lGebruik zand, zout, sneeuwkettingen,
tapijten of plaats ander anti-slip
materiaal onder de voorwielen voor
meer aandrijfkracht bij het wegrijden
op een gladde ondergrond, zoals ijs of
opeengehoopte sneeuw.
OPMERKING
Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen op
de voorwielen.
Vloermat
WAARSCHUWING
Zet de vloermatten met de
doorvoerbuisjes of de houders vast om
te voorkomen dat deze onder de
voetpedalen beklemd raken
(bestuurderszijde):
Gebruik van een vloermat die niet
goed is bevestigd is gevaarlijk
aangezien deze de bediening van het
gas- en rempedaal (bestuurderszijde)
zal hinderen wat een ongeluk kan
veroorzaken.
Gebruik enkel een vloermat die
overeenkomt met de vorm van de vloer
aan de bestuurderszijde en plaats deze
in de juiste richting.
Zet de vloermat vast met gebruik van
de doorvoerbuisjes of houders.
Er zijn diverse manieren om
vloermatten vast te zetten afhankelijk
van het gebruikte type, dus zet de mat
vast overeenkomstig het type.
Controleer na het aanbrengen van de
vloermat dat deze niet heen en weer of
van voren naar achteren schuift en dat
er voldoende ruimte is tussen de mat
en de gas- en rempedalen aan de
bestuurderszijde.
Nadat u voor schoonmaken of om een
andere reden de vloermat heeft
verwijderd, deze altijd weer stevig op
zijn plaats aanbrengen en daarbij de
zojuist vermelde voorzorgsmaatregelen
in acht nemen.
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
3-69
WAARSCHUWING
Breng geen twee vloermatten bovenop
elkaar aan de bestuurderszijde aan:
Het aanbrengen van twee vloermatten
bovenop elkaar aan de
bestuurderszijde is gevaarlijk
aangezien de opsluitpennen enkel het
naar voren schuiven van één vloermat
kunnen voorkomen.
Losse vloermat(ten) kunnen de
bediening van de voetpedalen
hinderen en een ongeluk veroorzaken.
Wanneer u in de winter een zwaarder
type vloermat gebruikt, altijd de
oorspronkelijke vloermat verwijderen.
Bij het plaatsen van een vloermat, deze
bevestigen door de openingen of
sluitingen ervan op de uitsteeksels van de
opstaande klemmen te steken.
Op eigen kracht lostrekken
van de auto
WAARSCHUWING
Laat de wielen nooit met hoge
snelheid doordraaien en let er op dat
bij het aanduwen van de auto niemand
achter een wiel staat:
Het is gevaarlijk wanneer de auto is
vastgeraakt en u de wielen met hoge
snelheid laat doordraaien. De
draaiende band kan oververhit raken
en uit elkaar springen. Dit kan ernstig
letsel tot gevolg hebben.
OPGELET
Wanneer u te lang achter elkaar
probeert de auto op eigen kracht los te
trekken kan dit defekten aan de motor
of het aandrijfaggregaat of
beschadiging van de banden tot gevolg
hebben.
Als u de auto op eigen kracht moet
lostrekken uit sneeuw, zand of modder,
het gaspedaal een weinig indrukken en de
keuzehendel voorzichtig van 1 (D) naar R
verplaatsen.
3-70
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
qDieseldeeltjesfilterindikatie/
indikatielampje (SKYACTIV-D
2.2)
Type A
Wanneer“Roetophoping in roetfilter te
hoog”wordt aangegeven
De dieseldeeltjes (PM) kunnen niet
automatisch verwijderd worden en de
hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM)
hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Trap nadat de motor voldoende is
opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of meer gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
dieseldeeltjes te elimineren.
Wanneer“Controleer roetfilter”wordt
aangegeven
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
OPGELET
Als u met de auto blijft doorrijden
terwijl“Roetophoping in roetfilter te
hoog”op de display wordt aangegeven,
nemen de hoeveelheid deeltjes (PM) toe
en is het mogelijk dat de indikatie
verandert naar“Controleer roetfilter”.
Als de indikatie verandert naar
“Controleer roetfilter”, de auto
onmiddellijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur laten inspecteren. Als
de auto niet geïnspecteerd wordt en u
met de auto blijft doorrijden, bestaat de
kans dat de motor defect raakt.
OPMERKING
Wanneer“Controleer roetfilter”wordt
aangegeven op de display, wordt het
motorvermogen beperkt om het
dieseldeeltjesfilter te beschermen.
Type B
Het waarschuwingslampje blijft
gedurende enkele seconden branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
Het indikatielampje van het
dieseldeeltjesfilter gaat branden wanneer
de dieseldeeltjes (PM) niet automatisch
verwijderd kunnen worden en de
hoeveelheid verzamelde dieseldeeltjes een
bepaalde hoeveelheid bereikt. Trap nadat
de motor voldoende is opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of meer gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
dieseldeeltjes te elimineren.
4-70
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
OPMERKING
Als het gaspedaal door iets zoals de
voet van de bestuurder wordt
aangeraakt terwijl de motor draait en de
elektrische handrem is aangetrokken, is
het mogelijk dat de handrem
automatisch wordt vrijgezet. Als u niet
van plan bent meteen weg te rijden, zet
dan de versnellingshendel
(handgeschakelde versnellingsbak) in
de neutraalstand of zet de keuzehendel
(automatische transmissie) in de stand P
of N.
qDisplayaanduiding
Bij auto's met een type A
instrumentengroep, de toestand van de
auto controleren of de auto door een
deskundige reparateur laten inspecteren,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
qWaarschuwingslampje
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-40.
qRemblokslijtage-indikator
Wanneer de schijfremblokken versleten
raken, komen de ingebouwde
slijtageindikators in aanraking met de
remschijven. Dit veroorzaakt een piepend
geluid dat als waarschuwing dient dat de
remblokken vernieuwd moeten worden.
Indien u tijdens het rijden dit geluid hoort,
dient u de remblokken zo spoedig
mogelijk door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur te laten controleren en zonodig
te laten vernieuwen.
WAARSCHUWING
Rijd niet met versleten
schijfremblokken:
Rijden met versleten remblokken is
gevaarlijk. De remmen kunnen
weigeren, waardoor u het risico van
een ernstig ongeluk loopt. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda
reparateur zodra u een piepend geluid
hoort.
Tijdens het rijden
Remmen
4-119
OPMERKING
lHet LDWS functioneert niet totdat
het systeem een witte of gele streep
aan de linker- of rechterzijde heeft
bespeurd.
lWanneer het systeem een witte of
gele streep enkel aan één zijde
bespeurt, activeert het systeem enkel
de waarschuwing wanneer de auto
afwijkt aan de zijde waar de witte of
gele streep bespeurd wordt.
lDe afstand- en
waarschuwingsgevoeligheid die door
het systeem wordt gebruikt om de
mogelijkheid van een
rijstrookafwijking te bepalen kan
gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
Automatische uitschakeling
Voertuig met type A instrumentengroep
De rijstrookaanduiding (scheidslijn) wordt
aangegeven op de display.
De LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer aan de
voorwaarden voor functionering is
voldaan en de rijstrookaanduiding op de
display wordt aangegeven.
Voertuig met type B instrumentengroep
In de volgende gevallen wordt het LDWS
automatisch uitgeschakeld en gaat het
LDWS waarschuwingslampje in de
instrumentengroep branden.
lDe temperatuur binnen in de camera is
hoog of laag.
lDe voorruit rondom de camera is
beslagen.
lDe voorruit rondom de camera wordt
door een obstakel geblokkeerd,
waardoor het uitzicht naar voren
belemmerd wordt.
Waarschuwing voor automatische
uitschakeling
Wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd, bepaalt het LDWS dat
de bestuurder de bedoeling heeft van
rijstrook te wisselen en wordt de LDWS
waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
Het LDWS wordt nadat de bestuurder de
handeling heeft uitgevoerd automatisch
ingeschakeld.
lHet stuurwiel wordt abrupt gedraaid.
lHet rempedaal wordt abrupt ingetrapt.
lHet gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.
lDe richtingaanwijzerhendel wordt
bediend (nadat de
richtingaanwijzerhendel is teruggezet,
is het mogelijk dat het LDWS
gedurende ongeveer 3 seconden niet
werkt, de tijd die nodig is om de
rijstrookcorrectie uit te voeren).
OPMERKING
Nadat met de richtingaanwijzerhendel
in werking ongeveer 60 seconden zijn
verstreken, zal de LDWS waarschuwing
in werking treden als de auto dicht bij
een witte of gele streep komt.
4-156
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
lHet is mogelijk dat de
kruissnelheidsregelaar wordt
uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid
tot ongeveer 15 km/h onder de
vooringestelde snelheid afneemt
(zoals kan gebeuren bij het oprijden
van een lange, steile helling).
Bij de type A meter wordt de rijsnelheid
die met de kruissnelheidsregelaar is
ingesteld getoond in de
instrumentengroep.
qVerhogen van de kruissnelheid
Volg een van onderstaande procedures.
Verhogen van de snelheid met behulp
van de bedieningsschakelaar van de
kruissnelheidsregelaar
Druk de SET
schakelaar in en houd
deze ingedrukt. De rijsnelheid neemt toe.
Laat de schakelaar los, zodra de gewenste
rijsnelheid bereikt wordt.Druk op de SET
toets en laat deze
onmiddellijk los om de ingestelde
snelheid af te stellen. Door de toets
meerdere malen in te drukken wordt de
ingestelde snelheid al naargelang
verhoogd.
Verhogen van de snelheid door één
enkele druk op de SET
toets
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in km/h: 1 km/h (0,6 mijl/h)
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in mijl/h: 1 mijl/h (1,6 km/h)
Verhogen van de snelheid met behulp
van het gaspedaal
Druk het gaspedaal in om te accelereren
tot de gewenste snelheid. Druk de SET
of SET - schakelaar in en laat deze
onmiddellijk los.
OPMERKING
Accelereer indien u tijdelijk uw
snelheid wilt verhogen wanneer de
kruissnelheidsregelaar is ingeschakeld.
Een hogere snelheid heeft geen invloed
op de ingestelde snelheid en verandert
deze niet.
Neem uw voet van het gaspedaal om
terug te keren naar de ingestelde
snelheid.
qVerlagen van de kruissnelheid
Druk de SET - schakelaar in en houd deze
ingedrukt. De rijsnelheid neemt
geleidelijk aan af.
Laat de schakelaar los, zodra de gewenste
rijsnelheid bereikt wordt.
4-234
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Dieseldeeltjesfilter
(SKYACTIV-D 2.2)
Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en
verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de
uitlaatgassen van een dieselmotor.
Dieseldeeltjes die verzameld zijn door het
dieseldeeltjesfilter worden tijdens normaal
rijden afgevoerd, echter in de volgende
gevallen bestaat de kans dat de
dieseldeeltjes niet worden verwijderd en
dat het dieseldeeltjesfilter indikatielampje
gaat branden:
lAls er met de auto continu met een
snelheid van 15 km/h of minder wordt
gereden.
lAls er met de auto bij herhaling
gedurende een korte periode van tijd
(10 minuten of minder) wordt gereden
wanneer de motor koud is.
lAls de auto langdurig stationair blijft
draaien.
Type A
Wanneer“Roetophoping in roetfilter te
hoog”wordt aangegeven
De dieseldeeltjes (PM) kunnen niet
automatisch verwijderd worden en de
hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM)
hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Trap nadat de motor voldoende is
opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of meer gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
dieseldeeltjes te elimineren.Wanneer“Controleer roetfilter”wordt
aangegeven
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Type B
Wanneer het lampje brandt
De dieseldeeltjes (PM) kunnen niet
automatisch verwijderd worden en de
hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM)
hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Trap nadat de motor voldoende is
opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of meer gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
dieseldeeltjes te elimineren.
Wanneer het lampje knippert
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-40.
OPMERKING
Het is mogelijk dat het motorgeluid en
de reuk van de uitlaatgassen verandert
wanneer de dieseldeeltjes tijdens het
rijden worden afgevoerd.
4-242
Tijdens het rijden
Dieseldeeltjesfilter
WAARSCHUWING
Droog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk.
De grotere remafstand of het naar één
kant trekken van de auto tijdens het
remmen kan een ernstig ongeluk
veroorzaken. Licht afremmen geeft
aan of het remvermogen verminderd
is.
Gebruik van een automatische
autowasinstallatie
lKlap de portierspiegels in.
lDe kans bestaat dat door de borstels
van de automatische autowasinstallatie
de laklaag sneller zijn glans verliest of
veroudert.Bij gebruik van een hogedruk
autowasinrichting
Er zijn autowasinrichtingen die werken
met hoge watertemperatuur en hoge
waterdruk, afhankelijk van het type
autowasmachine. Als het
sproeiermondstuk van de
autowasinrichting te dicht bij de auto
wordt gehouden, kan door de kracht van
de waterstraal de sierlijst beschadigd of
vervormd worden waardoor de afdichting
van onderdelen wordt aangetast en water
het interieur kan binnendringen. Zorg
voor voldoende ruimte (30 cm of meer)
tussen het sproeiermondstuk en de auto.
Richt de waterstraal niet gedurende
langere tijd op hetzelfde gedeelte van de
auto en wees uiterst voorzichtig bij het
spuiten tussen openingen in portieren en
rondom ramen.In de was zetten
Uw auto dient in de was gezet te worden
wanneer waterdruppeltjes niet meer als
pareltjes bovenop de laklaag blijven
liggen.
De auto dient altijd eerst te worden
gewassen en gedroogd alvorens deze in de
was te zetten. Zet afgezien van de
carrosserie ook de metalen sierstukken in
de was, zodat de glans daarvan behouden
blijft.
1. Gebruik was die geen polijstmiddelen
bevat.
Was die polijstmiddelen bevat zal
deeltjes van de laklaag verwijderen en
kan de glanzende metalen delen
beschadigen.
2. Gebruik een natuurlijke was van goede
kwaliteit voor metallic, mica en vaste
kleuren.
6-80
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk