Page 225 of 378

’Verzopen’ motor starten
(met de ENGINE START/STOP-knop)
Als de motor niet start nadat u de procedures
voornormaal starten of extreme koude hebt
gevolgd, kan het zijn dat de motor ’verzopen’
is. Om de overtollige brandstof weg te krijgen,
houdt u het rempedaal ingetrapt, houdt u het
gaspedaal helemaal ingetrapt, en drukt u ver-
volgens één keer op de ENGINE START/STOP-
knop en laat deze weer los. De startmotor wordt
automatisch ingeschakeld, draait gedurende
10 seconden, en wordt dan uitgeschakeld. Als
dit gebeurt, laat dan het gas- en rempedaal los,
wacht gedurende 10 tot 15 seconden, en her-
haal dan de procedure Normaal starten .
’Verzopen’ motor starten
(met houder met ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de procedures
voor normaal starten of extreme koude heeft
gevolgd, kan het zijn dat de motor ’verzopen’
is. Om de overtollige brandstof weg te krijgen,
houdt u het gaspedaal helemaal ingedrukt op
de vloer. Daarna drukt u de contactschakelaar
in de START-stand en laat u deze los zodra de
startmotor aanslaat. De startmotor slaat auto-
matisch binnen 10 seconden af. Als dit ge- beurt, draait u de contactschakelaar in de
vergrendelstand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de normale startproce-
dure.
LET OP!
Om schade aan de startmotor te voorkomen
wacht u 10 tot 15 seconden voordat u het
nogmaals probeert.
Na het startenHet stationaire toerental wordt automatisch ge-
regeld en loopt terug naarmate de motor war-
mer wordt.
Normaal starten — DieselmotorLet op de volgende zaken als de motor draait.
•
Alle lampjes met berichten zijn uit.
• Storingsindicatielampje (MIL) is uit.
• Oliedruklampje is uit
Voorzorgsmaatregelen bij koud weer
Als wordt gereden bij temperaturen onder het
vriespunt, moeten speciale voorzorgsmaatre-
gelen worden genomen. De volgende tabel
geeft enkele opties. *Dieselbrandstof nr. 1 met ultralaag zwavelge-
halte (ULSD) mag uitsluitend worden gebruikt
op plaatsen met langdurige polaire weersom-
standigheden (-23 °C).
OPMERKING:
•
Bij gebruik van op het klimaat afgestemde
ULSD- dieselbrandstof of ULSD-
dieselbrandstof nr. 1 wordt aanzienlijk
meer brandstof verbruikt.
• Op het klimaat afgestemde ULSD-
dieselbrandstof is een mengsel van nr. 2
ULSD- en nr. 1 ULSD-dieselbrandstof dat
de temperatuur waarbij zich waskristallen
in de brandstof vormen verlaagt.
OPMERKING:
Deze motor vereist Dieselbrandstof met ul-
tralaag zwavelgehalte . Verkeerde brandstof
221
Page 226 of 378

kan schade veroorzaken aan het uitlaatsys-
teem. Raadpleeg voor meer informatie “Ei-
sen aan de brandstof – Dieselmotor” onder
“Starten en bedienen”.
Gebruik accudeken
De accu verliest 60 % van zijn tornvermogen
als de temperatuur van de accu daalt tot -18
°C. Voor dezelfde daling in temperatuur heeft
de motor tweemaal zoveel vermogen nodig om
bij hetzelfde toerental aan te slaan. Het gebruik
van een accudeken verhoogt het startvermo-
gen bij lage temperaturen aanzienlijk. Ge-
schikte accudekens zijn verkrijgbaar bij uw
erkende MOPAR-dealer.
Startprocedure motor
WAARSCHUWING!
Giet NOOIT brandstof of een andere ontvlam-
bare vloeistof in de luchtinlaat van de motor
om het voertuig te starten. Hierdoor kunnen
steekvlammen ontstaan die ernstig letsel kun-
nen veroorzaken.
1. De keuzehendel moet in de stand NEUTRAL
of PARK staan voordat u de auto kunt starten. 2. Draai de contactsleutel in de ON-stand.
3. Kijk naar het controlelampje
Wachten met
starten in het instrumentenpaneel. Raadpleeg
voor meer informatie “Instrumentgroep” onder
“De functies op uw dashboard”. Deze zal twee
tot tien seconden zichtbaar zijn, afhankelijk van
de motortemperatuur. Wanneer het controle-
lampje “Wachten met starten” uitgaat, is de
motor gereed om te worden gestart.
4. Tipstart-functie
Druk niet op het gaspedaal. Met de Houder
met ingebouwde sleutel (FOBIK) kunt u het
contact even in de START-stand zetten en dan
weer loslaten. De startmotor blijft draaien en
slaat automatisch af als de motor begint te
draaien. Als de motor niet aanslaat, slaat de
startmotor automatisch binnen 20 seconden af.
Indien nodig kan de startmotor worden uitge-
schakeld door de contactsleutel in de stand
OFF te draaien.
5. Laat de motor na aanslaan nog ca. 30 se-
conden stationair draaien voordat u gaat rijden.
De olie kan zo door het motorblok circuleren en
de turbolader smeren. Laat de motor niet te lang stationair draaien als
de temperatuur buiten lager is dan -18 °C.
Lang stationair draaien kan schadelijk zijn voor
de motor omdat de temperatuur in de verbran-
dingskamer zover daalt dat de brandstof niet
volledig verbrandt. Door onvolledige verbran-
ding vormt zich koolstof en hars op de zuiger-
veren en de inspuitmondstukken. De niet-
verbrande brandstof kan ook in het carter
binnendringen, waardoor de olie wordt ver-
dund en er snelle slijtage aan de motor wordt
veroorzaakt.
Opwarmen motor
De gasklep niet volledig openen als de motor
koud is. Bij starten van een koude motor voert u
de motor langzaam op tot het bedrijfstoerental
zodat de oliedruk wordt gestabiliseerd terwijl
de motor warmdraait.
OPMERKING:
Een koude motor onbelast laten draaien met
een hoog toerental kan witte rook en een
slecht werkende motor tot gevolg hebben.
Onbelaste motortoerentallen moeten onder
222
Page 227 of 378

de 1200 omw/min worden gehouden tijdens
het warmdraaien, vooral bij koude tempera-
turen.
Als het vriest, laat dan de motor gedurende vijf
minuten draaien bij een matig toerental voordat
deze vol wordt belast.
Stationair draaien van de motor - Bij koud
weer
Laat de motor niet te lang stationair draaien als
de temperatuur buiten lager is dan -18 °C.
Lang stationair draaien kan schadelijk zijn voor
de motor omdat de temperatuur in de verbran-
dingskamer zover daalt dat de brandstof niet
volledig verbrandt. Door onvolledige verbran-
ding vormt zich koolstof en hars op de zuiger-
veren en de inspuitmondstukken. De niet-
verbrande brandstof kan ook in het carter
binnendringen, waardoor de olie wordt ver-
dund en er snelle slijtage aan de motor wordt
veroorzaakt.
De motor afzetten
Voordat u een turbodiesel uitzet, moet u de
motor altijd op normaal toerental laten terugke-
ren en enkele seconden stationair laten
draaien. U waarborgt zo een degelijke smeringvan de turbolader. Dit is vooral van belang na
een periode van rijden onder zware omstandig-
heden.
Laat de motor een paar minuten stationair
draaien voordat u de motor afzet. Na draaien
met volle belasting moet u de motor drie tot vijf
minuten stationair laten draaien voordat u het
contact uitzet. Tijdens het stationair draaien
kunnen de smeerolie en de koelvloeistof de
warmte wegleiden van de verbrandingskamer,
lagers, interne onderdelen en turbolader. Dit is
vooral belangrijk bij motoren met turbolading
en geladen luchtkoeling.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken in-
dien de volgende voorzorgen niet in acht
genomen worden:
•
Zet de keuzehendel alleen in de stand
PARK als de auto helemaal stilstaat.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
• Schakel de keuzehendel alleen in of uit de
stand REVERSE, als de auto helemaal
stilstaat en de motor stationair draait.
• Schakel niet vanuit REVERSE, PARK of
NEUTRAL in een van de rijstanden bij een
hoger motortoerental dan stationair.
• Voor u in een versnelling schakelt, moet het
rempedaal stevig worden ingetrapt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de keuzehendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te schakelen wan-
neer het motortoerental hoger is dan het
stationaire toerental. Als u uw voet niet stevig
op het rempedaal hebt geplaatst, kan de auto
snel naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de auto
te verliezen en een persoon of voorwerp te
raken. Schakel uitsluitend in een versnelling
als de motor normaal stationair draait en u uw
voet stevig op het rempedaal hebt geplaatst.
223
Page 228 of 378

Parkeerstandvergrendeling
contactslot
Deze auto is uitgerust met een parkeervergren-
deling via de contactsleutel waardoor de ver-
snellingshendel in de stand PARK moet staan
voordat de contactsleutel in de LOCK stand
gedraaid kan worden. De sleutelhouder kan
alleen uit het contactslot worden verwijderd als
de contactschakelaar in de stand LOCK staat
en wanneer de sleutelhouder wordt verwijderd
staat de hendel in de stand PARK.
Rem/SchakelblokkeringDeze auto is voorzien van een rem/
schakelblokkering (BTSI) die zorgt dat de keu-
zehendel in de stand PARK blijft zolang de
contactsleutel in de vergrendelstand staat. Om
de keuzehendel uit de PARK-stand te krijgen
moet het contactslot in de stand ON of START
worden gedraaid (met draaiende motor of niet)
en het rempedaal moet worden ingedrukt.
Schakelblokkering automatische
versnellingsbak handmatig
uitschakelen
Uw auto is wellicht uitgerust met een opheffing
bij weigering van de keuzehendel. De handma-
tige opheffing kan gebruikt worden in geval de
keuzehendel weigert uit de PARK-stand te ko-
men terwijl de sleutel in het contact in de stand
ON staat en het rempedaal is ingedrukt. Om
deze handmatige opheffing te verrichten, volgt
u de volgende stappen:
1. Draai de contactschakelaar in de stand ON
zonder de motor te starten.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Verwijder de rubberen voering van de be-
kerhouder (naast de schakelhendel op de mid-
denconsole).
4. Verwijder met een platte schroevendraaier
voorzichtig het deksel van de handmatige op-
heffing van de schakelblokkering, welke zich
op de bodem van de bekerhouder bevindt.
5. Houd het rempedaal goed ingedrukt.6. Met de schroevendraaier gaat u in de ope-
ning voor de handmatige opheffing. Druk de
hendel van de schakelvergrendeling naar be-
neden en houd deze ingedrukt.
7. Verplaats de keuzehendel naar de stand N
(Neutraal).
8. De auto kan dan in de N (Neutraal)-stand
worden gestart.
Laat de auto nakijken bij uw plaatselijke er-
kende dealer als u de handmatige opheffing
van de vergrendeling van de keuzehendel
heeft moeten gebruiken.
Vijftraps automatische transmissieDe elektronisch gecontroleerde versnellings-
bak levert een nauwkeurig schakelpatroon. Het
elektronisch systeem van de versnellingsbak is
zelf-kalibrerend; vandaar dat de eerste scha-
kelingen bij een nieuwe auto een beetje abrupt
kunnen zijn. Dat is echter normaal, het nauw-
keurige schakelpatroon ontwikkelt zich pas ter-
wijl de eerste paar honderd kilometer wordt
gereden.
224
Page 229 of 378

Keuzehendelstanden
OPMERKING:
Nadat u een keuzehendelstand hebt gese-
lecteerd, moet u een moment wachten om te
zorgen dat de geselecteerde versnelling
wordt ingeschakeld, voordat u gas geeft. Dit
is vooral belangrijk als de motor koud is. Als
u de motor opnieuw moet starten, moet u het
contact eerst in de stand LOCK zetten voor-
dat u opnieuw start. Als u, nadat u de motor
opnieuw hebt gestart, het contact niet eerst
in de stand LOCK hebt gedraaid, kan de
versnelling trager ’aangrijpen’.
PARK (PARKEREN)
Deze stand vormt een aanvulling op de par-
keerrem: hij blokkeert de versnellingsbak. In
deze stand kunt u de motor starten. Gebruik
PARK (parkeren) nooit terwijl de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan in wanneer u de
auto in de stand P achterlaat. Trek de handrem
altijd eerst aan en zet vervolgens de keuzehen-
del in de stand PARK.WAARSCHUWING!
•Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de parkeerrem
altijd stevig aan als u de auto parkeert, om
te voorkomen dat de auto gaat rollen en
mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
• Het is gevaarlijk om de keuzehendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te schakelen
wanneer het motortoerental hoger is dan
het stationaire toerental. Als u uw voet niet
stevig op het rempedaal hebt geplaatst,
kan de auto snel naar voren of achteren
schieten. U loopt in dat geval het risico de
controle over de auto te verliezen en een
persoon of voorwerp te raken. Schakel
uitsluitend in een versnelling als de motor
normaal stationair draait en u uw voet
stevig op het rempedaal hebt geplaatst.
REVERSE (ACHTERUIT)
Deze stand dient om het voertuig achteruit te
rijden. Gebruik deze stand alleen nadat het
voertuig volledig tot stilstand is gekomen. NEUTRAL (NEUTRAAL)
Deze stand wordt gebruikt wanneer het voer-
tuig lange tijd stilstaat met draaiende motor. In
deze stand kunt u de motor starten. Trek de
handrem aan als u het voertuig verlaat.
OPMERKING:
Slepen of laten uitrollen van de auto of rijden
met de keuzehendel in de stand NEUTRAL
(Neutraal) om een andere reden, kan leiden
tot ernstige schade aan de versnellingsbak.
Raadpleeg voor meer informatie “Het slepen
achter een motorhome” onder “Starten en
bedienen” en “Het afslepen van een defect
voertuig” onder “Wat te doen in noodgeval-
len”.
DRIVE (RIJSTAND)
Deze stand mag alleen gekozen worden wan-
neer het voertuig volkomen stil staat en de
remmen bekrachtigd zijn. De versnellingsbak
doorloopt automatisch alle versnellingen tot de
vijfde versnelling is bereikt. De stand DRIVE
zorgt voor een optimaal rijcomfort onder alle
normale omstandigheden.
225
Page 230 of 378

Electronic Range Select (ERS -
elektronische bereikselectie) Bediening
Met de versnellingsregeling Elektronische be-
reikselectie (ERS) kunt u de keuzehendel naar
links (-) of rechts (+) schakelen als de keuze-
hendel in de stand DRIVE staat, zodat u de
hoogst beschikbare versnelling kunt beperken.
Als u bijvoorbeeld naar ERS 3 (derde versnel-
ling) schakelt, kan de versnellingsbak nooit
hoger schakelen dan de derde versnelling,
maar kan deze wel terugschakelen naar 2
(tweede) of 1 (eerste).
OPMERKING:
•Als u de keuzehendel naar links (-) trekt
en vasthoudt (niet aantikt), schakelt de
transmissie terug naar de laagst moge-
lijke versnelling die kan worden gebruikt
zonder dat de motor te veel toeren maakt.
Op het display verschijnt de ingescha-
kelde versnelling. De hoogste versnelling
wordt begrensd op de getoonde versnel-
ling.
• Wanneer u de keuzehendel naar rechts (+)
trekt en vasthoudt (niet aantikt), wordt de
versnellingsbeperking opgeheven en naar de juiste versnelling geschakeld. Op
het display wordt
D weergegeven.
3,6l-motor en 3,0l-dieselmotor
In de stand DRIVE wordt bij de eerste tik naar
links (-) één versnelling teruggeschakeld. Deze
versnelling wordt weergegeven. Wanneer u bij-
voorbeeld in de stand DRIVE in de 5e versnel-
ling rijdt en de keuzehendel één keer naar links
tikt, schakelt de transmissie terug naar de 4e
versnelling en verschijnt op het scherm een 4.
Bij een tweede tik naar links (-) schakelt de
transmissie naar de 3e versnelling.
5,7-liter motor
Op voertuigen met motoren van 5,7 liter wordt
met ERS (of de modus TOW/HAUL (Slepen/
trekken)) een extra underdrive-versnelling in-
geschakeld die normaal niet wordt gebruikt bij
het doorschakelen in een hogere versnelling.
Deze extra tussenschakeling verbetert de
prestatie en het koelvermogen van de auto als
een aanhanger de helling op getrokken wordt.
ERS 1,2, en 3 zijn onderversnellingen; ERS 4 is
directe versnelling. ERS 5 (overversnelling) is
hetzelfde als de normale 4e versnelling. Wan-
neer u in de stand DRIVE in de 1e tot 4e
versnelling rijdt, wordt bij de eerste tik naar links(-) de ERS-aanduiding voor de huidige
versnelling weergegeven (de transmissie scha-
kelt niet terug). Wanneer u bijvoorbeeld in de
stand DRIVE in de 3e (directe) versnelling rijdt
en de keuzehendel één keer naar links tikt,
verschijnt op het scherm een 4 (ERS 4 is de
directe versnelling). Bij een tweede tik naar
links (-) schakelt de transmissie terug naar ERS
3 (de extra onderversnelling). Wanneer u in de
stand DRIVE in de 5e versnelling rijdt, schakelt
de transmissie bij de eerste tik naar links(-)
terug en verschijnt op het scherm een 5 (ERS 5
is hetzelfde als de normale 4e versnelling). Bij
een tweede tik naar links (-) schakelt de trans-
missie terug naar ERS 4 (directe versnelling).
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde oppervlakken niet terug
voor meer motorremwerking. Hierdoor kun-
nen de aangedreven wielen hun grip verlie-
zen, waardoor de auto in een slip kan raken.
Displayweergave
12345*D
Toegestane ver-
snellingen 1 1-2 1-3 1-4 1-5 1-5
226
Page 231 of 378

* Alleen van toepassing op voertuigen met
een motor van 5,7l.
OPMERKING:
Beweeg om de juiste versnelling te kiezen
voor een maximale vertraging (motorrem-
werking) de keuzehendel naar linksD(-) en
houd deze in die stand. De versnelling scha-
kelt naar het bereik waarin de auto het beste
kan worden afgeremd.
Bediening van de overdrive
De automatische transmissie is voorzien van
een elektronisch geregelde overdrive (vijfde
versnelling voor modellen met een 3,6l-motor
en een 3,0l-dieselmotor, vierde en vijfde ver-
snelling voor de modellen met 5,7l-motoren).
De versnellingsbak schakelt automatisch naar
overversnelling, als de volgende omstandighe-
den aanwezig zijn:
• de versnellingshendel staat in DRIVE
• de motorkoelvloeistof heeft de normale be-
drijfstemperatuur bereikt;
• De snelheid van de auto is meer dan
48 km/u. •
de schakelaar TOW/HAUL is niet geacti-
veerd;
• de versnellingsbak is op de normale be-
drijfstemperatuur.
OPMERKING:
Als de auto bij extreem lage temperaturen
wordt gestart, schakelt de versnellingsbak
mogelijk niet naar de overdrive en selecteert
deze automatisch de meest geschikte ver-
snelling voor het rijden bij deze temperatu-
ren. De versnellingsbak keert terug naar de
normale werking als de temperatuur van de
versnellingsbakolie voldoende is gestegen.
Zie de “opmerking” onder “Koppelomvor-
merkoppeling” verderop in dit hoofdstuk.
Bij lage temperaturen kunnen er vertragin-
gen optreden bij het opschakelen afhanke-
lijk van de temperatuur van de motor en die
van de versnellingsbak. Deze voorziening
zorgt ervoor dat de motor en de versnel-
lingsbak sneller opwarmen.
Als de temperatuur van de versnellingsbak
zeer hoog oploopt, selecteert de versnel-
lingsbak automatisch de meest geschikte
versnelling voor de rijomstandigheden. Als de temperatuur van de versnellingsbak te
hoog oploopt, wordt het bericht
TRANSMIS-
SION OVER TEMP weergegeven en kan de
versnellingsbak uit de overdrive (overver-
snelling) schakelen totdat deze is afgekoeld.
Nadat de versnellingsbak is afgekoeld, zal
deze weer normaal werken.
De versnellingsbak schakelt terug vanuit over-
drive (de overversnelling) naar de meest wen-
selijke versnelling als het gaspedaal volledig
wordt ingedrukt bij snelheden van meer dan
56 km/u.
Wanneer gebruik te maken van de modus
TOW/HAUL (slepen/trekken) — Indien
aanwezig
Wanneer u op heuvelachtig terrein rijdt, een
aanhanger trekt, een zware lading vervoert,
enz. en wanneer de versnellingsbak vaak
schakelt, drukt u op de knop TOW/HAUL. Hier-
door worden de prestaties sterk verbeterd en
wordt het risico op oververhitting of beschadi-
ging van de versnellingsbak door overmatig
schakelen verminderd. Bij gebruik van de mo-
dus TOW/HAUL schakelt de versnellingsbak
naar directe aandrijving en er wordt alleen naar
227
Page 232 of 378

overdrive (de overversnelling) geschakeld bij
een gelijkmatige kruissnelheden.
Als de schakelaar is geactiveerd gaat het
lampje TOW/HAUL op het instrumentenpaneel
branden. Als u nogmaals op de schakelaar
drukt, keert de versnellingsbak terug naar de
normale werking. Als de modus TOW/HAUL is
vereist, moet de schakelaar telkens worden
ingedrukt als de motor wordt gestart.
Als de motor bij hoge omgevingstemperaturen
langdurig met hoge toerentallen en een hoge
belasting draait, kan de versnellingsbak ineens
opschakelen om snel daarna terug te schake-len. Het controlelampje TOW/HAUL (trekken/
slepen) dimt. Dit is een normaal onderdeel van
de oververhittingsbeveiligingsstrategie bij ge-
bruik van de modus TOW/HAUL.
Noodwerking van de versnellingsbak
(stand Limp Home)
Het functioneren van de versnellingsbak wordt
gecontroleerd op afwijkingen. Als er een afwij-
king wordt gedetecteerd die kan leiden tot
beschadiging van de versnellingsbak, wordt
de noodwerking van de versnellingsbak (Limp
home) ingeschakeld. Bij deze modus blijft de
versnellingsbak in de huidige versnelling (bij
dieselmotoren van 3,6 liter en 3,0 liter) of in
directe aandrijving (bij motoren van 5,7 liter) tot
het voertuig tot stilstand wordt gebracht.
Ga als volgt te werk om de versnellingsbak te
resetten:
1. Stop de auto.
2. Verplaats de keuzehendel naar de stand
PARK.
3. Zet de motor af en zorg dat u de contact-
schakelaar in de stand LOCK (vergrendelen)
draait.4. Wacht ongeveer 10 seconden en start de
motor opnieuw.
5. Zet de keuzehendel in de gewenste stand.
Als het probleem is verholpen, hervat de ver-
snellingsbak de normale werking. Als het pro-
bleem aanhoudt, blijven PARK/NEUTRAL/
REVERSE werken. In de stand DRIVE zijn
alleen de 2e versnelling (bij een 3,6l-motor en
een 3,0l-dieselmotor) of 3e versnelling (bij mo-
toren van 5,7 liter) beschikbaar. Laat de ver-
snellingsbak zo spoedig mogelijk controleren
door een erkende dealer.
Koppelomvormerkoppeling
De automatische versnellingsbak in deze auto
beschikt over een functie die het brandstofver-
bruik helpt beperken. Een koppeling binnen de
koppelomvormer grijpt automatisch aan wan-
neer bij licht gas geven een gekalibreerde
rijsnelheid wordt bereikt. Bij sneller accelereren
grijpt de koppeling bij een hogere rijsnelheid
aan. Tijdens normaal rijden in een hogere rij-
stand bemerkt u dan mogelijk een wat ander
schakelgevoel of een iets andere reactie. Als
de rijsnelheid tot onder een gekalibreerde snel-
Schakelaar TOW/HAUL
228