Page 153 of 384

151
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.ee
n te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien.
ee
n visuele
controle is dus niet voldoende.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten
onjuist is.
Waarschuwing te lage bandenspanning
u krijgt deze waarschuwing als dit
lam pje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
S
top zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
C ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld.
r
i
jd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
Resetten
elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
er i
s een sticker op de linker middenstijl
aangebracht om u hierop attent te maken.
Veiligheid
Page 154 of 384

Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto via het
configuratiemenu van de auto.
Monochroom display A
F Druk op de toets MENU om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
Config. auto te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Reset bandensp " te selecteren en bevestig
uw keuze door op de toets OK te drukken.
e
r v
erschijnt een melding ter bevestging
van het verzoek.
F
b
e
vestig uw keuze door op de toets OK te
drukken.
Monochroom display C
F Druk op de toets MENU om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie " te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het
menu " Configuratie auto instellen " te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de toets OK te drukken. F
D ruk op de toets "
5" of " 6" om het menu
" Bandenspanning " en vervolgens het
menu " Resetten " te selecteren en bevestig
uw keuzes door op de toets OK te drukken.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding.
Page 155 of 384

153
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Kleurendisplay
F Druk op de toets "SETUP" om het
configuratiemenu te openen.
F
Sel
ecteer " Parameters auto " en bevestig.
F
Sel
ecteer " Rijhulpsysteem " en bevestig
uw keuze.
F
Selecteer " Resetten bandenspanningscontrole "
en bevestig uw keuze.
Het resetverzoek wordt bevestigd door een melding.
F Selecteer " Ja" of " Nee" en bevestig uw
keuze.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding. De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
Page 156 of 384

Hulpsystemen bij het remmen
uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot
stilstand te brengen:
-
h
et antiblokkeersysteem (A
bS
),
-
de
elektronische remdrukregelaar (
e
b
D
),
-
b
r
ake Assist System (
bA
S).Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit
is de normale werking.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met de
controlelampjes STOP en ABS, een
geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de
voorschriften van de constructeur voldoen.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
ra
adpleeg in beide gevallen het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 157 of 384

155
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
Stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Veiligheid
Page 158 of 384

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen AS
r
en e SP uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
F
D
ruk op de knop "ESP OFF" , die zich links
onder het stuur bevindt.
Als het controlelampje van de knop brandt, zijn
de systemen AS
r
en e SP uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h, behalve bij
uitvoeringen met een 1,6
liter benzinemotor
(
tH
P 155, t
H
P 150, t
H
P 160) en de r
A
CI
nG
.
F
D
ruk nogmaals op de knop "ESP OFF"
om de systemen handmatig weer in te
schakelen.
Storing
De systemen ASr en e SP zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of tot te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door het naleven van
de voorschriften van de constructeur
ten aanzien van:
-
d
e wielen (banden en velgen),
-
d
e onderdelen van het
remsysteem,
-
de
elektronische componenten,
-
p
rocedures voor montage en
werkzaamheden.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als dit lampje op het instrumentenpaneel
en het controlelampje van de knop
"ESP OFF" gaan branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display, duidt dit op een
storing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het CIt roËn-
n etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 159 of 384

157
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Active City brake
Active City br akeis een rijhulpfunctie die
beoogt een frontale aanrijding te voorkomen
of de snelheid van een frontale aanrijding te
verminderen wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende intrappen
van het rempedaal).
Dit systeem is ontwikkeld om de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden en de
afstand tot en de snelheid van andere
weggebruikers blijven inschatten.
Active City br akeis slechts een hulpsysteem;
de bestuurder moet altijd attent blijven.
bekijk de lasersensor nooit met een
optisch instrument (vergrootglas,
microscoop enz.) op een afstand van
minder dan 10
cm: kans op oogletsel. Dit automatische noodremsysteem
remt later af dan de bestuurder normaal
gesproken zou doen. Het systeem
grijpt dus alleen in als de kans op een
aanrijding groot is.
Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een lasersensor
boven aan de voorruit voertuigen die in
dezelfde richting rijden of die vóór de auto
stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto automatisch
af om een aanrijding met de voorligger te
voorkomen.
Voorwaarden voor activering
Active City brakewerkt als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
● het
contact is aangezet,
● de
auto rijdt vooruit,
● de
snelheid ligt tussen ongeveer 5 en
3
0
km/h,
● de
remhulpsystemen (ABS, EBD, BAS) zijn
n
iet defect,
● de
stabiliteitscontrolesystemen (ASR, ESP)
z
ijn niet uitgeschakeld of defect,
● de
auto maakt geen scherpe bocht,
● het
systeem is de laatste 10 seconden niet
i
n werking getreden.
Veiligheid
Page 160 of 384

Werking
Als uw auto te dicht bij de voorligger komt of
de voorligger te snel nadert, remt het systeem
automatisch om een aanrijding te voorkomen.De aanrijding kan automatisch worden
voorkomen als het snelheidsverschil tussen uw
auto en de voorligger niet groter is dan 15
km/h.
Is het verschil groter, dan probeert het systeem
een aanrijding te voorkomen of de kracht van de
botsing te beperken door de auto af te remmen.
Het automatische noodremsysteem kan de auto
volledig tot stilstand brengen als dit nodig is.
In dat geval blijven de remmen enige tijd
(ongeveer 1,5
seconde) geactiveerd terwijl
de auto stilstaat. De bestuurder kan in die tijd
de controle over de auto overnemen en het
rempedaal intrappen.
u
wordt dan door de weergave van een
melding gewaarschuwd.
De remlichten van uw auto gaan branden om
andere weggebruikers te waarschuwen.
na e
en aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld; het werkt
dan niet meer.
Ga naar het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem weer gebruiksklaar te laten
maken.
ti
jdens het automatische remmen
kan de bestuurder zelf, door het
rempedaal stevig in te trappen, altijd
proberen harder te remmen dan het
noodremsysteem. Het ingrijpen van het systeem kan ook
tot gevolg hebben dat de motor afslaat,
behalve als de bestuurder tijdens het
automatische remmen snel genoeg het
koppelingspedaal intrapt.