Page 73 of 378

•Obstakeldetectie annuleren .................. 153
• Ventilatie schuifdak — Snel .................. 153
• Bediening van zonwering ................... 153
• Rijwinddruk ........................... 153
• Onderhoud schuifdak ..................... 153
• Bediening bij afgezet contact ................. 153
• COMMAND VIEW SCHUIFDAK MET POWER
SHADE — INDIEN AANWEZIG .................. 153
• Schuifdak openen – Snel ................... 154
• Ventilatiestand schuifdak - Snel ............... 154
• Schuifdak sluiten - Snel .................... 154
• Power Shade zonwering openen – Snel ........... 154
• Power Shade zonwering sluiten – Snel ........... 155
• Openen en sluiten schuifdak en Power Shade
zonwering – Handmatig .................... 155
• Obstakeldetectie ........................ 155
• Obstakeldetectie annuleren .................. 155
• Opheffen onderbreking obstakeldetectie .......... 155
• Rijwinddruk ........................... 155
• Onderhoud schuifdak ..................... 156
• Bediening bij afgezet contact ................. 156
• Schuifdak geheel gesloten .................. 156
69
Page 74 of 378
•ELEKTRISCHE STOPCONTACTEN ................ 156
• BEKERHOUDERS .......................... 158
• OPBERGVAKJE ........................... 158
• Handschoenenvakje ...................... 158
• Opbergruimte portieren .................... 159
• Middenconsole ......................... 159
• LAADRUIMTE ............................ 160
• Oplaadbare zaklamp ...................... 160
• Opbergbakken bagageruimte ................. 160
• Verwijderbaar afdekpaneel bagageruimte —
Indien aanwezig ......................... 161
• Sjorhaken voor bagage .................... 162
• FUNCTIES ACHTERRUIT ...................... 163
• Schakelaar Ruitenwissers/Sproeiers Achterruit ...... 163
• Achterruitverwarming ..................... 163
• DAKIMPERIAAL — INDIEN AANWEZIG ............. 164
70
Page 75 of 378

SPIEGELS
Binnenspiegel met dag/nachtstand
De auto is voorzien van een spiegel met één
kogelgewricht. Deze spiegel wordt aange-
draaid in een vaste stand. De spiegelkop kan
naar boven, beneden, links en rechts worden
aangepast aan de bestuurder. Draai de spiegel
zo dat u door het midden van de achterruit kijkt.
Hinderlijke weerspiegeling van de koplampen
van achterliggers kunt u verminderen door het
hendeltje onder de spiegel in de nachtstand te
zetten (naar de achterkant van de auto toe).
Stel de spiegel af terwijl deze in de dagstand
staat (naar de voorruit toe).
Binnenspiegel met automatische
dimstand — indien aanwezig
Dit type spiegel dimt automatisch de hinderlijke
weerspiegeling van de koplampverlichting van
achterliggers. U kunt deze functie aan- of uit-
zetten door de knop onder aan de spiegel in te
drukken. In de knop gaat een lampje branden
als de dimfunctie in werking is getreden. De
spiegel kan zonder gereedschap linksom wor-
den aangedraaid op de knop op de voorruit.
LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet te bescha-
digen mag reinigingsvloeistof nooit recht-
streeks op de spiegel worden gespoten.
Breng de vloeistof aan op een schone doek
en wrijf de spiegel daarmee schoon.
BuitenspiegelsStel voor optimaal zicht de spiegels zo af dat u
de aangrenzende rijstrook goed in het vizier
hebt en er dan tevens een geringe overlapping
is met de binnenspiegel.
Afstellen van de achteruitkijkspiegel
Binnenspiegel met automatische dimstand
71
Page 76 of 378

WAARSCHUWING!
Auto’s en andere voorwerpen lijken in de bolle
spiegel aan passagierszijde kleiner en verder
weg dan ze in werkelijkheid zijn. Als u te veel
op de passagiersspiegel vertrouwt, kunt u in
botsing komen met een ander voertuig of
object. Gebruik uw binnenspiegel om de
grootte van of de afstand tot een voertuig te
schatten dat u in de rechterspiegel ziet. Op
sommige auto’s is geen bolle spiegel aan
passagierszijde aangebracht.
Wegklapbare buitenspiegelsAlle buitenspiegels kunnen naar voren of naar
achteren scharnieren om beschadigingen te
voorkomen. De scharnieren hebben drie klik-
standen: helemaal naar voren, helemaal naar
achteren en normaal.
Buitenspiegels met automatische
dimstand — indien aanwezig
De buitenspiegels aan de kant van de bestuur-
der en passagier dimmen automatisch de
weerspiegeling van de koplampverlichting van
achterliggers. Deze functie wordt geregeld
door de binnenspiegel met automatische dim-
stand en kan aan en uit gezet worden door de
bijbehorende knop in te drukken onderaan de
binnenspiegel. De spiegels dimmen automa-
tisch de weerspiegeling van de koplampver-
lichting van achterliggers wanneer de binnen-
spiegel dit ook doet.
Elektrisch bediende buitenspiegelsDe schakelaar voor de elektrisch bediende
buitenspiegels bevindt zich op het bekledings-
paneel van het bestuurdersportier.
De bedieningselementen van de elektrisch be-
diende buitenspiegels omvatten de keuze-
knoppen voor de spiegels en een schakelaar
met vier richtingen voor regeling van de spie-
gels. Als u de afstelling van een spiegel wilt
wijzigen, drukt u op de keuzeknop voor de
desbetreffende spiegel. Druk vervolgens op
een van de pijltjes op de schakelaar voorregeling van de spiegels om de spiegel te
verplaatsen in de richting van het pijltje.
U kunt uw spiegelafstellingen combineren met
de optionele stoelgeheugenfunctie. Raadpleeg
“Bestuurdersstoel met geheugenfunctie” in
Leren over de functies van uw voertuig voor
meer informatie.
Schakelaar voor elektrisch bedienbare
buitenspiegels
1 — Spiegelrichtschakelaar
2 — Spiegelkeuze
72
Page 77 of 378

Elektrisch wegklapbare
buitenspiegels - indien aanwezig
De schakelaar voor de elektrische inklapbare
spiegels bevindt zich tussen de keuzeschake-
laars voor de elektrisch bediende buitenspie-
gels (L en R).
Druk eenmaal op de schakelaar om de spie-
gels in te klappen en druk nogmaals op de
schakelaar om de spiegels naar de normale
rijstand terug te klappen.
OPMERKING:
Als de elektrische schakelaar voor de in-
klapbare spiegel meer dan 4 seconden inge-
drukt blijft of als de snelheid van het voer-
tuig hoger is dan 8 km/h, wordt de
inklapfunctie buiten werking gesteld.
Als de spiegels zich in de ingeklapte stand
bevinden en de snelheid van het voertuig is
gelijk of hoger dan 8 km/h), worden ze automa-
tisch uitgeklapt.De spiegels moeten volledig in- of uitgeklapt
zijn anders werkt deze functie niet op de juiste
manier en moeten ze zonodig met de hand
worden in- of uitgeklapt.
Verwarmde buitenspiegels — indien
aanwezig
Deze buitenspiegels zijn verwarmd ter
bescherming tegen aanvriezing. Deze
functie wordt geactiveerd wanneer u
de achterruitverwarming inschakelt. Raad-
pleeg “Bestuurdersstoel met geheugenfunctie”
in Leren over de functies van uw voertuig voor
meer informatie.
Verlichte make-upspiegelsDe verlichte make-upspiegels zijn toegankelijk
na het omlaag klappen van een van de zonne-
kleppen.
Licht het klepje omhoog zodat de spiegel zicht-
baar wordt. Het lampje gaat automatisch bran-
den.
Verlengstuk zonneklep -
indien aanwezig
De zonneklep heeft een verlenging om voor
een betere afdekking te zorgen.
Verlichte make-upspiegel
73
Page 78 of 378

DODEHOEKBEWAKING —
INDIEN AANWEZIG
Het systeem voor dodehoekbewaking (BSM)
maakt gebruik van twee radargebaseerde sen-
soren aan de binnenzijde van het achterbum-
perpaneel en detecteert motorvoertuigen (au-
to’s, vrachtwagens, motorfietsen, etc.) die
vanaf de achterzijde, voorzijde of zijkant van de
auto in de dode hoek komen.Na het starten van de auto gaat het BSM-
waarschuwingslampje in de beide buitenspie-
gels kort branden om de bestuurder te waar-
schuwen dat het systeem is geactiveerd. De
sensoren van het BSM-systeem zijn in werking
wanneer een van de vooruitversnellingen of de
stand REVERSE is geactiveerd en gaan naar
de modus Stand-by wanneer de stand PARK is
geactiveerd.
De BSM-detectiezone bestrijkt aan weerszijden
van de auto ongeveer één rijbaan (3,35 m). De
zone begint bij de buitenspiegel en strekt zich
over ongevee
r 6 m uit naar de achterzijde van
de auto. Het BSM-systeem bewaakt de detec-
tiezones aan weerszijden van de auto wanneer
de snelheid van het voertuig ongeveer 10 km/u
of meer bedraagt en zal de bestuurder waar-
schuwen wanneer zich een voertuig in deze
zones bevindt.
OPMERKING:
• Het BSM-systeem waarschuwt de be-
stuurder NIET voor snel naderende voer-
tuigen die zich buiten de detectiezones
bevinden. •
De detectiezone van het BSM-systeem
wordt NIET GEWIJZIGD wanneer een aan-
hanger aan uw auto is gekoppeld. Als aan
uw auto een aanhanger is gekoppeld,
moet u visueel controleren of de rijbaan
naast u vrij is voor zowel uw auto als de
aanhanger, voordat u van rijbaan wisselt.
Als de aanhanger of een ander object
(bijvoorbeeld een fiets of sportappara-
tuur) uitsteekt buiten de zijkant van uw
auto, is het mogelijk dat het BSM-
waarschuwingslampje blijft branden zo-
lang een van de vooruitversnellingen is
geactiveerd.
Voor de correcte werking van het BSM-systeem
moet het gedeelte van het achterpaneel waar
zich de radarsensoren bevinden, vrij zijn van
sneeuw, ijs, verontreiniging en vuil van de weg.
Zorg dat u het gedeelte van het achterpaneel
waar zich de radarsensoren bevinden, niet
blokkeert met vreemde voorwerpen (bumper-
stickers, fietsrekken, etc.).
Achterste detectiezones
74
Page 79 of 378
Het BSM-systeem waarschuwt de bestuurder
voor objecten in de detectiezones door middel
van het BSM-waarschuwingslampje in de bui-
tenspiegels.Het BSM-systeem kan ook zodanig worden
geconfigureerd, dat een geluidssignaal klinkt
en het volume van de radio wordt verlaagd om
de bestuurder te waarschuwen voor objecten
in de detectiezones. Raadpleeg “Bedrijfsmodi”
voor meer informatie.Het BSM-systeem bewaakt de detectiezone
tijdens het rijden vanuit drie verschillende pun-
ten (zijkant, achter- en voorzijde) om te beoor-
delen of een waarschuwing noodzakelijk is. Het
BSM-systeem zal een waarschuwing afgeven
wanneer voertuigen vanuit de volgende richtin-
gen in de zone komen.
In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijbanen links
of rechts van uw auto.
Locatie van de sensor
(afgebeeld aan bestuurderszijde)Locatie van het waarschuwingslampje
Bewaking van zijkant
75
Page 80 of 378

In de zone komen vanaf de achterzijde
Voertuigen die uw auto links of rechts aan de
achterzijde naderen en de detectiezone bin-
nengaan met een relatieve snelheid van minder
dan 48 km/u.
Voertuigen inhalen
Wanneer u een ander voertuig langzaam in-
haalt (met een relatieve snelheid van minder
dan 16 km/u) en dit voertuig ongeveer 1,5 se-
conde in uw dode hoek blijft, gaat het waar-
schuwingslampje branden. Als het snelheids-
verschil tussen de twee voertuigen hoger is
dan 16 km/u, gaat het waarschuwingslampje
niet branden.Het BSM-systeem is zodanig ontworpen, dat
geen waarschuwing wordt afgegeven voor
vaste objecten, zoals vangrails, palen, muren,
bomen, bermbeplanting, etc. Het is echter mo-
gelijk dat het systeem af en toe toch zal waar-
schuwen voor dergelijke objecten. Dat is nor-
maal en betekent niet dat er iets aan uw auto
mankeert.
Het BSM-systeem zal geen waarschuwing af-
geven voor objecten die zich in tegengestelde
rijrichting verplaatsen op de naastgelegen rij-
banen.
Bewaking van achterzijde
Inhalen/naderen
Inhalen/passeren
Vaste objecten
76