Page 249 of 384
247
DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
MotorkapDe motorkap biedt toegang tot de motorruimte, zodat u de verschillende niveaus kunt controleren.
Openen
F open het linker voorportier.
F trek de hendel A aan de onderzijde van
het portierkader naar u toe. F
D uw de veiligheidshaak B naar links en til
de motorkap op.
Schakel het Stop&Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
S
tAr
t
-
stand te voorkomen.
De plaats van de ontgrendelingshendel
in het interieur zorgt ervoor dat de
motorkap niet geopend kan worden als
het linker voorportier is gesloten.
Onderhoud
Page 250 of 384
DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F b evestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
t
r
ek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
F
n
e
em de motorkapsteun C uit de
houder en houd deze vast bij het met
schuimrubber beklede gedeelte.
F
b
e
vestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden. Wees voorzichtig bij het losmaken
van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun als de motor warm is.
Vanwege de kans op beschadiging
van elektrische componenten is het
reinigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan.
Page 251 of 384
249
DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
benzinemotoren
1. reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. re servoir koelvloeistof.
3.
Luchtfilter.
4.
r
e
servoir remvloeistof.
5.
Accu.
6.
Zekeringkast.
7.
ol
iepeilstok.
8.
M
otorolie (bij) vullen.
Onderhoud
Page 252 of 384
DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
Dieselmotoren
1. reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. re servoir koelvloeistof.
3.
Luchtfilter.
4.
r
e
servoir remvloeistof.
5.
Accu.
6.
Zekeringkast.
7.
ol
iepeilstok.
8.
M
otorolie (bij) vullen.
9.
H
andopvoerpomp (op brandstoffilter).
Page 253 of 384

251
DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CItroËn- netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten
door olie moet bijvullen. CIt
roËn adviseert u om
elke 5000
km het olieniveau te controleren en, indien
nodig, olie bij te vullen.
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de
motor ten minste 30
minuten niet heeft
gedraaid. Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet
zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Controle met de oliepeilstok
A = MA XI
B = MI
nI A
ls u ziet dat het oliepeil boven het merkteken
A of onder het merkteken B ligt, star t de
motor dan niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MINI , vul dan altijd motorolie bij.
ra
adpleeg de rubriek "
be
nzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de oliepeilstok
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
t
r
ek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Onderhoud
Page 254 of 384

DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
Remvloeistofniveau
Remvloeistof ver versen
raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
v oor het voorgeschreven verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof. Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MAXI" te bevinden. Controleer indien
dit niet het geval is of de remblokken
van uw auto zijn versleten.
na h
et bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30
minuten de juiste waarde aangeven.
Motorolie bijvullen
raadpleeg de rubriek "be nzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de olievuldop
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Olie ver versen
raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
v oor het verversingsinterval voor uw auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
Page 255 of 384

253
DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA XI" te
bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden
aan het koelsysteem uit te voeren ten minste
1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst 2
omwentelingen los om de druk te laten
dalen. Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
Niveau ruitensproeiervloeistof
Type vloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen,
wordt het (bij)vullen van het reservoir met water
afgeraden.
Gebruik onder winterse omstandigheden
vloeistof op ethanol- of methanolbasis. Vul het reservoir bij wanneer dit
nodig is.
Onderhoud
Page 256 of 384
DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CItroËn- netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers
bij het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.ee
n te laag niveau in het
additiefreservoir wordt aangegeven
door het permanent branden van dit lampje
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.