Page 177 of 324

voor de bestuurder en passagier aan
de bovenzijde van het scherm weerge-geven.
ALGEMEEN OVERZICHT
Toetsen
De toetsen bevinden zich in het mid-
den van het instrumentenpaneel on-
der het Uconnect Touch™ scherm. Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.Beschrijving van de toetsen enschermtoetsen
1. AC toets
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingescha-
keld (ON). Deze functie zorgt ervoor
dat de automatische werking wordt
veranderd in handmatige bediening
en dat de AUTO-indicator uitgaat.2. Recirculatieknop
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling te wijzigen, het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie isingeschakeld.
3. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik
om de hoeveelheid lucht te regelen,
die door het klimaatsysteem stroomt.
De schakelaar heeft zeven standen.
Als u het aanjagertoerental wijzigt,
schakelt de automatische bediening
over op handmatige bediening. Het
toerental kan als volgt met de toetsen
of schermtoetsen worden ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wan-
neer u de schakelaar vanuit de laagste
stand rechtsom draait. Het aanjager-
toerental neemt af wanneer u de scha-
kelaar linksom draait.
Automatische klimaatregeling —
toetsen
Uconnect Touch™ systeem 8.4
Automatische temperatuurregeling — schermtoetsen
171
Page 178 of 324

Schermtoets — Uconnect Touch™
systeem 8.4
Gebruik het kleine pictogram om het
aanjagertoerental te verlagen en het
grote pictogram om dit toerental te
verhogen. De aanjager kan ook wor-
den geselecteerd door op de balk van
de aanjager tussen de iconen te druk-ken.
4. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats
van de huidige ingestelde luchtstroom
de modus Ontdooien in te schakelen.
De indicator brandt wanneer deze
functie is ingeschakeld. Door het in-
schakelen van deze functie, schakelt
de ATC in de handbediende modus.
Wanneer de modus Ontdooien wordt
geselecteerd, kan het aanjagertoeren-
tal toenemen. Als de ontdooi modus,
voor, wordt uitgeschakeld, schakelt
de airconditioning de vorige modusin.5. Knop Ontdooien achter
Druk op deze knop om de achterruit-
verwarming en de buitenspiegelver-
warming in te schakelen (voor be-
paalde uitvoeringen/markten). Een
indicator brandt wanneer de achter-
ruitverwarming is ingeschakeld. De
achterruitverwarming wordt na onge-
veer 10 minuten automatisch uitge-schakeld.
LET OP!
Als er geen acht wordt geslagen op
deze waarschuwingen, kan er
schade optreden aan de verwar-mingselementen.
Wees voorzichtig bij het schoon-
maken van de binnenkant van de
achterruit. Gebruik geen schu-
rende schoonmaakmiddelen om
de binnenzijde van de ruit te rei-
nigen. Gebruik een zachte doek en
een zacht zeepsopje en wrijf even-
wijdig aan de verwarmingsele-
menten. U kunt stickers verwijde-
ren met warm water.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Gebruik geen schrapers, scherpe
voorwerpen of schurende schoon-
maakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen
zich op veilige afstand van de ruitbevinden.
6. Temperatuurregelknop
passagiers OMHOOG
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverhogen. OPMERKING:
Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automa-
tisch in exit Sync.
7. Temperatuurregelknop
passagiers OMLAAG
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverlagen.
172
Page 179 of 324

OPMERKING:
Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automa-
tisch in exit Sync.
8. Toets klimaatregeling uit
Druk op deze toets om de klimaatre-
geling in of uit te schakelen.
9. Knop AUTO
Regelt automatisch de interieurtem-
peratuur door het regelen van de
luchtverdeling en de luchthoeveel-
heid. Door deze functie te gebruiken
schakelt de automatische tempera-
tuurregeling tussen de handmatige en
automatische modi. Raadpleeg "Au-
tomatische bediening" voor meer in-formatie.
10. Temperatuurregelknop
bestuurder OMLAAG
Biedt de bestuurder een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverlagen. OPMERKING:
In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de
temperatuurregeling aan passa-gierszijde.11. Temperatuurregelknop
bestuurder OMHOOG
Biedt de bestuurder een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverhogen. OPMERKING:
In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de
temperatuurregeling aan passa-gierszijde.
12. Modi
De luchtverdeling kan zo worden in-
gesteld dat lucht vanuit de luchtroos-
ters in het instrumentenpaneel, de
vloerroosters, de ontwasemingsroos-
ters en de ontdooiroosters stroomt. De
modus instellingen zijn als volgt:
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de
roosters in het dashboard. Deze
roosters kunt u afzonderlijk in-
stellen om zo de luchtstroming te re-
gelen. De schoepen van de uitblaas-
openingen in het midden van het
dashboard en in de zijpanelen kunnen
omhoog en omlaag en naar links en
naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te rege-
len. Onder de schoepen bevindt zich
een regelwiel waarmee de uitblaas-
opening kan worden afgesloten of
aangepast om zo de uitstromende
hoeveelheid lucht te regelen.
Gemengde ventilatie
Lucht stroomt uit de luchtroos-
ters in het instrumentenpaneel
en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via
de openingen voor voorruit- en zijrui-tontwaseming. OPMERKING:
De TWEE NIVEAUS modus is be-
doeld om comfort te bieden door
koele lucht uit de luchtroosters in
het instrumentenpaneel en warme
lucht uit de vloerroosters te latenstromen.
173
Page 180 of 324

Vloermodus
Er stroomt lucht naar binnen
via de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor
voorruit- en zijruitontwaseming. Mix modus
De lucht stroomt via de vloer-
openingen en de roosters voor
ontwaseming van voor- en zij-
ruiten. Deze ventilatiestand kunt u
het beste gebruiken bij koud weer of
sneeuw. Stand ontdooien/ontwasemen
De lucht stroomt via de roosters
voor ontwaseming van de voor-
en zijruiten. Gebruik de ont-
dooimodus met maximale tempera-
tuursinstelling om zo snel mogelijk de
voorruit en de zijruiten te ontdooien.
Wanneer de modus Ontdooien wordt
geselecteerd, kan het aanjagertoeren-
tal toenemen. 13. SYNC
Druk op de schermtoets Sync om te
schakelen tussen Sync functie aan en
uit. De Sync indicator brandt wan-
neer deze functie is ingeschakeld.
Sync wordt gebruikt om de tempera-
tuurinstelling aan passagierszijde en
achterin te synchroniseren met die
aan bestuurderszijde. Als de tempera-
tuurinstelling aan passagierszijde
wordt gewijzigd terwijl Sync actief is,
zal deze functie automatisch wordenuitgeschakeld.
FUNCTIES VAN DE
KLIMAATREGELING
A/C (airconditioning)
Met de toets voor de airconditioning
(A/C) kan de gebruiker het aircondi-
tioningsysteem handmatig in- of uit-
schakelen. Als de airconditioning is
ingeschakeld, stroomt via de lucht-
roosters koele, droge lucht de cabine
in. Druk voor een lager brandstofver-
bruik op de A/C toets om de aircondi-
tioning uit te schakelen en stel met de
hand de het toerental van de aanjager
en luchtverdeling in.OPMERKING:
Wanneer zich wasem of condens
vormt op de voorruit of zijra-
men, kiest u de ontdooimodus
en verhoogt u de aanjagersnel-heid.
Als de airco niet zo goed werkt als u verwacht, controleert u of
de voorzijde van de airco-
condensor (vóór de radiator) is
verstopt door vuil of insecten.
Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achter-
zijde van de radiator en door de
condensor heen. Beschermhoe-
zen kunnen de luchtstroom door
de condensor hinderen, waar-
door de prestaties van de airco
terug kunnen lopen.
Recirculatie Wanneer de buitenlucht
rook, onprettige luchtjes of
veel vocht bevat, of wan-
neer een snelle koeling ge-
wenst is, kunt u de binnenlucht laten
circuleren door de recirculatietoets in
te drukken. Wanneer deze toets gese-
lecteerd is brandt de recirculatie-174
Page 181 of 324

indicator. Druk de toets nogmaals in
om de recirculatiemodus uit te scha-
kelen en buitenlucht te laten binnen-
stromen. OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten,
bij gebruik van de recirculatie-
functie, sneller beslaan. Bij syste-
men met handmatige klimaatrege-
ling kan de recirculatiestand niet
worden gebruikt in combinatie
met de stand ontdooien/
ontwasemen. Hierdoor verloopt
het ontwasemen sneller. De recir-
culatie wordt automatische uitge-
schakeld als deze stand wordt ge-
kozen. Als u de recirculatiestand
probeert in te schakelen terwijl
een van deze standen actief is, gaat
de LED in de bedieningsknop
knipperen om vervolgens uit tegaan.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
(ATC)
De toetsen van de ATC bevinden zich
in het midden op het instrumentenpa-neel.Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.
Automatische werking
1. Druk op de toets of schermtoets
AUTO (9) op het paneel Automatic
Temperature Control (ATC).
2. Stel vervolgens de door u gewenste
temperatuur in m.b.v. de tempera-
tuurregelknoppen of -toetsen (6, 7,
10 en 11) voor de bestuurderszijde en
de passagierszijde. Zodra de gewenste
temperatuur wordt aangegeven, zorgt
het systeem dat dit comfortniveau
wordt bereikt en automatisch wordtgehandhaafd.
3. Zodra het systeem eenmaal vol-
gens uw comfortniveau is ingesteld,
hoeven de instellingen niet opnieuw te
worden aangepast. U ervaart het
meeste gebruiksgemak wanneer u het
systeem automatisch zijn gang laatgaan. OPMERKING:
De temperatuurinstellingen
hoeft u niet aan te passen voor
een warm of koud voertuig. Het
systeem kiest automatisch zelf
de temperatuur, de luchtverde- ling en het aanjagertoerental om
zo snel mogelijk comfort te bie-den.
De temperatuur kan worden ge- toond in Amerikaanse of metri-
sche eenheden, via selectie van
de US/M klantprogrammeer-
functie. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ systeeminstellingen" in
dit hoofdstuk van deze handlei-ding.
Voor een optimaal comfort in de
AUTO-modus, blijft de aanjager tij-
dens een koude start op een lage stand
draaien totdat de motor is opge-
warmd. Daarna zal de aanjager steeds
sneller draaier en overgaan naar deAUTO-modus.
Handmatige bediening
Bij dit systeem kan handmatig het
aanjagertoerental, luchtverdeling,
A/C status en de luchtrecirculatie
worden geselecteerd.
Het aanjagertoerental kan op elke ge-
wenste constante waarde worden in-
gesteld door de buitenring van de be-
dieningsknop te draaien. De aanjager
werkt nu op een vaste snelheid tot een
175
Page 182 of 324

andere snelheid wordt gekozen. Zo
kunnen de voorste inzittenden de
luchthoeveelheid regelen die in het
voertuig circuleert en de "AUTO"
modus opheffen.
De gebruiker kan ook de richting van
de luchtstroom kiezen door een van de
beschikbare modi in te stellen. De
werking van de A/C en luchtrecircu-
latie kan ook handmatig worden ge-
selecteerd in Manual operation.
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING OPMERKING:
Zie de tabel aan het eind van dit
hoofdstuk voor de juiste instellin-
gen voor de verschillende weers-omstandigheden.
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem in auto's met
airconditioning moet worden be-
schermd met een antivriesmiddel van
uitstekende kwaliteit om een goede
bescherming te bieden tegen roestvor-
ming en oververhitting van de motor.
Een oplossing van 50% ethyleenlycol
(antivries) en 50% water wordt aan-
bevolen. Raadpleeg "Onderhouds-procedures" in het onderhoudsboekje
van uw auto voor het kiezen van de
juiste koelvloeistof.
Rijden in de winter
Het gebruik van de circulatiefunctie
tijdens de wintermaanden is af te ra-
den, daardoor kunnen de ruiten ge-
makkelijk beslaan. Stalling
Wanneer u de auto stalt, of minstens
twee weken lang niet meer gebruikt
(bijv. bij vakantie), laat het aircosys-
teem dan bij stationair toerental vijf
minuten lang draaien in de buiten-
lucht bij een hoge aanjagersnelheid.
Zo krijgt het systeem voldoende sme-
ring en is de kans op schade aan de
aircocompressor miniem wanneer u
het systeem weer start. Ruitontwaseming
Het beslaan van de voorruit aan de
binnenzijde is snel te verhelpen door
de keuzeschakelaar op Ontwasemen
te zetten. Met de stand Ontwasemen/
Vloerventilatie kunt u de voorruit hel-
der houden en daarnaast zorgen voor
voldoende verwarming. Als u last
krijgt van beslagen zijruiten, kunt u
de aanjagersnelheid verhogen. Bij
zacht maar regenachtig of vochtig
weer kunnen de autoruiten aan de
binnenzijde gemakkelijk beslaan. OPMERKING:
Circulatie van lucht zonder air-
conditioning mag niet lang wor-
den gebruikt, omdat dan de rui-
ten kunnen beslaan.
De automatische klimaatrege- ling (ATC) past automatisch de
klimaatinstellingen aan om het
beslaan van de voorruit te ver-
minderen of te voorkomen.
Luchtinlaat buiten
Zorg dat de luchtinlaat, pal voor de
voorruit, niet wordt verstopt door
achtergebleven bladeren e.d. Wan-
neer bladeren achterblijven in de
luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd; wanneer ze in de lucht-
kamer terechtkomen kunnen de wa-
terafvoeren verstopt raken. Zorg in de
wintermaanden dat de luchtinlaat
niet wordt afgedekt door ijs of sneeuw.
176
Page 183 of 324
Aircoluchtfilter
Het klimaatregelsysteem filtert stof,
stuifmeel en sommige geuren uit de
buitenlucht. Sterke stank kan niet
volledig worden uitgefilterd. Raad-
pleeg "Onderhoudsprocedures" in het
onderhoudsboekje van uw auto voor
de instructies voor het vervangen van
het filter.177
Page 184 of 324