Page 81 of 324

1 km/u tot 3 km/u naar de auto toe
bewegen, tot voorwerpen die zich met
een maximale snelheid van ongeveer
16 km/u verplaatsen, zoals in par-keersituaties. OPMERKING:
In parkeersituaties kunnen nade-
rende voertuigen aan het zicht
worden onttrokken door links en
rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd
door andere objecten of voertui-
gen, zal het systeem niet in staat
zijn de bestuurder te waarschu-wen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en
de auto zich in de achteruitversnelling
(REVERSE) bevindt, wordt de be-
stuurder gewaarschuwd door middel
van zowel visuele als geluidssignalen,
terwijl ook het volume van de radio
wordt verlaagd.
WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als ach-
teruitrijhulp. Het systeem is uitslui-
tend bedoeld als hulp voor de be-
stuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersi-
tuaties. Ga altijd voorzichtig te werk
tijdens het achteruitrijden, ook als u
RCP gebruikt. Controleer het gebied
achter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voertui-
gen, obstakels en dode hoeken. An-
ders bestaat er een risico op ernstig
of dodelijk letsel.
BEDRIJFSMODI
In het Uconnect Touch™ systeem
kunnen drie bedrijfsmodi worden ge-
selecteerd. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen" in "Uw instru-
mentenpaneel begrijpen" voor meerinformatie. Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft het BSM-systeem
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als het
systeem echter in RCP werkt, zal zo-
wel een visuele als akoestische waar-
schuwing worden gegeven wanneer
een object wordt gedetecteerd. Bij elke
akoestische waarschuwing wordt het
volume van de radio verlaagd. Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssignaal
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft het BSM-systeem
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van
de auto waarvoor een waarschuwing
geldt, zal ook een geluidssignaal klin-
ken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan de-
zelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de
visuele als de akoestische waarschu-
wing gegeven. Ter ondersteuning van
75
Page 82 of 324

de akoestische waarschuwing wordt
het volume van de radio (indien inge-
schakeld) verlaagd. OPMERKING:
Bij elke akoestische waarschu-wing van het BSM-systeem
wordt het volume van de radioverlaagd.
Als de alarmknipperlichten zijn ingeschakeld, zal het systeem al-
leen een visuele waarschuwinggeven.
Als het systeem in RCP werkt, zal
zowel een visuele als akoestische
waarschuwing worden gegeven
wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Wanneer een akoestische
waarschuwing moet worden gege-
ven, wordt ook de radio gedempt.
Als RCP actief is, zal altijd een ge-
luidssignaal worden gegeven en de
status van de richtingaanwijzer/
alarmknipperlichten worden gene-
geerd. Dodehoekwaarschuwing uit
Als het BSM-systeem is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of akoestische
waarschuwingen afgegeven door het
BSM- of RCP-systeem. OPMERKING:
Het BSM-systeem slaat de huidige
bedrijfsmodus op wanneer de con-
tactschakelaar wordt uitgezet. Tij-
dens het starten van de auto wordt
de laatst opgeslagen modus opge-
roepen en geactiveerd.
Astronomische zone — systeem
tijdelijk niet beschikbaar
Wanneer het voertuig deze zone bin-
nengaat, zal het systeem tijdelijk niet
beschikbaar zijn en toont het EVIC
het bericht "Dodehoeksysteem tijde-
lijk niet beschikbaar - astronomische
zone". De LED’s in de buitenspiegels
lichten op en blijven branden totdat
het voertuig de zone verlaat. STOELEN
De stoelen vormen een belangrijk on-
derdeel van het veiligheidssysteem
voor inzittenden van deze auto.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de
bagageruimte, zowel binnen als
buiten de auto. Bij een aanrijding
lopen personen in de bagage-
ruimte een groter risico om ernstig
of zelfs dodelijk gewond te raken.
Vervoer geen personen in een
ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en autogor-
dels. Bij een aanrijding lopen per-
sonen in de bagageruimte een gro-
ter risico om ernstig of zelfs
dodelijk gewond te raken.
Zorg dat iedereen in uw auto een
stoel heeft en de autogordel op de
juiste wijze heeft omgedaan.
ELEKTRISCH
VERSTELBARE STOELEN
Op modellen die zijn uitgerust met
elektrisch verstelbare stoelen bevindt
de schakelaar zich aan de buitenzijde
van de stoel bij de vloer. Met deze
schakelaar kunt u de bestuurdersstoel
omhoog, omlaag, naar voren en naar
achteren bewegen en de zitting kante-len.
76
Page 83 of 324

OPMERKING:
De passagiersstoel kan omhoog,
omlaag, naar voren of naar achte-
ren worden geschoven.
De stoel naar voren of naar
achteren verstellen
De stoel kan zowel naar voren als naar
achteren worden versteld. Druk de
stoelschakelaar naar voren of naar
achteren om de stoel in de richting
van de schakelaar te verstellen. Laat
de schakelaar los zodra de gewenste
stand is bereikt.De stoel omhoog of omlaagverstellen
De stoelhoogte kan omhoog of omlaag
worden versteld. Trek de stoelschake-
laar omhoog of druk deze omlaag om
de stoel in de richting van de schake-
laar te verstellen. Laat de schakelaar
los zodra de gewenste stand is bereikt.
De stoel omhoog of omlaag kantelen
De hoek van de zitting kan in vier
richtingen worden versteld. Trek de
voorzijde van de stoelschakelaar om-
hoog of druk de achterzijde van de
stoelschakelaar omlaag om het voor-
ste of achterste gedeelte van de zitting
in de richting van de schakelaar te
verstellen. Laat de schakelaar los zo-
dra de gewenste stand is bereikt.
De rugleuning verstellen
De hoek van de rugleuning kan naar
voren of naar achteren worden ver-
steld. Druk de rugleuningsschakelaar
naar voren of naar achteren om de
stoel in de richting van de schakelaar
te verstellen. Laat de schakelaar los
zodra de gewenste stand is bereikt.
WAARSCHUWING!
Het verstellen van een stoel tij-
dens het rijden kan gevaarlijk
zijn. Het verstellen van een stoel
tijdens het rijden kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur
verliest en een botsing met ernstig
of dodelijk letsel veroorzaakt.
Het verstellen van de stoelen moet
plaatsvinden voordat de veilig-
heidsgordels zijn vastgegespt en
terwijl de auto is geparkeerd. Een
slecht afgestelde veiligheidsgordel
kan ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
Rij nooit met de rugleuning zo
schuin ingesteld dat de schouder-
gordel niet meer tegen uw borst-
kas rust. Tijdens een botsing be-
staat het gevaar dat u onder de
veiligheidsgordel door schuift,
waardoor ernstig of dodelijk letsel
kan ontstaan.
1 — Verstellen stoel
2 — Verstellen rugleuning
77
Page 84 of 324

LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder een
elektrisch verstelbare stoel en zorg
dat deze altijd vrij kan bewegen. An-
ders kan de stoelbediening worden
beschadigd. De stoel kan niet vrij
bewegen als deze wordt gehinderd
door obstakels.
ELEKTRISCHE
LENDENSTEUN (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Auto's die zijn uitgerust met elek-
trisch verstelbare bestuurders- en
passagiersstoelen kunnen ook met een
elektrische lendensteun zijn uitgerust.
De schakelaar voor de elektrisch ver-
stelbare lendensteun bevindt zich aan
de buitenzijde van de verstelbare
stoel. Duw de schakelaar naar voor of
naar achteren om meer of minder len-
densteun in te stellen. Duw de schake-
laar naar boven of beneden om de
lendensteun te verhogen of te verla-gen. STOELVERWARMING (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Bij sommige modellen zijn de voor- en
achterstoelen uitgerust met verwar-
mingselementen in zowel de zittingen
als de rugleuningen.
De stoelverwarming van de bestuur-
dersstoel en de passagiersstoel voor
wordt bediend met het Uconnect
Touch™ systeem.
WAARSCHUWING!
Personen die geen pijn op de huid
kunnen voelen als gevolg van ou-
derdom, chronische ziekte, diabe-
tes, rugletsel, medicatie, alcohol-
gebruik, uitputting of een andere
lichamelijke conditie, moeten
voorzichtig zijn bij het gebruik
van de stoelverwarming. Deze kan
zelfs bij lage temperaturen brand-
wonden veroorzaken, met name
als de verwarming langdurig
wordt gebruikt.
Plaats geen voorwerpen op de
stoel die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen.
Hierdoor kan de stoelverwarming
oververhit raken. Gaan zitten op
een zitting die oververhit is kan
leiden tot ernstige brandwonden
als gevolg van de verhoogde op-
pervlaktetemperatuur van de zit-ting.
Schakelaar voor de elektrische lendensteun
78
Page 85 of 324

Bediening verwarming
voorstoelen — Uconnect Touch™
8.4 en 8.4 Nav:
Raak de schermtoets "Controls" (be-
dieningselementen) aan onder in het
Uconnect Touch™ scherm.Druk eenmaal op de
schermtoets voor de
bestuurders- of passagiers-
stoel om HI-level heating
(hoge verwarmingsstand) te selecte-
ren. Druk een tweede keer op de
schermtoets om LO-level heating
(lage verwarmingsstand) te selecte-
ren. Druk een derde keer op de
schermtoets om de verwarmingsele-
menten uit te schakelen (OFF). OPMERKING:
Zodra u een stand hebt geselec-
teerd, voelt u na twee tot vijf minu-
ten dat de stoel warm wordt.
Als u de stand Hi-level hebt geselec-
teerd, geeft de verwarming extra veel
hitte tijdens de eerste vier gebruiks-
minuten. Daarna neemt de uitge-
straalde hitte af tot het normale hoge
niveau. Als het hoge niveau is geselec-
teerd, schakelt het systeem automa-
tisch na maximaal 60 minuten conti-
nue werking terug naar laag niveau.
Op dat moment verandert het display
van HI naar LO. Het lage niveau
wordt automatisch na 45 uitgescha-
keld (OFF).Stoelverwarming achterin
Bij sommige modellen zijn de twee
buitenste zitplaatsen uitgerust met
verwarmde zittingen. De stoelverwar-
mingsschakelaars van deze stoelen
bevinden zich achterop de midden-
console. Met de twee schakelaars voor
de stoelverwarming kunnen de ach-
terpassagiers de stoelen afzonderlijkbedienen.
U kunt kiezen uit de verwarmingsin-
stellingen HI (hoog), LO (laag) en
OFF (uit). Oranje indicatielampjes in
beide schakelaars geven de ingestelde
verwarmingsgraad weer. Er gaan
twee indicatielampjes branden voor
de stand HI (hoog), één voor LO
(laag) en geen voor OFF (uit).
Voor de stand HI (hoog)
drukt u de schakelaar een-
maal in. Voor de stand
LOW (laag) drukt u de
schakelaar tweemaal in. Als u de ver-
warmingselementen wilt uitschake-
len, drukt u een derde maal op de
schakelaar.
Schermtoetsbediening
Schermtoetsen stoelverwarming
79
Page 86 of 324

OPMERKING:
Zodra u een stand hebt geselec-teerd, voelt u na twee tot vijf mi-
nuten dat de stoel warm wordt.
De stoelverwarming werkt uit- sluitend wanneer de motordraait.
Als u de stand Hi-level hebt geselec-
teerd, geeft de verwarming extra veel
hitte tijdens de eerste vier gebruiks-
minuten. Daarna neemt de uitge-
straalde hitte af tot het normale hoge
niveau. Als het hoge niveau is geselec-
teerd, schakelt het systeem automa-
tisch na maximaal 60 minuten conti-
nue werking terug naar laag niveau.
Op dat moment wordt één lampje ge-
doofd om de wijziging aan te geven.
Er brandt dan nog één lampje. Het
lage niveau wordt automatisch na 45
uitgeschakeld (OFF). GEVENTILEERDE
STOELEN (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Bij sommige modellen zijn zowel de
bestuurdersstoel als de passagiers-
stoel uitgerust met stoelventilatie. In
de stoelzitting en de rugleuning be- vinden zich kleine ventilatoren die
lucht aanzuigen van het stoelopper-
vlak door kleine perforaties in de
stoelbekleding ter verkoeling van de
bestuurder en voorpassagier bij hoge
omgevingstemperaturen.
De geventileerde stoelen worden be-
diend met het Uconnect Touch™ sys-teem.
Ventilatiebediening voorstoel —
Uconnect Touch™ 8.4/8.4 Nav:
Raak de schermtoets "Controls" (be-
dieningselementen) aan onder in het
Uconnect Touch™ scherm.
Druk eenmaal op de schermtoets voor
"Driver" (bestuurder) of "Passenger"
(passagier) om de hoge ventilatie-
stand te selecteren. Druk een tweede
keer op de schermtoets om de ventila-
tiestand LO (laag) te selecteren. Druk
een derde keer op de schermtoets om
de stoelventilatie uit te schakelen. OPMERKING:
De stoelventilatie werkt uitslui-
tend wanneer de motor draait. HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het
risico van letsel te verlagen door de
bewegingsvrijheid van het hoofd te
beperken tijdens aanrijdingen van
achteren. De hoofdsteunen moeten
zodanig worden afgesteld, dat de bo-
venkant van uw oor zich onder de
bovenkant van de hoofdsteun be-vindt.
Schermtoetsbediening
Schermtoetsen stoelventilatie
80
Page 87 of 324

WAARSCHUWING!
De hoofdsteunen moeten voor alle
inzittenden correct worden afgesteld
voordat u gaat rijden, of voordat de
passagiers plaatsnemen. De hoofd-
steunen mogen niet worden afge-
steld tijdens het rijden. Rijden in een
auto zonder hoofdsteunen of met in-
correct afgestelde hoofdsteunen kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel bijbotsingen.
Actieve hoofdsteunen —voorstoelen
De bestuurdersstoel en de passagiers-
stoel voor zijn uitgerust met actieve
hoofdsteunen. Bij een botsing aan de
achterzijde bewegen de actieve hoofd-
steunen automatisch naar voren en
verkleinen zo de ruimte tussen het
achterhoofd van de inzittenden en dehoofdsteun. De actieve hoofdsteunen keren auto-
matisch terug in hun normale positie
na een botsing. Als de actieve hoofd-
steunen niet automatisch in de nor-
male positie terugkeren, moet u on-
middellijk naar uw erkende dealergaan.
Trek aan de hoofdsteunen om ze ho-
ger af te stellen. Als u de hoofdsteun
lager wilt afstellen, drukt u op de
drukknop onder aan de hoofdsteun en
duwt u vervolgens de hoofdsteun naarbeneden. OPMERKING:
De hoofdsteunen mogen alleen
door een erkend mecanicien ver-
wijderd worden en alleen voor on-
derhoudswerkzaamheden. Als een
van de twee hoofdsteunen verwij-derd moeten worden, moet u con-
tact opnemen met een erkende
dealer.
WAARSCHUWING!
Plaats geen voorwerpen zoals jassen,
stoelhoezen of draagbare dvd-
spelers over de bovenkant van de
hoofdsteunen. Deze voorwerpen
kunnen bij botsingen de werking
van de actieve hoofdsteunen belem-
meren en leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel.
Hoofdsteunen achterin
De middelste hoofdsteun heeft twee
standen, omhoog of omlaag. Als de
middelste stoel in gebruik is, moet de
hoofdsteun in de hoge stand staan. Als
de middelste stoel niet in gebruik is,
kan de hoofdsteun in de laagste stand
worden geplaatst zodat de bestuurder
goed zicht heeft.
Drukknop
81
Page 88 of 324

Trek aan de hoofdsteunen om ze ho-
ger af te stellen. Als u de hoofdsteun
lager wilt afstellen, drukt u op de
drukknop onder aan de hoofdsteun en
duwt u vervolgens de hoofdsteun naarbeneden. OPMERKING:
De buitenste hoofdsteunen zijn
niet verstelbaar. Raadpleeg "Gor-
delsystemen" in "Wat u moet we-
ten voordat u de auto start" voor
meer informatie. NEERKLAPBARE ACHTERBANK
De rugleuningen van de achterbank
kunnen naar voren worden geklapt
om extra bergruimte te verkrijgen.
Om de achterste rugleuning naar vo-ren te klappen, trekt u aan de lussen
aan de bovenkant van de rugleuning. OPMERKING:
U kunt deze lussen wegstoppen
wanneer u ze niet gebruikt.
Nadat de rugleuning is ontgrendeld,
kan hij naar voor worden geklapt.
Wanneer de rugleuning rechtop staat,
moet u controleren of deze goed isvastgeklikt door stevig aan de boven-
kant van de rugleuning te trekken,
boven de band.
WAARSCHUWING!
Controleer of de rugleuning stevig
is vergrendeld. Als de rugleuning
niet goed is vergrendeld, biedt de
achterbank onvoldoende stabili-
teit voor kinderzitjes en/of passa-
giers. Een slecht vastgezette zit-
ting kan ernstig letsel
veroorzaken.
De bagageruimte achterin de auto
(met de achterste rugleuningen
rechtop of neergeklapt) mag tij-
dens het rijden niet door kinderen
worden gebruikt als speelruimte.
Bij een ongeval zouden ze ernstig
letsel kunnen oplopen. Kinderen
horen plaats te nemen in een ge-
schikt kinderzitje.
Drukknop
Lus achterste rugleuning
Neergeklapte rugleuning achter
82