat de meter
weer op nul teruggesteld wordt. Zet de
meter terug op“0.0”door de
keuzeschakelaar 1 seconde of langer
ingedrukt te houden. Gebruik deze meter
voor het meten van reisafstanden en voor
het berekenen van het brandstofverbruik.
OPMERKING
l(Voertuigen met type C/type D
audio)
Als de brandstofverbruikgegevens
worden teruggesteld met behulp van
de brandstofverbruikmonitor, of
dagteller A wordt teruggesteld met
behulp van de dagteller wanneer de
functie die de
brandstofverbruikmonitor aan de
dagteller koppelt is ingeschakeld,
worden de
brandstofverbruikgegevens en
dagteller A gelijktijdig teruggesteld.
Zie Brandstofverbruikmonitor op
pagina 4-130.
lEnkel door de dagtellers worden
tienden van kilometers geregistreerd.
lDe registratie van de dagteller wordt
gewist, wanneer:
lDe stroomtoevoer wordt
onderbroken (zekering is
doorgeslagen of accu is
losgekoppeld).
lDe gereden afstand 9.999,9 km
overschrijdt.
qToerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental in
duizenden omwentelingen per minuut
(omw/min) aan.
OPGELET
Laat de motor niet met de naald van de
toerentalmeter in de RODE ZONE
draaien.
Dit kan ernstige motorschade tot gevolg
hebben.
*1 Het bereik varieert afhankelijk van het
type meter.
*1 Gestreepte
zone
*1 Rode zone
OPMERKING
Wanneer de naald van de toerenteller in
de GESTREEPTE ZONE komt, toont
dit de bestuurder dat de versnelling
overgeschakeld moeten worden
alvorens de naald in de RODE ZONE
komt.
4-26
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 205 of 841
qBrandstofmeter
De brandstofmeter geeft bij benadering de
in de brandstoftank resterende
hoeveelheid brandstof aan wanneer het
contact op ON wordt gezet. Het wordt
aanbevolen de tank voor meer dan 1/4
gevuld te houden.
Type A
Vo l
Leeg 1/4 Vol
Type B
Vo l
Leeg1/4 Vol
Als het waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden of het
brandstofpeil erg laag is, de tank zo
spoedig mogelijk bijvullen.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-40.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-27
Page 206 of 841

OPMERKING
lNa het bijtanken van brandstof kan
het enige tijd duren voordat de
indikator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of in
bochten de indikator afwijken als
gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
lDe display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
lDe richting van de pijl () geeft
aan dat de afsluitklep van de
brandstofvuldop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
(SKYACTIV-D 2.2)
Als de motor onregelmatig gaat draaien of
afslaat als gevolg van een laag
brandstofniveau, zo spoedig mogelijk
bijtanken en tenminste 10 liter brandstof
bijvullen.
qInstrumentenpaneelverlichting
Draai de knop om de helderheid van de
instrumentengroep en de overige
verlichting in het instrumentenpaneel af te
stellen.
OPMERKING
lDe helderheid van de
instrumentenpaneelverlichtingen kan
afgesteld worden wanneer de
koplampen en positielampen
ingeschakeld zijn.
lWanneer de helderheid van de
instrumentengroepverlichting niet
meer afgesteld kan worden, wordt er
een zoemtoon gegeven.
Gedimd
Helder
Annuleren van de verlichtingsdimmer
Wanneer de koplampschakelaar in de
stand
ofstaat, wordt de
verlichting van de instrumentengroep
gedimd.
4-28
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Page 207 of 841

Bij het rijden in het donker of bij sneeuw
of mist, of in andere situaties waarbij de
zichtbaarheid van de instrumentengroep
als gevolg van de grote helderheid van de
omgeving wordt verminderd, kunt u de
verlichtingsdimmer annuleren en de
intensiteit van de verlichting doen
toenemen.
Voor het annuleren van de
verlichtingsdimmer, de knop volledig
rechtsom draaien. U hoort dan een
zoemtoon en de verlichtingsdimmer wordt
geannuleerd.
OPMERKING
lDit symbool () geeft de knop aan
voor het afstellen van de helderheid
van de
instrumentenpaneelverlichting.
lAls u de knop van de
instrumentenpaneelverlichting in de
annuleerstand van de
verlichtingsdimmer laat staan, zal de
instrumentengroep niet gedimd
worden wanneer de
koplampschakelaar opnieuw naar de
stand
ofgedraaid wordt.
Voor het activeren van de
verlichtingsdimmer, de knop van de
instrumentenpaneelverlichting
linksom draaien.
qBuitentemperatuurdisplay
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
wordt de buitentemperatuur getoond.
Type A
Type B
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden
kan de getoonde buitentemperatuur
afwijken van de werkelijke
buitentemperatuur, afhankelijk van de
directe omgeving en de
omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
lBeduidend lage of hoge
temperaturen.
lPlotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
lDe auto staat geparkeerd.
lTijdens het rijden met lage
snelheden.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-29
Page 208 of 841

Buitentemperatuurwaarschuwingí
Type A
Wanneer de omgevingstemperatuur laag
is, verschijnt een bericht op de multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de kans op gladde
wegen.
Als de omgevingstemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, verschijnt gedurende
ongeveer 10 seconden een bericht op de
multi-informatiedisplay en klinkt eenmaal
een zoemtoon.
Type B
Wanneer de buitentemperatuur laag is,
gaat de indikatie knipperen en klinkt er
een zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijkheid van
gladde wegen.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, gaat de
buitentemperatuurdisplay en het
symbool gedurende ongeveer tien
seconden knipperen en wordt er eenmaal
een zoemtoon gegeven.
OPMERKING
Als de buitentemperatuur lager is dan
_
20 °C, werkt de zoemer niet. Het
symbool gaat echter branden.
qWeergave van ingestelde rijsnelheid
van kruissnelheidsregelaar (Type A
instrumentengroep)
í
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven.
qDisplay van afstelbare
snelheidsbegrenzer (Type A
instrumentengroep)
í
De instellingstatus van de afstelbare
snelheidsbegrenzer wordt getoond.
4-30
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display