Page 57 of 324

Baby- en kinderzitjes
Veiligheidsdeskundigen raden aan
kinderen tot twee jaar, of totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het kin-
derzitje hebben bereikt, achterstevo-
ren in de auto te vervoeren. Er kunnen
twee soorten kinderzitjes achterstevo-
ren worden gebruikt: babydraagzitjes
en aanpasbare kinderzitjes.
Het babydraagzitje mag u uitsluitend
achterstevoren in de auto plaatsen.
Dit wordt aanbevolen voor kinderen
vanaf hun geboorte totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het ba-
bydraagzitje hebben bereikt. Aanpas-
bare kinderzitjes kunnen ofwel ach-
terstevoren of voorwaarts gericht
worden gebruikt in de auto. Aanpas-
bare kinderzitjes hebben meestal een
hogere gewichtslimiet voor de richting
achterstevoren dan babydraagzitjes
en kunnen dus achterstevoren worden
gebruikt bij kinderen die hun draag-
zitje zijn ontgroeid maar nog geen
twee jaar zijn. Kinderen moeten ach-
terstevoren in de auto worden ver-
voerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het
aanpasbare kinderzitje bereikt heb-ben. Beide typen kinderzitjes worden
in de auto bevestigd met een drie-
puntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Zie "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzit-jes".
WAARSCHUWING!
Achterwaarts gerichte kinderzitjes
mogen uitsluitend op de voorstoel
van een auto met passagiersairbag
worden geplaatst als deze airbag is
uitgeschakeld. Bij opblazen kan de
airbag anders ernstig en zelfs dode-
lijk letsel toebrengen aan de baby.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het ach-
terstevoren geplaatste aanpasbare
kinderzitje ontgroeid, kunnen voor-
waarts gericht in de auto rijden. Voor-
waarts gerichte kinderzitjes en voor-
waarts geplaatste aanpasbare
kinderzitjes zijn bedoeld voor kinde-
ren die ouder zijn dan twee jaar of
zwaarder of langer zijn dan de
gewichts- of lengtelimiet van het ach-
terstevoren geplaatste aanpasbare
kinderzitje. Kinderen moeten zo lang mogelijk in een voorwaarts geplaatst
kinderzitje met gordel worden ver-
voerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het kin-
derzitje hebben bereikt. Deze typen
kinderzitjes worden tevens in de auto
bevestigd met een driepuntsgordel of
het ISOFIX-bevestigingssysteem van
het kinderzitje. Zie "ISOFIX — Be-
vestigingssysteem voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn
dan de limiet voor het voorwaarts ge-
plaatste kinderzitje, moeten een zit-
verhoger met gordelbevestiging ge-
bruiken totdat de autogordels goed
passen. Als het kind met de rug tegen
de rugleuning op de zitting zit en de
knieën niet kan buigen om de benen te
laten afhangen, moet het kind een
zitverhoger met gordelbevestiging ge-
bruiken. Het kind en de zitverhoger
met gordelbevestiging worden beves-
tigd met behulp van de driepuntsgor-del.
Kinderen die te groot zijn voor
een zitverhoger
Grote kinderen die gemakkelijk een
schoudergordel dragen en zulke lange
benen hebben dat deze vanaf de knie
51
Page 58 of 324

omlaag hangen als ze met de rug tegen
de rugleuning steunen, moeten de
driepuntsgordels gebruiken en op de
achterbank plaatsnemen.
Zorg dat het kind rechtop in destoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak
mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de auto- gordel goed past. Door de bewegin-
gen van het kind kan de autogordel
een foutieve positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan
verder naar het midden van de auto
toe. Sta nooit toe dat een kind de
schoudergordel onder de arm door
of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Een foutief aangebracht kinder-of babyzitje kan op het kritieke
ogenblik dienst weigeren. Het kan
losschieten bij een aanrijding. Het
kind kan zo ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen. Volg daarom
bij de bevestiging van een kinder-
zitje de aanwijzingen van de fa-
brikant nauwgezet op.
Een achterstevoren te bevestigen
kinderzitje mag u alleen gebrui-
ken op de achterbank. In een ach-
terstevoren geplaatst kinderzitje
op de voorstoel kan een baby of
kind ernstig of zelfs dodelijk ge-
wond raken wanneer de passa-
giersairbag wordt opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje op-
timaal te gebruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of op een sticker is
vermeld dat het zitje voldoet aan
alle van toepassing zijnde veilig-
heidsnormen. LANCIA raadt u ook
aan voor aanschaf te controleren of het kinderzitje goed te bevestigen is
in de auto waarin u het gaat gebrui-ken.
Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het gewicht en de lengte van uw
kind. Controleer de sticker op het
zitje en let op de grenswaarden voor
gewicht en lengte.
Volg nauwkeurig de instructies op van de fabrikant wanneer u een
kinderzitje installeert. Als u het
zitje niet op de juiste wijze instal-
leert, functioneert het misschien
niet juist wanneer dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast vol- gens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje
niet gebruikt, zet dit dan vast met de
autogordel of verwijder het uit de
auto. Laat het zitje nooit los in de
auto liggen. Bij een noodstop of on-
geval kan het zitje de inzittenden of
de stoelrugleuningen raken en ern-
stig letsel veroorzaken.
52
Page 59 of 324

ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
De achterbank van uw auto is uitge-
rust met het zogeheten ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Met het ISOFIX--systeem kunnen
kinderzitjes worden geïnstalleerd
zonder gebruik te maken van de au-
togordels. Hierbij wordt het kinder-
zitje aan de carrosserie bevestigd met
ankerpunten onder en ankerbandenboven.
Er zijn nu ISOFIX--compatibele kin-
derzitjes verkrijgbaar. Aangezien de
introductie van de lage verankerings-
punten een aantal jaren zal vergen,
zullen kinderzitjes met bevestigingen
voor dergelijke verankeringspunten
voorlopig ook voorzieningen hebben
voor bevestiging met behulp van de
autogordels. Kinderzitjes voorzien
van ankerbanden en haken voor be-
vestiging aan de bovenste ankerban-
den zijn al langere tijd leverbaar. Een
groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige
oudere typen kinderzitjes een
uitbreidings- of aanpassingsset met
ankerbanden. Maak vooral gebruikvan alle beschikbare mogelijkheden
om uw kinderzitje stevig in een auto tebevestigen.
Alle drie de zitplaatsen op de achter-
bank hebben lage verankeringspun-
ten die geschikt zijn voor ISOFIX-
compatibele kinderzitjes. Zorg bij het
bevestigen van twee ISOFIX-
compatibele kinderzitjes dat ze nooit
een laag verankeringspunt delen. Als
u kinderzitjes op aangrenzende zit-
plaatsen installeert of als uw kinder-
zitjes niet ISOFIX-compatibel zijn,
installeer dan de zitjes met de auto-
gordels.
Het ISOFIX-compatibele
kinderzitje installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van
de fabrikant zorgvuldig op te volgen
bij het installeren van het kinderzitje.Niet alle kinderzitjes worden geïnstal
leerd volgens deze beschrijving. Nog-
maals: volg nauwgezet de aanwijzin-
gen van de fabrikant op wanneer u
een kinderzitje installeert.
De lage ankerpunten in de
achterbank zijn ronde stan-
gen die zich bevinden aan
de achterzijde van de zitting
tegen de rugleuning, onder het anker-
symbool op de achterbank, maar u
kunt ze niet zien. U voelt deze stangen
wanneer u met de vinger langs de
rand gaat waar rugleuning en zittingsamenkomen.
Bovendien bevinden zich
achter elke achterbankzit-
plaats bevestigingspunten
voor ankerbanden. Deze
bevestigingspunten bevinden zich in
het paneel tussen de rugleuning van
de achterbank en de achterruit. Deze
bevestigingspunten voor ankerban-
den zitten onder een kunststof afdek-
king met daarop het afgebeelde sym-bool.
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes
zijn aan beide zijden voorzien van
ISOFIX-ankerpunten
53
Page 60 of 324

aparte banden. Deze banden zijn
voorzien van een haak of een koppel-
stuk voor bevestiging aan het lage ver-
ankeringspunt en van een systeem
voor het strak stellen van de band.
Voorwaarts gerichte kinderzitjes en
sommige achterstevoren gerichte ba-
byzitjes hebben vaak ook een bevesti-
gingsband, een haak voor bevestiging
aan de bandankerpunten en een ver-
steller waarmee u de strakheid van de
band regelt.
U maakt eerst het verstelmechanisme
aan de onderste banden en aan de
verankeringsband los, zodat u de ha-
ken of koppelingen gemakkelijker
aan de verankeringspunten in de auto
kunt vastmaken. Bevestig vervolgens
de onderste haken of aansluitingen
via de bovenkant van het bekledings-
materiaal van de zitplaats. Draai dan
de afdekking recht achter de zitplaats
waar u het kinderzitje plaatst en be-
vestig de ankerband volgens de kort-
ste weg van het ankerpunt naar het
kinderzitje. Trek tot slot alle drie ban-
den aan terwijl u het kinderzitje naar
achteren en omlaag tegen de bank
drukt, en trek de banden strak over-eenkomstig de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje.
Voor de middelste zitpositie leidt u de
ankerband over de rugleuning en de
verstelbare hoofdsteun (de hoofd-
steun moet in de laagste stand staan)
en bevestigt u vervolgens de haak aan
het ankerpunt dat zich bevindt in het
paneel tussen de achterste zitting en
de achterruit.
WAARSCHUWING!
Door een verkeerd vastgemaakte an-
kerband zal het kind het hoofd mis-
schien te veel kunnen bewegen en
kan het kind letsel oplopen. Gebruik
alleen de ankerpunten pal achter het
kinderzitje om de ankerband voor
het kinderzitje vast te maken.
OPMERKING:
Voorkom dat de ankerband in de opening tussen de rugleunin-
gen van de achterbank ver-
dwijnt wanneer u de band straktrekt.
Wanneer u het ISOFIX- bevestigingssysteem gebruikt
om een kinderzitje te installe-
ren, moet u ervoor zorgen dat
Drukknop voor ontgrendeling van de verstelbare hoofdleuning
Laagste stand verstelbare hoofdleuning
54
Page 61 of 324

alle veiligheidsgordels die op
dat moment niet worden ge-
bruikt, buiten het bereik van
kinderen worden gehouden. Het
is raadzaam voordat het kinder-
zitje wordt aangebracht de vei-
ligheidsgordel achter het zitje
om vast te gespen, buiten bereik
van het kind. Als de vastgegespte
veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinder-
zitje, leidt u de veiligheidsgordel
door de gordelopening van het
kinderzitje en gespt u deze ver-
volgens vast, in plaats van de
veiligheidsgordel achter het zitje
te leiden. Hierdoor blijft de vei-
ligheidsgordel buiten bereik van
een nieuwsgierig kind. Wijse
alle kinderen in de auto erop dat
een veiligheidsgordel geen
speelgoed is, en dat ze er niet
mee mogen spelen. Laat kinde-
ren nooit zonder begeleiding
achter in de auto.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kin-
derzitje niet goed functioneert. Het
kind kan zo ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant
nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met deveiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen zijn voorzien van op-
rolautomaten met automatische ver-
grendeling (ALR), die worden
gebruikt voor het veilig bevestigen
van een kinderzitje (CRS). Bij deze
gordeltypen kan het heupgedeelte ste-
vig rond het kinderzitje worden ge-
trokken, zodat geen borgclip hoeft te
worden gebruikt. De ALR produceert
een ratelend geluid als u de gordel
helemaal uit de rolautomaat trekt en
vervolgens de gordel terugrollen in de
rolautomaat. Raadpleeg "Automati-
sche vergrendelmodus" voor meer in-
formatie over de ALR. In onder-
staande tabel worden de zitplaatsen vermeld met een automatische rolver-
grendeling (ALR) of een geschakelde
gordelspanner.
Be-
stuur- der Mid-
den Passa-
gier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Oprolautomaat met auto- matische vergrendeling
Kinderzitje met ALR installeren:
1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met ALR trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om
door de gordelopening van het kin-
derzitje te leiden. Schuif de gesp in de
sluiting totdat u een 'klik' hoort. Trek
daarna de hele gordelband uit het op-
rolmechanisme en laat de gordel terug
oprollen in het mechanisme. Terwijl
de gordel terugrolt hoort u een klikge-
luid. Dit geeft aan dat de automati-
sche rolvergrendeling is geactiveerd.
55
Page 62 of 324

2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Alle autogordelsystemen
worden na verloop van tijd losser, dus
u moet de gordel af en toe controleren
en, indien nodig, aantrekken.
Op de achterbank is het soms lastigom de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordeldoorvoer aan het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het
korte gordelgedeelte aan de slui-
tingzijde een paar keer rond om dit
gedeelte korter te maken. Zet de
gesp weer vast, met de ontgrendel-
knop naar buiten gericht.
Als u de gordel nog steeds niet ste- vig kunt bevestigen of als door trek-
ken en duwen aan het kinderzitje
de gordel loskomt, maak dan de
gesp los uit de sluiting. Draai ver-
volgens de sluiting om en steek de
gesp opnieuw in de sluiting. Als het
kinderzitje dan nog steeds niet ste-
vig is vastgezet, probeer dan een
andere zitpositie. Om een ankerband voor een kinder-
zitje te bevestigen:
1. Draai de afdekking om het anker-
punt vrij te maken achter de zitplaats
waarop u het kinderzitje plaatst.
2. Haal de ankerband volgens de
kortste weg vanaf het ankerpunt door
naar het kinderzitje.
3. Maak de ankerbandhaak (A) van
het kinderzitje vast aan het ankerpunt
(B) en trek de band strak overeen-
komstig de instructies van de fabri-
kant van het kinderzitje.
OPMERKING:
Voorkom dat de ankerband in de
opening tussen de rugleuningen
van de achterbank verdwijnt wan-
neer u de band strak trekt.
WAARSCHUWING!
Door een verkeerd vastgemaakte an-
kerband zal het kind het hoofd mis-
schien te veel kunnen bewegen en
kan het kind letsel oplopen. Gebruik
alleen de ankerpunten pal achter het
kinderzitje om de ankerband voor
het kinderzitje vast te maken.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als
een frontairbag wordt opgeblazen.
Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of botsing als projectiel
door de auto worden geslingerd en
letsel oplopen of een passagier ver-wonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerij-
den op de achterbank of in een speci-
ale reismand die is bevestigd met de
autogordels.
Bevestiging van de ankerband
1 — Afdekking A — Ankerband- haak
3 — Bevesti-gingsband B — Bevesti-gingsanker
56
Page 63 of 324

AANBEVELINGEN BIJ
INRIJDEN VAN DEMOTOR
De motor en aandrijflijn (versnel-
lingsbak en as) van uw auto hebben
geen lange inrijperiode nodig.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de
eerste 100 km kunt u het beste een
snelheid van 80 à 90 km/u aanhou-den.
Terwijl u met constante snelheid rijdt,
vormt nu en dan kort accelereren met
plankgas, binnen de grenzen van de
geldende verkeersregels, een goede
bijdrage tot het inrijden. Accelereren
met plankgas in een lage versnelling
kan slecht zijn en moet worden ver-meden.
De transmissieolie die de fabriek in de
motor heeft aangebracht, is een ener-
giebesparend smeermiddel van een
hoge kwaliteit. Houd bij het olie ver-
versen rekening met de te verwachten
klimaatomstandigheden. Raadpleeg
"Onderhoudsprocedures" in "Onder-
houd van uw auto" voor de aanbevo-
len viscositeit en kwaliteitsklassen.
GEBRUIK GEEN NIET-REINIGENDE OF ONVERMENGDE
MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor kan de eerste paar
duizend kilometer een iets hoger olie-
verbruik hebben. Dat is bij het inrij-
den normaal en duidt niet op een pro-bleem.
Aanvullende vereisten voor
een dieselmotor (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Vermijd bij de eerste 1500 km zware
belastingen, bijv. volgas rijden. Blijf
onder 2/3 van het maximum toelaat-
baar toerental voor elke versnelling.
Schakel op het juiste moment. Scha-
kel niet handmatig terug om te rem-men. VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN
DE BAGAGERUIMTE.
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dieren ach-
ter in een in de zon geparkeerde en
afgesloten auto. De hitte in het
interieur kan ernstige gezond-
heidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
Het is zeer gevaarlijk om tijdens
het rijden personen te vervoeren
in de bagageruimte. Bij een aan-
rijding lopen personen in de baga-
geruimte een groter risico om ern-
stig of zelfs dodelijk gewond teraken.
Vervoer geen personen in een
ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en autogor-dels.
Zorg dat iedereen in uw auto een
stoel heeft en de autogordel op de
juiste wijze heeft omgedaan.
57
Page 64 of 324

UitlaatgasWAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen letsel veroor-
zaken of zelfs dodelijk zijn. Ze be-
vatten koolmonoxide (CO), een
kleur- en reukloos gas. Het inade-
men ervan kan bewusteloosheid en
vergiftiging veroorzaken. Houd u
aan de volgende veiligheidswenken
om het inademen van koolmonoxide
te vermijden:
Laat de motor niet langer in een ge-
sloten garage of beschutte ruimte
draaien dan noodzakelijk is om de
auto te verplaatsen.
Als u in een geparkeerde auto moet
zitten met een draaiende motor, stel
dan de verwarming of de koeling zo-
danig af dat er buitenlucht in de auto
wordt aangezogen. Zet de aanjager op
de hoogste snelheid.
Wanneer u toch met open achterklep
moet rijden, zorg dan dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in de hoogste stand
staat. Schakel de circulatiestand
NIET in. De beste bescherming tegen koolmo-
noxidevergiftiging is een goed onder-
houden uitlaatsysteem.
Wanneer enige verandering in het uit-
laatgeluid is waar te nemen, als u
uitlaatgassen in het interieur ruikt of
als de onder- of achterzijde van de
auto is beschadigd, is er mogelijk
sprake van lekkage in het uitlaatsys-
teem. Laat een vakbekwaam monteur
het volledige uitlaatsysteem en de na-
burige carrosseriedelen controleren
op breuk, schade, slijtage of verkeerde
montage. Open naden of losse verbin-
dingen kunnen zorgen dat uitlaatgas
binnendringt in het interieur. Laat het
uitlaatsysteem ook altijd controleren
wanneer de auto op een hefbrug
wordt gezet voor smering of bij olie-
verversing. Laat indien nodig delen
van het uitlaatsysteem vervangen. Aanbevolen
veiligheidscontroles binnen
in de auto
Veiligheidsgordels
Controleer de autogordels van tijd tot
tijd op scheuren, rafels en losse delen.
Laat beschadigde onderdelen directvervangen. Probeer niet zelf de gor-
dels aan te passen of uit elkaar tehalen.
De autogordelsystemen voorin moe-
ten na een aanrijding worden vervan-
gen. De autogordels moeten onmid-
dellijk worden vervangen als na een
aanrijding blijkt dat er beschadigin-
gen zijn ontstaan (verbogen gor-
delspanner, gescheurde gordelband,
enz.). Wanneer er ook maar enige
twijfel bestaat over de toestand van de
gordels of de rolautomaten, laat de
gordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Nadat het contact voor het eerst aan is
gezet, zou het lichtje ter controle van
het gloeilampje moeten aangaan en
aan blijven gedurende ongeveer vier
tot acht seconden. Ga naar uw er-
kende dealer als het lampje tijdens het
starten niet oplicht. Wanneer het
lampje blijft branden, knippert of op-
licht tijdens het rijden, laat het sys-
teem dan door een erkende dealer
controleren.
58