83
DS3_nl_Chap04_confort_ed01-2014
Ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
-
r
echtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),
-
t
oevoer via het verwarmingscircuit,
-
t
oevoer via het circuit van de airconditioning.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt via
de gewenste uitstroomopeningen over het
interieur verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A van de middenconsole.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende
functies aanwezig:
-
temperatuurregeling,
-
luchtopbrengstregeling,
-
r
egeling luchtverdeling,
-
o
ntdooien en ontwasemen,
-
h
andbediende of automatische
airconditioning.
Luchtverdeling
1. u itstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2.
u itstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3.
A
fsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.
4.
A
fsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
u itstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
u itstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Comfort
DS3_nl_Chap04_confort_ed01-2014
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.ne
em voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een
schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
bi
j een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor. Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
225
DS3_nl_Chap10_info-pratiques_ed01-2014
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "toegang tot het gereedschap".
Overzicht zekeringen
Zekering Ampère Functies
FH36 5
A
tr
ekhaakmodule.
FH37 -
nie
t gebruikt.
FH38 20
AHifi-versterker.
FH39 20
AStoelverwarming.
FH40 40
A
tr
ekhaakmodule.
Zekering Ampère Functies
F1 15
A
ru
itenwisser achter.
F2 -
nie
t gebruikt.
F3 5
AComputer airbags en pyrotechnische gordelspanners.
F4 10
AAirconditioning, koppelingscontact, elektrochromatische
spiegel, roetfilterpomp (Diesel), diagnose-aansluiting,
luchtdebietmeter (Diesel).
F5 30
A
ruitbedieningspaneel, ruitbediening passagier, motor ruitbediening voor.
F630 AMotor bediening ruit bestuurdersportier.
F7 5
APlafonnier, verlichting dashboardkastje.
Praktische informatie
255
DS3_nl_Chap11_verifications_ed01-2014
Controles
12V-accuLuchtfilter en interieurfilter
OliefilterRoetfilter (diesel)
raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto
v oor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De accu is onderhoudsvrij.
ni
ettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter. Laat de filters periodiek vervangen
volgens de in het garantie- en
onderhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
ra
adpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Deze sticker, die hoort bij het Stop & Start-
systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Als het roetfilter vervuild is, wordt u
hierop geattendeerd door het tijdelijk
branden van dit lampje in combinatie met een
melding op het multifunctionele display.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60
km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de
paragraaf "
ni
veau brandstofadditief".
bi
j een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
ra
adpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatie
over de te nemen voorzorgsmaatregelen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
ee
n verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Onderhoud
DS3_nl_Chap14_index-recherche_ed01-2014
navigatiesysteem..........................287, 288, 295niv
eaus controleren ...............................251-254
niv
eaus en controles
............................249 -254
no
odbediening achterklep
..............................71
no
odbediening portieren
................................ 70
Lampen vervangen .......................2 15, 220-222
Leder (onderhoud) ........................................ 2
41
Lekke band
.................................................... 202
Lichtmetalen velgen
...................................... 24
0
Lichtschakelaar
............................................. 13
2
Lokaliseren van de auto
..................................62
LPG
.......
............................................... 266, 267
Luchtfilter
...................................................... 255
Luchtfilter (vervangen)
..................................255
Luchtrecirculatie .............................................. 90
Luchttoevoer (bediening)
................................ 90
Mistlampen vóór .................................... 13 4, 218
Monochroom display .................... 3
38, 348, 350
Motoren
........................................ 260, 266, 268
Motorenoverzicht
.........................260, 266, 268
Motorkap
....................................................... 247
Motorkap, openen
......................................... 247
Motorolie
...............
........................................ 2 51
Motorolieniveau, controle
...............................39
Motorolieniveaumeter
.............................3 9, 2 51
Motorruimte
........................................... 249, 250
M P3 (CD)
...................................................... 3 41
Multifunctioneel display (met autoradio)
.................................. 48, 51, 55
Multimediaspelers
......................................... 316kofferdeksel sluiten .................................. 61, 71ko
plampen ............................... .............215, 217
ko
plampverstelling
....................................... 13
8
k
rik
................................................................ 207ol
iefilter .........................................................255ol
iefilter (vervangen) ....................................255
ol
ieniveau
...............................................3 9, 2 51
ol
iepeilstok
..............................
...............3 9, 2 51
oli
everbruik
...................................................2
51
ond
erhoud (adviezen)
..................................240
ond
erhoudsadviezen
...................................24
0
ond
erhoudscontroles
.....................................14
ond
erhoudsintervalindicator
..........................36
ond
erhoudsintervalindicator resetten
............38on
tdooien.................................................. 87, 93
on
tgrendelen
..................................................60
on
twasemen
.............................................87, 90
opb
ergvak..................................................... 103
op
bergvakken
...........................................98, 99
op
bergvakken portieren
.................................98
op
schakelindicator
.......................................117
Make-upspiegel
.............................................. 99
Matte lak
........................................................ 240
Matten
........................................................... 101
Mat verwijderen
............................................ 10
1
Menustructuren display
...............324, 348, 350
Milieu
......................................................... 14, 6 5
Milieubewust rijden
......................................... 14
M
istachterlicht
............................... 134, 220, 221 Parfumeur
.......................................................
94
P
arfumeur (element)
.......................................94
P
arkeerhulp achter
.......................................12
6
Parkeerlichten
....................... 1
32, 217, 220, 221
Passagiersairbag uitschakelen
....................166
Plafonnier
......................................................143
Plafonniers
....................................................223
Portieren
.........................................................68
Portieren openen
................................60, 68, 70
Portieren sluiten
........................................61, 6 8