Page 105 of 324

OPMERKING:
Om de correcte werking te waar-
borgen, is de elektronische snel-
heidsregeling zodanig uitgevoerd
dat het systeem wordt uitgescha-
keld als u gelijktijdig meerdere
functies van de elektronische snel-
heidsregeling bedient. Als dit ge-
beurt, kan het systeem opnieuw in
werking worden gesteld door de
knop ON/OFF van de elektroni-
sche snelheidsregeling in te druk-
ken en de gewenste snelheid op-
nieuw in te stellen.
IN WERKING STELLEN
Druk op de toets ON/OFF. Het con-
trolelampje cruise-regeling in het
voertuiginformatiesysteem (EVIC)gaat branden. Druk nogmaals op de
toets ON/OFF om het systeem uit te
schakelen. Het controlelampje cruise-
regeling gaat uit. Laat het systeem
altijd uit staan als u het niet gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de elektronische
snelheidsregeling ingeschakeld te
houden wanneer u deze niet ge-
bruikt. U kunt het systeem per on-
geluk instellen en dan sneller gaan
rijden dan u wel wilt. U kunt zo de
controle over het stuur verliezen en
een ongeval veroorzaken. Laat het
systeem altijd UIT staan als u het
niet gebruikt.
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Schakel de elektronische snelheidsre-
geling in. Wanneer de auto de ge-
wenste snelheid heeft bereikt, drukt u
kort op de toets SET (-). Laat het
gaspedaal los en de auto zal op de
ingestelde snelheid blijven rijden. OPMERKING:
U mag pas op de toets SET druk-
ken als de auto moet met een ge-
lijkmatige snelheid op een vlakke
weg rijdt.
BUITEN WERKING STELLEN
Als u het rempedaal licht aantikt, op
de toets CANCEL drukt of normale
remdruk uitoefent terwijl de auto
vaart mindert, wordt de elektronische
snelheidsregeling uitgeschakeld zon-
der dat het geheugen wordt gewist.
Wanneer u op de toets ON/OFF drukt
of de contactschakelaar uitzet, wordt
de ingestelde snelheid gewist.
WEER OP INGESTELDE
SNELHEID KOMEN
Als u wilt terugkeren naar een eerder
ingestelde snelheid, drukt u kort op de
toets RES (+). U kunt dan opnieuw
met elke snelheid boven 32 km/u
gaan rijden.
INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de elektronische snelheids-
regeling is ingesteld, kunt u de snel-
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
99
Page 106 of 324

heid verhogen door op de toets RES
(+) te drukken. Als u de toets inge-
drukt houdt, wordt de ingestelde snel-
heid continu verhoogd totdat u de
toets loslaat. De nieuwe snelheid zal
vervolgens worden ingesteld.
Eenmaal indrukken van de toets RES
(+) verhoogt de ingestelde snelheid
als volgt:
2,0 km/u (3,0-liter dieselmotor)
1,6 km/u (3,6-liter motor)
Iedere volgende druk op de toets ver-
hoogt de snelheid met 2,0 km/u (3,0-
liter dieselmotor) of 1,6 km/u (3,6-
liter motor).
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl
de elektronische snelheidsregeling is
ingesteld, drukt u op de toets SET (-).
Als u de toets ingedrukt houdt in de
stand SET (-), wordt de ingestelde
snelheid continu verlaagd totdat u de
toets loslaat. Laat de toets los zodra de
gewenste snelheid is bereikt. De
nieuwe snelheid zal vervolgens wor-
den ingesteld.Eenmaal indrukken van de toets SET
(-) verlaagt de ingestelde snelheid alsvolgt:
2,0 km/u (3,0-liter dieselmotor)
1,6 km/u (3,6-liter motor)
Iedere volgende druk op de toets ver-
laagt de snelheid met 2,0 km/u (3,0-
liter dieselmotor) of 1,6 km/u (3,6-
liter motor).
ACCELEREREN OM IN TE HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde
wijze als u normaal gesproken zou
doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelderijsnelheid.
Elektronische snelheidsregeling
gebruiken op hellingen
De versnelling kan omlaag schakelen
op hellingen om de ingestelde snel-
heid van de auto te handhaven. OPMERKING:
De elektronische snelheidsrege-
ling houdt de snelheid op hellin-
gen en bij afdalingen constant. Een
kleine snelheidsverandering op
flauwe hellingen is normaal.Op steile berghellingen kan de snel-
heid veel hoger of lager worden, zodat
het in die gevallen beter is om zonder
elektronische snelheidsregeling te rij-den.
WAARSCHUWING!
Een elektronische snelheidsregeling
kan gevaarlijk zijn in situaties waar
het systeem geen constante snelheid
kan aanhouden. Uw auto kan gezien
de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen en mogelijk een bot-
sing veroorzaakt. Gebruik de elek-
tronische snelheidsregeling nooit in
druk verkeer of op bochtige, be-
ijzelde, besneeuwde of gladde we-gen.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Adaptieve cruisecontrol (ACC) ver-
groot het gebruiksgemak van de
cruisecontrol tijdens het rijden op au-
tosnelwegen en andere doorgaande
wegen. Het is echter geen veiligheids-
100
Page 107 of 324

systeem en het helpt niet om ongeluk-
ken te voorkomen.
Met ACC kunt u de cruisecontrol in-
geschakeld houden in lichte tot ma-
tige verkeersdrukte zonder dat u
steeds opnieuw uw cruisecontrol op-
nieuw hoeft in te stellen. De ACC
maakt gebruik van een radarsensor,
die is ontworpen om direct voor u
rijdende voertuigen te detecteren. OPMERKING:
Als de sensor geen voor u rijdendvoertuig detecteert, houdt de
ACC een vaste ingestelde snel-
heid aan.
Wanneer de ACC-sensor een voor u rijdend voertuig detec-
teert, zorgt de ACC dat uw auto
automatisch iets afremt of ver-
snelt (maximaal tot de oor-
spronkelijk ingestelde snelheid)
om een vooraf ingestelde volgaf-
stand aan te houden, waarbij de
snelheid van de voorganger
wordt overgenomen.
WAARSCHUWING!
Adaptieve cruisecontrol (ACC) iseen systeem voor meer gebruiks-
gemak. Het is niet geschikt voor
actief sturen tijdens het rijden. De
bestuurder blijft te allen tijde ver-
antwoordelijk voor het aanpassen
van zijn of haar rijstijl aan de
weg-, verkeers- en weersomstan-
digheden, rijsnelheid, afstand tot
de voorligger en - als belangrijkste
- het bedienen van de remmen
voor veilig gebruik van de auto
onder alle omstandigheden. Veilig
autorijden vereist altijd uw volle
aandacht. Het negeren van deze
waarschuwingen kan een aanrij-
ding en ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Het ACC-systeem: reageert niet op voetgangers,
tegemoetkomend verkeer, en
stilstaande objecten (bijv. stil-
staande voertuigen in een file).
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
houdt geen rekening met weg-,
verkeers- en weersomstandig-
heden en kent soms beperkin-
gen als gevolg van slechtelichtomstandigheden.
kan het verloop van de weg of
de beweging van voorliggers
niet voorspellen en kan wijzi-
gingen daarin niet compense-
ren.
herkent niet altijd complexe
rijomstandigheden, wat kan
leiden tot verkeerde of ontbr e-
kende afstandsmeldingen.
kan slechts maximaal 25% van
het remvermogen van uw auto
aanspreken en kan derhalve uw
auto niet volledig tot stilstand
brengen.
101
Page 108 of 324

WAARSCHUWING!
U dient hetACC-systeem uit te scha-
kelen:
tijdens het rijden in mist, zware regenval, zware sneeuwval, natte
sneeuw, druk verkeer en complexe
rijomstandigheden (bijv. bij weg-werkzaamheden).
tijdens het oprijden van -op- en
afritten van snelwegen, het rijden
op bochtige, ijzige, besneeuwde,
gladde, sterk stijgende of dalendewegen.
tijdens het rijden met een aanhan-
ger op sterk stijgende of dalendewegen.
als de omstandigheden het niet
toelaten veilig met een constante
snelheid te rijden.
Het negeren van deze waarschuwin-
gen kan een aanrijding en ernstig en
zelfs dodelijk letsel tot gevolg heb-ben. Het cruisecontrolsysteem biedt tweebedieningsmodi:
De modus Adaptieve cruisecontrol,
die zorgt dat een veilige afstand
tussen voertuigen wordt aangehou-den.
De modus Normale (vaste snelheid) cruisecontrol, die zorgt dat een con-
stante, vooraf ingestelde snelheid
wordt aangehouden. Raadpleeg het
gedeelte "De modus Normale (vaste
snelheid) cruisecontrol" in dit
hoofdstuk voor nadere informatie.
OPMERKING:
Het systeem reageert niet op voor u
rijdende voertuigen. Zorg dat u
zich tijdens het rijden bewust bent
van de gekozen modus.
U kunt de modus wijzigen met de
cruisecontroltoetsen. De twee bedie-
ningsmodi hebben een verschillende
werking. Controleer altijd welke mo-
dus u hebt gekozen. WERKING VAN DE ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
U bedient het ACC-systeem met de
toetsen voor de snelheidsregeling (die
zich aan de rechterzijde van de stuur-
kolom bevinden). OPMERKING:
Eventuele wijzigingen aan het
chassis of de ophanging zijn van
invloed op de prestaties van de
Adaptieve cruisecontrol.
1 — DISTANCE SETTING
2 — RES
+
3 — SET -
4 — CANCEL
5 — ON/OFF
6 — MODE
102
Page 109 of 324

ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)ACTIVEREN
ACC kan alleen in werking worden
gesteld als de auto een snelheid heeft
van meer dan 30 km/u.
Wanneer het systeem is ingeschakeld
en zich in de READY-status bevindt,
toont het elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) de melding
"Adaptive Cruise Ready" (Adaptieve
cruisecontrol gereed).
Wanneer het systeem is uitgescha-
keld, toont het EVIC de melding
"Adaptive Cruise Control Off"
(Adaptieve cruisecontrol uitgescha-keld). OPMERKING:
Onder de volgende omstandighe-
den kunt u de ACC niet inschake-len:
Als u de remmen bedient.
Als de parkeerrem is geacti-veerd.
Als de automatische versnel- lingsbak in PARK, REVERSE of
NEUTRAL staat. Als u op de toets RES + drukt
terwijl het geheugen geen vooraf
ingestelde snelheid bevat.
IN WERKING STELLEN
Druk kort op de toets ON/OFF. Het
ACC-menu in het EVIC toont "Adap-
tive Cruise Control (ACC) Ready"
(adaptieve cruisecontrol gereed).
Als u het systeem wilt uitschakelen,
drukt u nogmaals kort op de toets
ON/OFF. Het systeem wordt uitge-
schakeld en het EVIC toont de mel-
ding "Adaptive Cruise Control Off"
(Adaptieve cruisecontrol uitgescha-keld).
WAARSCHUWING!
Het ACC-systeem ongebruikt inge-
schakeld houden is gevaarlijk. U
kunt het systeem per ongeluk instel-
len en dan sneller gaan rijden dan u
wel wilt. U kunt hierdoor de controle
over het voertuig verliezen wat tot
aanrijdingen kan leiden. Laat het
systeem altijd UIT staan als u het
niet gebruikt.
Adaptive Cruise Control (ACC) Ready (adaptieve cruisecontrol gereed)
Adaptive Cruise Control (ACC) OFF (adaptieve cruisecontroluitgeschakeld)
103
Page 110 of 324

GEWENSTE ACC-
SNELHEID INSTELLEN
Wanneer de auto de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de toetsSET-. Het EVIC-scherm toont de
ingestelde snelheid.
Neem uw voet van het gaspedaal.
Doet u dat niet, dan kan de auto blij-
ven versnellen tot voorbij de inge-
stelde snelheid. Als dat gebeurt:
Verschijnt de melding "DRIVER
OVERRIDE" (ingreep door be-
stuurder) op het EVIC-scherm.
Regelt het systeem niet langer de afstand tussen uw auto en uw voor-
ligger. Wordt de snelheid alleen be-
paald door de stand van het gaspe-daal. Functie uitschakelen (CANCEL)
Het systeem schakelt de ACC uit zon-
der het geheugen te wissen als:
U het rempedaal aantikt.
U het rempedaal intrapt.
U op de toets CANCEL drukt.
Het antiblokkeerremsysteem
(ABS) wordt geactiveerd.
De transmissie in de stand Neutraal wordt gezet.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS)
wordt geactiveerd. OPMERKING:
Als ACC wordt hervat of ingesteld
terwijl het ESC/TCS is uitgescha-
keld, zal het ESC automatisch op-
nieuw worden ingeschakeld.
FUNCTIE UITSCHAKELEN (OFF)
Het systeem wordt uitgeschakeld en
wist de ingestelde snelheid uit het ge-
heugen als u:
Kort op de toets “ON/OFF” drukt.
Het contact uitschakelt.
ACC Set
Ingreep door de bestuurder
Adaptive Cruise Control (ACC)
Cancelled (adaptieve cruisecontrol geannuleerd)
104
Page 111 of 324

WEER OP INGESTELDE
SNELHEID KOMEN
Druk kort op de toets RES+. Neem
vervolgens uw voet van het gaspedaal.
Het EVIC-scherm toont de laatst in-
gestelde snelheid. OPMERKING:
U kunt de ACC hervatten vanaf mi-
nimaal 30 km/u.WAARSCHUWING!
U dient de Resume-functie alleen te
gebruiken als de verkeers- en
wegomstandigheden dat toestaan.
Terugkeren naar een ingestelde snel-
heid die te hoog of te laag is voor de
heersende verkeers- of wegomstan-
digheden kan tot gevaarlijke situa-
ties leiden doordat de auto teveel
versnelt of afremt. Het negeren van
deze waarschuwingen kan een aan-
rijding en ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de ACC is ingesteld, kunt u
de ingestelde snelheid verhogen door de toets RES
+ingedrukt te houden.
Het EVIC-scherm toont de snel-heidstoename.
Als u in de US-modus de toets inge-
drukt houdt, neemt de ingestelde
snelheid toe in stappen van 8 km/u.
Als u in de metrische modus de toets
ingedrukt houdt, neemt de ingestelde
snelheid toe in stappen van 10 km/u.
In de US-modus leidt het eenmalig
indrukken van de toets RES +tot een
verhoging van de ingestelde snelheid
met 1,6 km/u. Met ieder volgend tikje
op de toets verhoogt u de snelheid met
1,6 km/u. In de metrische modus leidt
het eenmalig indrukken van de toetsRES +tot een verhoging van de inge-
stelde snelheid met 1,0 km/u. Met
ieder volgend tikje op de toets ver-
hoogt u de snelheid met 1,0 km/u.
Wanneer de ACC is ingesteld, kunt u
de ingestelde snelheid verlagen door
de toets SET -ingedrukt te houden.
Als u de toets in de US-modus inge-
drukt houdt, wordt de ingestelde snel-
heid verlaagd in stappen van 8 km/u. Als u de toets in de metrische modus
ingedrukt houdt, wordt de ingestelde
snelheid verlaagd in stappen van
10 km/u.
In de US-modus leidt het eenmalig
indrukken van de toets SET
-tot een
verlaging van de ingestelde snelheid
met 1,6 km/u. Met ieder volgend tikje
op de toets verlaagt u de snelheid met
1,6 km/u.
In de metrische modus leidt het een-
malig indrukken van de toets SET -
tot een verlaging van de ingestelde
snelheid met 1,0 km/u. Met ieder vol-
gend tikje op de toets verlaagt u de
snelheid met 1,0 km/u. OPMERKING:
Wanneer u de toets SET - ge- bruikt om te vertragen, maar de
auto door het afremmen op de
motor onvoldoende vertraagt om
de ingestelde snelheid te berei-
ken, zal de auto automatisch
worden afgeremd door remsys-teem.
Het ACC-systeem kan maximaal slechts 25% van het remvermo-
105
Page 112 of 324

gen van uw auto aanspreken en
zal de auto niet volledig tot stil-
stand brengen.
Het ACC-systeem handhaaft de ingestelde rijsnelheid als u tegen
een helling op of van een helling
af rijdt. Een kleine snelheidsver-
andering op flauwe hellingen is
normaal. Tijdens het rijden te-
gen een helling op of van een
helling af kan de transmissie te-
rugschakelen. Dit is normaal en
is bedoeld om de ingestelde rij-
snelheid vast te houden.
VOLGAFSTAND IN ACC INSTELLEN
U kunt de volgafstand voor de ACC
instellen door de waarde 3 (long,
lang), 2 (medium, gemiddeld) of 1
(short, kort) te selecteren. Met behulp
van de instelwaarde voor de volgaf-
stand en de rijsnelheid berekent de
ACC de afstand tot uw voorligger en
stelt die in. Deze instelling verschijnt
op het EVIC-scherm. U wijzigt de volgafstand door kort op
de toets Distance (afstand) te druk-
ken. Bij iedere druk op deze toets ver-
springt de instelling voor de volgaf-
stand tussen 3 (lang), 2 (gemiddeld)
en 1 (kort).
Als er geen voertuig voor u rijdt,
houdt uw auto de ingestelde snelheid.
Als een langzamer rijdend voertuig op
dezelfde rijstrook wordt gedetecteerd,
toont het EVIC-scherm het pictogram
"Sensed Vehicle Indicator" (indicator
voertuig gedetecteerd), waarna het
systeem de rijsnelheid automatisch
aanpast om de ingestelde volgafstand
te handhaven, ongeacht de ingesteldesnelheid.
Uw auto handhaaft dan de ingestelde
volgafstand totdat:
Het voorliggende voertuig versnelt
tot een waarde die hoger ligt dan de
ingestelde rijsnelheid.
Het voorliggende voertuig naar een andere rijstrook gaat of buiten het
bereik van de sensor komt.
het voorliggende voertuig vertraagt tot een snelheid beneden 24 km/u
en het systeem zichzelf uitschakelt.
Volgafstandinstelling 3 (lang)
Volgafstandinstelling 2 (gemiddeld)
Volgafstandinstelling 1 (kort)
106