Page 49 of 324

avanceerde frontairbags zijn niet be-
doeld voor het verminderen van het
risico op letsel bij botsingen van ach-
teren, botsingen van opzij of over de
kop slaan.
De geavanceerde frontairbags en de
knieairbag aan bestuurderszijde wor-
den niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor som-
mige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg
hebben, zoals bepaalde aanrijdingen
tegen palen, aanrijdingen waarbij de
auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen de geavanceerde
frontairbags, afhankelijk van de aard
van de botsing en de plaats waar de
auto wordt geraakt, opgeblazen wor-
den bij aanrijdingen die geringe
schade aan de voorkant van het voer-
tuig tot gevolg hebben, maar die aan-
vankelijk een grote afname van de
snelheid veroorzaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen
bij alle zijdelingse botsingen. Het op-
blazen van de zijairbags is afhankelijk
van de ernst en aard van de aanrij-ding.Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig meten, zijn de snel-
heid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor
de noodzaak van het wel of niet op-
blazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een
airbag die wordt opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor inzit-
tenden (OCR) bewaakt de gereedheid
van de elektronische onderdelen van
het airbagsysteem wanneer de con-
tactschakelaar in de stand START of
ON/RUN staat. Als de sleutel in de
stand OFF, in de stand ACC, of niet op
contact staat, is het airbagsysteem
niet ingeschakeld en zullen de airbags
niet geactiveerd worden.
Het ORC beschikt over een reserve-
voeding die de airbags kan ontvou-
wen, zelfs als de accu leeg is of wordt
losgekoppeld voordat de airbags wor-
den geactiveerd.
De ORC schakelt ook hetairbag-
waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel in
voor een zelftest gedurende 4 tot 8 se-
conden, wanneer het contact voor de
eerste keer wordt aangezet. Na de
zelftest gaat het waarschuwings-
lampje van de airbag uit. Als het ORC
een storing in het systeem detecteert,
gaat het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem knipperen of con-
stant branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt als het lampje gaat bran-
den na de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem in de instrumen-
tengroep laten branden wanneer een
storing wordt geconstateerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloe
den. De diagnose meldt eveneens de
aard van het defect.
43
Page 50 of 324

WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-
waarschuwingslampje op uw instru-
mentenpaneel negeert, kan dat bete-
kenen dat de airbags u bij een
aanrijding niet beschermen. Als het
lampje niet gaat branden als u de
contactsleutel omdraait, blijft bran-
den nadat u de auto hebt gestart of
gaat branden tijdens het rijden,
moet u het airbagsysteem onmiddel-
lijk laten controleren door een er-
kende dealer.
Opblaasmodules voor de
geavanceerde frontairbag aan
bestuurders- en passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavan-
ceerde frontairbags aan bestuurders-
en passagierszijde bevinden zich in
het midden van het stuurwiel en aan
de rechterzijde van het instrumenten-
paneel. Het ORC zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een
botsing wordt gedetecteerd waarbij de
geavanceerde frontairbags moeten
worden geactiveerd. Er ontwikkelt
zich een grote hoeveelheid niet-giftig
gas om de geavanceerde frontairbags op te blazen. De airbags kunnen in
verschillende mate worden opgebla-
zen, afhankelijk van de aard en ernst
van de botsing. Het afdekpaneel op de
stuurwielnaaf en op de bovenzijde
van het dashboard komen los en klap-
pen opzij terwijl de airbags volledig
worden opgeblazen. Het volledig op-
blazen van de airbags duurt circa 50
tot 70 milliseconden. Dit is ongeveer
de helft van de tijd die nodig is om met
uw ogen te knipperen. De airbags lo-
pen vervolgens snel leeg terwijl ze de
bestuurder en de voorpassagier nog
bescherming bieden.
Het gas in de geavanceerde frontair-
bag wordt afgevoerd via de ventilatie-
openingen in de zijkanten van de air-
bag. Op deze wijze belemmeren de
airbags de besturing van de auto niet.
Opblaasmodule voor de extra
knieairbag aan bestuurderszijde
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De opblaasmodule van de extra knie-
airbag aan bestuurderszijde bevindt
zich onder de stuurkolom achter de
bekleding van het instrumentenpa-
neel. Het ORC zendt een signaal naarde opblaasmodules wanneer een bot-
sing wordt gedetecteerd waarbij de
airbag moet worden geactiveerd. Een
grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegeneerd om de knieairbag
aan bestuurderszijde op te blazen. De
bekledingpanelen komen los en klap-
pen opzij om de airbag volledig te
kunnen opblazen. Het volledig opbla-
zen van de airbag duurt circa 15 tot
20 milliseconden. Het gas van de
knieairbag aan bestuurderszijde
stroomt weg via kleine openingen in
de zijkant van de airbag.
Opblaasmodules voor de extra
zijairbag in de voorstoel
De extra zijairbags in de voorstoelen
worden uitsluitend bij bepaalde zijde-
lingse botsingen geactiveerd.
Het ORC bepaalt op basis van de aard
en ernst van een zijdelingse botsing of
de zijairbags moeten worden opgebla-zen.
Naargelang de ernst en de aard van de
botsing kan het opblaasmechanisme
van de zijairbag aan de zijde van de
botsing geactiveerd worden, waar-
door een hoeveelheid niet-giftig gas
44
Page 51 of 324

vrijkomt. De zich opblazende zij-
airbag komt via de voegnaad in de
stoel naar buiten in de ruimte tussen
de inzittende en het portier. De zij-
airbag worden volledig opgeblazen in
ongeveer 10 milliseconden. De zijair-
bag wordt zo snel en krachtig opge-
blazen dat u gewond kunt raken wan-
neer u niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag zich ont-
vouwt. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor de extra gordijn-zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwer-
king beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van het voertuig,
zal het ORC mogelijk de extra
gordijn-zijairbags opblazen. Dit is af-
hankelijk van de kracht en de aard
van de botsing. In deze gevallen blaast
het ORC alleen de gordijn-zijairbag
op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveel-
heid niet-giftig gas om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt hetzijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat u letsel
kunt oplopen als u niet correct op uw
stoel zit en/of uw gordel niet (correct)
heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voor-
werp in uw richting wegdrukt. Dat
geldt vooral voor kinderen. De
gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig schatten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade
geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensors het ORC
helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal het ORC, als
het communicatienetwerk en de voe-
ding intact blijven en afhankelijk van
de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssys-
teem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De binnenverlichting inschakelen en ingeschakeld laten zolang de
accu werkt, totdat de contactsleutel
wordt verwijderd of de contactsleu-
tel in de UIT-stand wordt gedraaid
met behulp van de Keyless GoStart/Stop-knop.
De deuren automatisch ontgrende- len.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen. OPMERKING:
De voor- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen.
45
Page 52 of 324

Dit houdt echter niet in dat het
airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan somsschaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de
vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische pro-
ducten. De schaafwonden zijn niet
blijvend en genezen normaal ge-
sproken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van bla-
ren, ga dan onmiddellijk naar uwhuisarts.
Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien rondvliegende stofdeel-
tjes die op rook lijken. Dit stof is een
normaal bijproduct van het active-
ringsproces voor het niet-giftige op- blaasgas. Deze rondzwevende stof-
deeltjes kunnen de huid, ogen, neus
of keel irriteren. Spoel met koud
water als u last hebt van geïrri
teerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirrita-
ties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie zich blijft voordoen. Als
deze deeltjes op uw kleding terecht-
komen, volg dan de gebruikelijke
wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags
opgeblazen zijn geweest. Als u op-
nieuw bij een aanrijding betrokken
raakt, zullen de airbags geen enkele
bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en
gordelspanners hebben geen enkel
effect bij een volgende aanrijding.
Laat de airbags, gordelspanners en
rolautomaat van de veiligheidsgor-
dels voorin onmiddellijk vervangen
door een erkende dealer. U moet ook
het ORC-systeem laten nakijken. Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
Wijzigingen aan delen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg
hebben dat het systeem bij een
aanrijding niet functioneert. U
kunt gewond raken doordat de
airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen
aan de onderdelen of bedrading
aan en plak nooit emblemen of
stickers op het afdekpaneel op het
stuur of aan de rechterzijde van
het instrumentenpaneel. Breng
geen wijzigingen aan op de voor-
bumper of de carrosseriestructuur
en monteer geen los verkrijgbare
treeplanken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen
van het airbagsysteem te repare-
ren. Waarschuw iedereen die aan
uw auto werkt dat de auto is uit-
gerust met airbags.
(Vervolgd)
46
Page 53 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Probeer geen enkel onderdeel van
het airbagsysteem te wijzigen. De
airbag kan per ongeluk worden
opgeblazen of werkt mogelijk niet
goed meer als deze wordt gewij-
zigd. Breng de auto naar een er-
kende dealer voor onderhoud aan
het airbagsysteem. Breng de auto
naar een erkende dealer als onder-
houd nodig is aan de autostoel,
waaronder het afdekpaneel en het
kussen (ook voor het verwijderen
of losser/strakker maken van de
bevestigingsbouten). Er mogen
alleen door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden
gebruikt. Neem contact op met
een erkende dealer als het airbag-
systeem moet worden aangepast
voor personen met een handicap.
Waarschuwingslampje voor hetairbagsysteem De airbags moeten bedrijfs-
klaar zijn om bij een aanrij-
ding onmiddellijk op te bla-
zen en u te beschermen. Het
waarschuwingslampje voor het air- bagsysteem controleert de interne cir-
cuits en de bedrading verbonden met
elektrische componenten van het air-
bagsysteem. Het airbagsysteem is on-
derhoudsvrij. Laat het systeem echter
onmiddellijk controleren door een er-
kende dealer als zich het volgende
voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat niet vier tot
acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar de eerste keer in
de stand ON/RUN hebt gezet.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem blijft branden na de
periode van vier tot acht seconden.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat af en toe bran-
den of blijft branden tijdens hetrijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller
of andere meters voor motorfunc-
ties niet werken, is het mogelijk
dat het beschermingssysteem voor
de inzittenden ook niet werkt. Het
kan zijn dat de airbags niet gereed
zijn om u te beschermen. Contro- leer onmiddellijk de zekeringen
op doorgeslagen zekeringen.
Raadpleeg het label aan de bin-
nenkant van het deksel van het ze-
keringenblok voor de juiste air-
bagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering
nog goed is.
GEBEURTENISRECORDER (EDR)
Deze auto is uitgerust met een gebeur-
tenisrecorder (EDR). De belangrijkste
taak van de EDR is het registreren van
gegevens die duidelijk maken hoe een
voertuigsysteem zich heeft gedragen
in bepaalde ongevals- of gelijksoor-
tige situaties, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een
obstakel. De EDR is ontworpen om
kortstondig, meestal 30 seconden of
minder, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De
EDR in deze auto is ontworpen om
onder andere de volgende gegevens te
registreren:
Hoe hebben diverse systemen in uw
auto zich gedragen?
47
Page 54 of 324

Waren de veiligheidsgordels van debestuurder en passagier vastge- gespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of
rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot
een beter inzicht in de omstandighe-
den waarin botsingen en letsel ont-staan. OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitslui-
tend tijdens extreme ongevalsitua-
ties geregistreerd. Onder normale
rijomstandigheden registreert de
EDR geen privé of overige gege-
vens, zoals naam, geslacht, leeftijd
en ongevallocatie. Het is echter wel
mogelijk dat anderen, bijvoor-
beeld de politie, de EDR-gegevens
combineren met de persoonsgege-
vens die standaard worden opge-
vraagd na ongevallen. Voor het uitlezen van de geregis-
treerde EDR-gegevens is zowel toe-
gang tot de auto als speciale appara-
tuur nodig. Naast de fabrikant van de
auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens le-
zen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.
AUTOGORDELS VOOR KINDEREN
Iedereen in uw auto moet altijd een
autogordel dragen, ook baby's en kin-
deren.
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten onderweg goed vastgegespt zijn op
de achterbank als dat mogelijk is. Sta-
tistieken tonen aan dat kinderen vei-liger zijn wanneer ze op de achterste
zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet
op de voorstoelen).
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een
kinderzitje achterstevoren op een
stoel die is beveiligd door een
frontairbag!” Lees ook de infor-
matiestickers op de zonneklep en
het portiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-
vastgegespt kind of zelfs een baby
als een projectiel naar voren wor-
den geslingerd. Bij een aanrijding
kan zoveel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden
dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent.
De baby en andere inzittenden
kunnen zo ernstig gewond raken.
Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
48
Page 55 of 324
Er zijn verschillende typen kinderzit-
jes in verschillende maten verkrijg-
baar, van zitjes voor pasgeboren ba-
by’s tot oudere kinderen die al bijnagroot genoeg zijn om een autogordel
voor volwassenen te dragen. Lees al-
tijd de handleiding van het kinderzitje
om te controleren of dit voor uw kind
geschikt is. Gebruik het juiste veilig-
heidssysteem voor uw kind.
Tabel voor het plaatsen van universeel kinderzitje
Leeftijdscategorie Zitpositie
Voorstoel passagierszijde Achterpassagier Achter midden
<10 kg (0 tot 9 maanden) X U U
<13 kg (0 tot 24 maanden) X U U
Tussen 9 en 18 kg (9 tot 48 maanden) X U U
Tussen 15 en 36 kg (4 tot
12 jaar) X U U
Legenda voor letters in het schemahierboven:
U = Geschikt voor universele kinder-
zitjes, goedgekeurd voor deze ge-wichtsklasse.
X = Zitpositie niet geschikt voor kin-
deren in deze gewichtsklasse.
49
Page 56 of 324

Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig
Gewichtsklasse Grootte-
klasse Bevestiging
Voorstoel
passagierszijde Achter
buitenzijde Achter
midden Andere
plaatsen
Draagbare wieg F ISO/L1 X X X X
G ISO/L2 X X X X
(1) X X X X
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X 1UF X X
(1) X X X X
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X 1UF X X
D ISO/R2 X 1UF X X C ISO/R3 X *1UF X X (1) X X X X
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X 1UF X X
C ISO/R3 X *1UF X X B ISO/F2 X 1UF X X
B1 ISO/F2X X 1UF X X A ISO/F3 X 1UF X X
(1) X X X X
II – 15 tot 25 kg (1) X X X X
III – 22 tot 36 kg (1) X X X X
Legenda voor letters in het schema hierboven:
(1) Voor de CRS die geen ISO/XX
-identificatie hebben (A tot G) voor de
geldende gewichtsklasse moet de au-
tofabrikant het beschermingssysteem
voor kinderen van ISOFIX dat speci-
fiek voor dat voertuig is bedoeld aan-
bevelen voor elke positie. 1UF = Geschikt voor voorwaarts ge-
richte ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen
uit de "universele" klasse die is goed-
gekeurd voor gebruik bij deze ge-wichtsklasse.
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor
ISOFIX-beschermingssystemen voor
kinderen in deze gewichtsklasse en/of
deze grootteklasse.X = ISOFIX-positie niet geschikt voor
ISOFIX-beschermingssystemen voor
kinderen in deze gewichtsklasse en/of
deze grootteklasse.
* De voorstoel moet midden op de
glijrails zijn ingesteld of voor deze po-
sitie met de rugleuning verticaal.
50