Page 113 of 384

111
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Het schakelen naar een andere versnelling
gebeurt alleen als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Het is niet nodig om uw voet van het gaspedaal
te nemen om te kunnen schakelen.
bi
j het remmen of het snelheid minderen
schakelt de versnellingsbak automatisch terug,
zodat de juiste versnelling is ingeschakeld op
het moment dat u weer gas geeft.
Wanneer u het gaspedaal diep intrapt, wordt
er geen hogere versnelling ingeschakeld
zonder dat u de selectiehendel of de flippers
bedient (behalve als het toerental dicht bij het
maximumtoerental ligt).
Achteruitversnelling
u kunt de achteruitversnelling alleen
i nschakelen als de auto stilstaat en u het
rempedaal ingetrapt houdt.
F
Sel
ecteer stand R .
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
stand N selecteren om de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten,
of
-
d
e versnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de
auto niet worden verplaatst.
Handbediende stand
F Selecteer stand M .
De ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op het
instrumentenpaneel.
u
kunt op elk moment een andere
rijstand selecteren door de
selectiehendel te verplaatsen van de
stand A naar de stand M of andersom.
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
u dient bij het parkeren echter altijd de
h andrem aan te trekken .
Wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, dient u altijd de
selectiehendel in de stand N te zetten.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert of de
selectiehendel in de stand N staat en of
de handrem is aangetrokken.
Wanneer u bij een lage snelheid de
achteruitversnelling selecteert, knippert de
aanduiding N en wordt de versnellingsbak
automatisch in de neutraalstand gezet.
Zet om de achteruitversnelling in te schakelen
de selectiehendel terug in de stand N en
vervolgens in de stand R
.
Rijden
Page 114 of 384

DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Storing
Als bij aangezet contact dit
controlelampje gaat branden en de
aanduiding AUTO gaat knipperen in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak. Laat het systeem
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Resetten
(Elektronisch gestuurde
versnellingsbak met 5
versnellingen)
In uitzonderlijke gevallen kan het
voorkomen dat de versnellingsbak
automatisch gereset moet worden: in
dat geval kan de auto niet meer rijden of
schakelt de versnellingsbak niet meer.
op h
et instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en - -.
op
het instrumentenpaneel verschijnen
de aanduidingen AUTO en - -.
F
Sel
ecteer stand N .
F
t
r
ap het rempedaal in.
F
W
acht ongeveer 30
seconden tot de
aanduiding N of een ingeschakelde
versnelling op het instrumentenpaneel
verschijnt.
F
b
e
weeg de selectiehendel naar stand A en
vervolgens naar stand N .
F
S
tart, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt nu weer naar behoren.na
dat de accu losgekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten.
F
Z
et het contact aan.
Volg de hierboven beschreven
procedure.
Page 115 of 384

11 3
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
bij de automatische transmissie met vier
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus vier
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd door de
transmissie,
-
p
rogramma Sport: dit schakelprogramma
maakt een meer dynamische rijstijl
mogelijk,
-
p
rogramma Sneeuw: dit
schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,
-
h
andmatig schakelen: deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.
Automatische transmissie
1. Selectiehendel.
2. to e t s "S" (spor t) .
3.
to
e t s " T" (sneeuw).
Schakelpatroon
P. Parkeerstand.
- S tilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken handrem.
-
S
tarten van de motor.
R. Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto,
stationair toerental.
N.
n
e
utraalstand.
-
S
tilzetten van de auto, met aangetrokken
handrem.
-
S
tarten van de motor.
D. Automatische werking.
M + / - .
Zelf schakelen tussen de vier versnellingen.F beweeg de selectiehendel kort naar voren
om één versnelling op te schakelen.
of
F
b
e
weeg de selectiehendel kort naar achteren
om één versnelling terug te schakelen.
Selectiehendel
Rijden
Page 116 of 384

DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R.
r
e
verse (achteruitversnelling)
N.
n
eu
tral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport
T .
Programma Sneeuw
1
2 3 4.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
o
n
geldige waarde bij handmatig schakelen
Weergave op het instrumentenpaneel
Intrappen van het rempedaal
F Als dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt,
trap dan het rempedaal in (bijv.:
starten van de motor).
Wegrijden
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Laat bij temperaturen onder -23°C
de motor gedurende vier minuten
stationair draaien. Dit is belangrijk voor
de goede werking en de levensduur
van de motor en transmissie. Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R
,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
tr
ek de handrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
F
t
rek
de handrem aan.
F
S
electeer de stand P of N
.
F
S
tart de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
F
t
r
ap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de handrem vrij.
F
S
electeer de stand R
, D of M.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Page 117 of 384

11 5
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Automatisch
schakelprogramma
F Selecteer de stand D om automatisch te
laten schakelen tussen de vier versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel
van de weg en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De transmissie
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
bij het remmen schakelt de transmissie automatisch
terug om sterker op de motor af te remmen.
om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Programma's Sport en
Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
S
o
p h
et instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding.
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
T
o
p h
et instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding.
Terugkeren naar het
automatische programma
F om terug te keren naar het automatische programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Rijden
Page 118 of 384

DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand
N zetten en de handrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45
seconden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand
P ; de melding verdwijnt.
ri
jd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Storing
Handmatig schakelen
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld.
u kunt dan een hevige schok voelen
bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit
de stand N . Dit beschadigt de transmissie niet.
rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
ra
adpleeg zo snel mogelijk het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
F
S
electeer de stand M om sequentieel
te
schakelen tussen de vier versnellingen.
F
D
uw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
t
r
ek de selectiehendel naar het symbool
- om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening. Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
tr
ek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er k
an elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.
Page 119 of 384

11 7
DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
opschakelindicatorDit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Werking
Voorbeeld:
- u rijdt in de derde versnelling.
-
u trapt het gaspedaal in.
-
H
et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven. Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
de achteruitversnelling in te schakelen,- terug te schakelen.
bi
j een elektronisch gestuurde of
automatische versnellingsbak is
dit systeem uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand.
bi
j auto's met handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
u
kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
Rijden
Page 120 of 384

DS3_nl_Chap06_conduite_ed01-2014
Stop & Start-systeemHet Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (StoP -stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(StAr t- stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop&Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
S
t
o
P
-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
ta
nk nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem in de S
t
o
P
-stand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het contactslot.
Het controlelampje "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de S
t
o
P
-stand gezet:
-
a
ls u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak, bij een snelheid lager
dan 20
km/h de versnellingshendel in
de neutraalstand zet en vervolgens het
koppelingspedaal loslaat.
-
a
ls u, bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak met 5
of 6
versnellingen,
bij stilstaande auto of een snelheid lager dan
8
km/h (volgens uitvoering) het rempedaal
intrapt of de selectiehendel in de stand N zet.
ee
n teller telt de duur van de
momenten dat de motor afgezet
is, op.
e
l
ke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0
gezet. De St
oP -stand wordt niet geactiveerd als:
- he t bestuurderportier geopend is,
-
d
e autogordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
Het controlelampje "ECO" knippert een
paar seconden en gaat vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.