Page 193 of 324

dat u gaat rijden. De olie kan zo door
het motorblok circuleren en de turbo-
lader smeren.
Vermijd langdurig stationair draaien
bij omgevingstemperaturen lager dan
18°C. Lang stationair draaien kan
schadelijk zijn voor de motor omdat
de temperatuur in de verbrandings-
ruimte zo ver kan dalen dat de brand-
stof niet volledig wordt verbrand.
Door onvolledige verbranding vormt
zich koolstof en hars op de zuigerve-
ren en de verstuivers. De niet-
verbrande brandstof kan ook in het
carter binnendringen, waardoor de
olie wordt verdund en er snelle slijtage
aan de motor wordt veroorzaakt.
Opwarmen motor
Geef nooit volgas als de motor koud is.
Bij het starten van een koude motor
voert u de motor langzaam op tot het
bedrijfstoerental zodat de oliedruk
wordt gestabiliseerd terwijl de motorwarmdraait. OPMERKING:
Een koude motor onbelast laten
draaien met een hoog toerental
kan witte rook en een slecht wer-kende motor tot gevolg hebben.
Onbelaste motortoerentallen moe-
ten onder de 1200 omw/min wor-
den gehouden tijdens het warm-
draaien, vooral bij lagetemperaturen.
Laat bij temperaturen onder 0 °C de
motor gedurende vijf minuten met
matige toerentallen opwarmen voor-
dat deze vol wordt belast.
Stationair draaien - bij koud weer
Vermijd langdurig stationair draaien
bij omgevingstemperaturen lager dan
18°C. Lang stationair draaien kan
schadelijk zijn voor de motor omdat
de temperatuur in de verbrandings-
ruimte zo ver kan dalen dat de brand-
stof niet volledig wordt verbrand.
Door onvolledige verbranding vormt
zich koolstof en hars op de zuigerve-
ren en de verstuivers. De niet-
verbrande brandstof kan ook in het
carter binnendringen, waardoor de
olie wordt verdund en er snelle slijtage
aan de motor wordt veroorzaakt.
De motor afzetten
Voordat u een turbodieselmotor uit-
zet, moet u de motor altijd naar nor-
maal toerental laten terugkeren en en-
kele seconden stationair laten
draaien. U waarborgt zo een degelijke
smering van de turbocompressor. Dit
is vooral van belang na een periode
van rijden onder zware omstandighe-den.
Laat de motor een paar minuten sta-
tionair draaien voordat u de motor
afzet. Laat de motor drie tot vijf mi-
nuten stationair draaien voordat u het
contact uitzet, wanneer u met volle
belasting hebt gereden. Tijdens het
stationair draaien kunnen de smeer-
olie en de koelvloeistof de warmte
wegleiden van de verbrandingskamer,
lagers, interne onderdelen en turbo-
compressor. Dit is met name belang-
rijk bij motoren met turbocompressor
en interkoeling.
187
Page 194 of 324

AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAKLET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voorzorgs-
maatregelen niet in acht genomen
worden:
Zet de versnellingspook alleen inde stand PARK als de auto volle-
dig stilstaat.
Zet de versnellingspook alleen in
of uit de stand REVERSE, als de
auto volledig stilstaat en de motor
stationair draait.
Schakel niet naar PARK, RE-
VERSE, NEUTRAL of DRIVE bij
een hoger motortoerental dan sta-
tionair.
Voordat u naar een versnelling
schakelt, moet u het rempedaal
stevig intrappen.
OPMERKING:
U moet het rempedaal ingetrapt
houden wanneer u uit PARK scha-kelt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de versnel- lingspook uit de stand PARK of
NEUTRAL te schakelen wanneer
het motortoerental hoger is dan
het stationaire toerental. Als u uw
voet niet stevig op het rempedaal
hebt geplaatst, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de
controle over de auto te verliezen
en een persoon of voorwerp te ra-
ken. Schakel uitsluitend in een
versnelling als de motor normaal
stationair draait en u het rempe-
daal stevig intrapt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto
kan lichamelijk letsel tot gevolg
hebben van mensen in en bij de
auto. Net als bij alle andere voer-
tuigen, mag u een auto nooit ver-
laten terwijl de motor loopt. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
versnellingspook in de stand
PARK, trek de handrem aan en zet
de motor af. Wanneer het contact
is uitgeschakeld (OFF), wordt de
versnellingspook in de stand
PARK vergrendeld, waardoor de
auto niet ongewenst in beweging
kan komen.
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
(Vervolgd)
188
Page 195 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go (indien
aanwezig) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen brengen.
SLEUTELBLOKKERING
Deze auto is uitgerust met sleutel-
blokkering waardoor de versnellings-
pook in de stand PARK moet worden
gezet voordat de motor kan worden
uitgeschakeld. Hiermee wordt voor-
komen dat de bestuurder per ongeluk
uit de auto stapt zonder de versnel-
lingspook in de stand PARK te zetten.
Het systeem vergrendelt ook de ver-
snellingspook in de stand PARK wan-
neer de contactschakelaar in de stand
OFF staat. REM-/ SCHAKELBLOKKERING
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering die ervoor zorgt
dat de versnellingspook in de stand PARK blijft tenzij het rempedaal
wordt ingetrapt. Om de keuzehendel
uit de PARK-stand te krijgen, moet
het contactslot in de stand ON/RUN
of START zijn gedraaid (met draai-
ende motor of niet) en moet het rem-
pedaal worden ingedrukt. ACHTTRAPS
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK – 3,6LMOTOR
De indicator voor de standen van de
versnellingspook (PRND) (op het in-
strumentenpaneel) geeft de versnel-
lingen aan. De stand van de versnel-
lingspook wordt ook getoond in het
scherm op de versnellingspook. De
versnellingspook heeft een veerstand
en keert terug naar de uitgangspositie
als hij wordt losgelaten. Om een ver-
snelling te kiezen, drukt u op de ont-
grendelknop op de versnellingspook
en beweegt u de pook naar voren of
achteren. U moet ook het rempedaal
ingedrukt houden om de versnellings-
pook uit de stand PARK te halen
(raadpleeg "Rem-/
schakelblokkering" in dit hoofdstuk).
Als u langs meerdere versnellings-
standen tegelijk wilt schakelen (zoals
van PARK naar DRIVE), beweegt u
de pook voorbij de eerste (of tweede)
klikstand. Kies de stand DRIVE voor
normaal rijden.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend; vandaar dat de eerste
schakelingen bij een nieuwe auto in
het begin wat abrupt kunnen zijn. Dat
is echter normaal. Het nauwkeurige
schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-den.
U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gas hebt losgelaten en de auto
tot stilstand is gekomen. Houd altijd
uw voet op het rempedaal als naar
deze standen schakelt.
De versnellingspook heeft de standen
PARK, REVERSE, NEUTRAL,
DRIVE en LOW. Met de stand LOW
schakelt u de versnelling handmatig
189
Page 196 of 324

naar een lagere versnelling op basis
van de snelheid van het voertuig. VERSNELLINGEN
Laat de motor NOOIT met hoge toe-
rentallen draaien als u vanuit de stan-
den PARK of NEUTRAL naar een
andere versnelling schakelt.
PARK
Deze stand vormt een aanvulling op
de parkeerrem en blokkeert de ver-
snellingsbak. In deze stand kunt u de
motor starten. Gebruik de stand
PARK nooit terwijl de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan in wan-
neer u de auto in deze stand achter-laat.
Wanneer u op een vlakke ondergrond
parkeert, kunt u de versnellingspook
eerst in de stand PARK zetten en ver-
volgens de handrem aantrekken.
Als u op een helling parkeert, moet u
de parkeerrem inschakelen voordat u
de versnellingspook in de stand PARK
zet. Als extra voorzorgsmaatregel
kunt u op een opwaartse helling de
voorwielen naar de stoeprand toe
draaien en op een neerwaartse helling
van de stoeprand af.
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit alsvervanging voor de handrem.
Trek de parkeerrem altijd volledig
aan als u de auto parkeert, om te
voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade ver-oorzaakt.
Uw auto kan zich in beweging zet-
ten en u en anderen verwonden
wanneer hij niet in de stand PARK
staat. Controleer dit door de ver-
snellingspook uit de stand PARK
te bewegen zonder het rempedaal
in te trappen. Zorg ervoor dat de
transmissie in PARK staat voordat
u de auto verlaat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk om de versnel-
lingspook uit de stand PARK of
NEUTRAL te schakelen wanneer
het motortoerental hoger is dan
het stationaire toerental. Als u uw
voet niet stevig op het rempedaal
hebt geplaatst, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de
controle over de auto te verliezen
en een persoon of voorwerp te ra-
ken. Schakel uitsluitend in een
versnelling als de motor normaal
stationair draait en u het rempe-
daal stevig intrapt.
(Vervolgd)
190
Page 197 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto
kan lichamelijk letsel tot gevolg
hebben van mensen in en bij de
auto. Net als bij alle andere voer-
tuigen, mag u een auto nooit ver-
laten terwijl de motor loopt. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
versnellingspook in de stand
PARK, trek de handrem aan en zet
de motor af. Wanneer het contact
is uitgeschakeld (OFF), wordt de
versnellingspook in de stand
PARK vergrendeld, waardoor de
auto niet ongewenst in beweging
kan komen.
Verwijder altijd uw sleutelhouder
bij het verlaten van het voertuig
en doe uw voertuig op slot.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go niet in de
stand ACC of ON/RUN staan. Een
kind zou de elektrische raambe-
diening of andere schakelaars
kunnen bedienen of de auto in
beweging kunnen brengen.
LET OP!
Voordat u de versnellingspook uitde stand PARK zet, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal in-
getrapt houden. Anders kan de
versnellingspook beschadigd ra-ken.
Laat de motor NOOIT met hoge
toerentallen draaien als u vanuit
de standen PARK of NEUTRAL
naar een andere versnelling scha-
kelt, want anders kan schade aan
de aandrijflijn ontstaan.
De volgende punten zijn van belang
om er zeker van te zijn dat u de ver-
snellingspook in de stand PARK hebtgezet:
Als u de versnelling in PARK wilt zetten, drukt u op de vergrendel-
knop op de versnellingspook en
duwt u de pook volledig naar voren
tot hij niet verder kan. Als u de
pook loslaat, beweegt de pook naar
de uitgangspositie.
191
Page 198 of 324

Laat het rempedaal los, kijk op deversnellingsindicator en controleer
of de stand PARK wordt aangege-ven.
REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te
rijden. Zet de versnellingspook alleen
in de stand REVERSE (achteruit) als
de auto helemaal stilstaat. NEUTRAL
Gebruik deze stand wanneer de auto
langere tijd stilstaat met draaiende
motor. In deze stand kunt u de motor
starten. Trek de parkeerrem aan en
schakel naar PARK als u het voertuigverlaat.
WAARSCHUWING!
Laat de auto niet uitrollen als de
versnellingspook in de stand NEU-
TRAL staat en schakel nooit het
contact uit om in vrijloop een helling
af te dalen. Dit zijn onveilige hande-
lingen waarbij u minder snel kunt
reageren op veranderingen van het
verkeer of wegomstandigheden. U
zou de macht over het stuur kunnen
verliezen en een ongeluk kunnen
veroorzaken.LET OP!
Slepen, laten uitrollen en om andere
redenen rijden terwijl de transmissie
in de stand NEUTRAL staat, kan
ernstige schade aan de transmissie
tot gevolg hebben. Raadpleeg voor
meer informatie “Slepen achter een
camper” onder “Starten en bedie-
nen” en “Een defect voertuig sle-
pen” onder “Wat te doen in noodge-vallen”.
DRIVE
Deze stand is bedoeld voor rijden in de
stad en op de grote weg. In deze stand
schakelt de versnellingsbak zeer soe- pel en rijdt u het zuinigst. De versnel-
lingsbak schakelt automatisch op
door alle voorwaartse versnellingen.
De stand DRIVE zorgt voor optimale
rijeigenschappen onder alle normaleomstandigheden.
Bij extreem lage temperaturen (-30
°C of lager) kan de werking van de
transmissie veranderen afhankelijk
van de temperatuur van de motor en
de transmissie en de rijsnelheid. De
versnellingsbak zal weer normaal
werken wanneer de versnellingsbak-
temperatuur voldoende is gestegen.
LOW (laag)
Deze stand wordt aanbevolen voor
maximaal afremmen op de motor bij
zeer steile afdalingen. In deze stand
schakelt de versnellingsbak terug zo-
dat er meer op de motor geremd
wordt. U kunt schakelen tussen de
standen DRIVE en LOW door de ver-
snellingspook naar achteren te tikken.
De stand LOW kan alleen vanuit de
stand DRIVE worden ingeschakeld.
192
Page 199 of 324

Noodloopmodus van de transmissie
De werking van de transmissie wordt
elektronisch gecontroleerd op abnor-
male situaties. Als een situatie wordt
gedetecteerd die schade aan de trans-
missie kan veroorzaken, wordt de
noodloopmodus van de transmissie
geactiveerd. In deze stand kan de ver-
snellingsbak alleen in bepaalde ver-
snellingen werken, of schakelt hele-
maal niet over. De werking vanuit het
voertuig wordt sterk beperkt en de
motor kan afslaan. In sommige situa-
ties schakelt de versnellingsbak niet
meer in als de motor wordt afgezet en
opnieuw wordt gestart. Het storings-
lampje is mogelijk aan. Een bericht op
het instrumentenpaneel informeert de
bestuurder over de ernstigere situaties
en geeft aan welke acties eventueel
ondernomen moeten worden.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de transmissie weer wor-
den ingesteld om alle voorwaartse
versnellingen terug te krijgen als de
volgende stappen worden uitgevoerd.OPMERKING:
Als het bericht op het instrumen-
tenpaneel aangeeft dat de versnel-
lingsbak eventueel niet inschakelt
nadat de motor is afgezet, mag u de
volgende procedure alleen uitvoe-
ren op een voorkeurslocatie (bij
voorkeur bij uw erkende dealer).
1. Stop de auto.
2. Zet de versnellingsbak indien mo-
gelijk in PARK.
3. Zet de motor af
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem is verholpen,
hervat de transmissie de normale wer-king. OPMERKING:
Ook al kan de transmissie worden
gereset, we raden u toch aan zo
spoedig mogelijk naar uw erkende
dealer te gaan. Uw erkende dealer
kan met diagnoseapparatuur be-
palen of het probleem zich nog-
maals kan voordoen.Als geen reset van de transmissie mo-
gelijk is, is onderhoud door de er-
kende dealer vereist. VIJFTRAPS
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK – 3,0LDIESELMOTOR
De indicator voor de standen van de
versnellingspook (op het instrumen-
tenpaneel) geeft de versnellingen aan.
U moet het rempedaal intrappen om
de versnellingspook uit de stand
PARK te zetten (raadpleeg “Rem-/
schakelblokkering (BTSI)” in dit
hoofdstuk). Om te gaan rijden dient u
de versnellingspook vanuit de stand
PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend; vandaar dat de eerste
schakelingen bij een nieuwe auto in
het begin wat abrupt kunnen zijn. Dat
is echter normaal. Het nauwkeurige
193
Page 200 of 324

schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-den.
U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gas hebt losgelaten en de auto
tot stilstand is gekomen. Houd altijd
uw voet op het rempedaal als naar
deze standen schakelt.
De versnellingspook heeft alleen de
standen PARK, REVERSE, NEU-
TRAL en DRIVE. U kunt handmatig
schakelen met de "AutoStick®" scha-
kelbediening (raadpleeg
"AutoStick®" in dit hoofdstuk). Als u
de versnellingspook naar links of
rechts beweegt (-/+) terwijl hij in de
stand DRIVE staat, kunt u handmatig
de versnelling kiezen en wordt deze
versnelling op het instrumentenpa-
neel getoond als 5, 4, 3, 2, 1.VERSNELLINGEN
Laat de motor NOOIT met hoge toe-
rentallen draaien als u vanuit de stan-
den PARK of NEUTRAL naar een
andere versnelling schakelt.
PARK
Deze stand vormt een aanvulling op
de parkeerrem en blokkeert de ver-
snellingsbak. In deze stand kunt u de
motor starten. Gebruik de stand
PARK nooit terwijl de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan in wan-
neer u de auto in deze stand achter-laat.
Wanneer u op een vlakke ondergrond
parkeert, kunt u de versnellingspook
eerst in de stand PARK zetten en ver-
volgens de handrem aantrekken.Als u op een helling parkeert, moet u
de handrem eerst aantrekken voordat
u de versnellingspook in de stand
PARK zet. Anders kan het door de
belasting op het vergrendelmecha-
nisme van de transmissie moeite kos-
ten om de versnellingspook uit de
stand PARK te zetten. Als extra voor-
zorgsmaatregel kunt u op een op-
waartse helling de voorwielen naar de
stoeprand toe draaien en op een neer-
waartse helling van de stoeprand af.
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als
vervanging voor de handrem.
Trek de parkeerrem altijd volledig
aan als u de auto parkeert, om te
voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade ver-oorzaakt.
(Vervolgd)
Versnellingspook
194