Page 49 of 378

ringe schade aan de voorkant van het voertuig,
maar die aanvankelijk een grote versnelling
veroorzaken.
De zij-airbags worden niet opgeblazen bij alle
botsingen van opzij. Het opblazen van de
zij-airbags is afhankelijk van de soort en ernst
van de botsing.
Omdat airbag-sensors de vertraging van het
voertuig meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen goede
indicatoren voor de noodzaak van het wel of
niet opblazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle botsingen nood-
zakelijk om u te beschermen en uw lichaam in
de juiste positie te houden, uit de buurt van een
airbag die wordt opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC) bewaakt de inzetbaarheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de contactsleutel
zich in de stand LOCK of ACC bevindt of niet in
de contactschakelaar steekt, is het airbagsys-
teem niet actief en kunnen de airbags niet
worden opgeblazen.Het ORC bevat een reservevoeding die de
airbags kan ontvouwen, zelfs als de accu leeg
is of wordt losgekoppeld voor de airbags wor-
den geactiveerd.
Wanneer de contactschakelaar de
eerste keer naar de stand ON/RUN
wordt gedraaid, laat het ORC ook
gedurende circa vier tot acht se-
conden het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem in het in-
strumentenpaneel branden voor een zelftest.
Na de zelftest dooft het lampje. Als de ORC een
storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
knipperen of constant branden. Een enkel ge-
luidssignaal klinkt als het lampje gaat branden
na de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
in het instrumentenpaneel laten branden wan-
neer een storing wordt geconstateerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloeden. De
diagnose meldt eveneens de aard van het
defect.WAARSCHUWING!
Wanneer u een knipperend/brandend airbag-
waarschuwingslampje op uw instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat de air-
bags u bij een botsing niet beschermen. Als
het lampje niet gaat branden, blijft branden
nadat u de auto hebt gestart of gaat branden
tijdens het rijden, moet u het airbagsysteem
onmiddellijk laten controleren door een er-
kende dealer.
Opblaasmodules voor de geavanceerde
voorairbag aan bestuurders- en
passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde
voorairbag aan bestuurders- en passagiers-
zijde bevinden zich in het midden van het stuur
en aan de rechterzijde van het instrumentenpa-
neel. Het ORC zendt een signaal naar de
opblaasmodules wanneer een botsing wordt
gedetecteerd waarbij de geavanceerde voor-
airbags moeten worden geactiveerd. Er ontwik-
kelt zich een grote hoeveelheid niet-giftig gas
om de geavanceerde voor-airbags op te bla-
zen. De airbags kunnen in verschillende mate
45
Page 50 of 378

worden opgeblazen, afhankelijk van de soort
en ernst van de botsing. Het afdekpaneel op
de stuurwielnaaf en op de bovenzijde van het
dashboard komen los en klappen opzij terwijl
de airbags volledig worden opgeblazen. Het
volledig opblazen van de airbags duurt circa
50 tot 70 milliseconden. Dit is ongeveer de helft
van de tijd die nodig is om met uw ogen te
knipperen. De airbags lopen vervolgens snel
leeg terwijl ze de bestuurder en de voorpassa-
gier nog bescherming bieden.
Het gas in de geavanceerde voorairbag wordt
afgevoerd via de ventilatieopeningen in de
zijkanten van de airbag. Op deze wijze belem-
meren de airbags de besturing van de auto
niet.
Opblaasmodule voor de extra knieairbag
aan bestuurderszijde
De opblaasmodule voor de extra knieairbag
aan bestuurderszijde bevindt zich onder de
stuurkolom in de bekleding van het instrumen-
tenpaneel. Het ORC zendt een signaal naar de
opblaasmodule wanneer een botsing wordt ge-
detecteerd waarbij de airbag moet worden
geactiveerd. Er wordt een grote hoeveelheid
niet-giftig gas gegenereerd om de knieairbagop te blazen. De bekledingpanelen komen los
en klappen opzij om de airbag volledig te
kunnen opblazen. Het volledig opblazen van
de airbag duurt circa 15 tot 20 milliseconden.
Opblaasmodules voor de extra zijairbag in
de voorstoel
De extra zijairbags in de voorstoelen worden
uitsluitend bij bepaalde zijdelingse botsingen
geactiveerd.
Het ORC bepaalt of de zijairbags geactiveerd
moeten worden tijdens een botsing van opzij
naargelang het soort botsing.
Naargelang het soort botsing kan het opblaas-
mechanisme van de zijairbag aan de zijde van
de botsing geactiveerd worden, waardoor een
grote hoeveelheid niet-giftig gas vrijkomt. De
zich opblazende zij-airbag komt via de voeg-
naad in de stoel naar buiten in de ruimte tussen
de inzittende en het portier. Na ongeveer 10
milliseconden zijn de zij-airbags volledig opge-
blazen. De zij-airbag wordt zo snel en krachtig
opgeblazen dat u gewond kunt raken wanneer u
niet goed in de stoel zit, of wanneer zich voor-
werpen bevinden in de ruimte waar de airbag
zich ontvouwt. Dat geldt vooral voor kinderen.
Opblaasmodules voor de extra
gordijn-zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de kracht van de
inwerking beperkt blijft tot een bepaalde zone
aan de zijkant van het voertuig, zal het ORC
mogelijk de extra gordijn-zijairbags opblazen,
afhankelijk van de kracht en de aard van de
botsing. In deze gevallen blaast het ORC al-
leen de gordijn-zijairbag op aan de kant van de
botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-
giftig gas om de gordijn-zijairbag op te blazen.
De raamairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het zijraam.
De airbag wordt in ca. 30 milliseconden opge-
blazen (ongeveer een kwart van de tijd die
nodig is om met de ogen te knipperen). Dit
gebeurt met zoveel kracht dat u letsel kunt
oplopen als u niet correct op uw stoel zit en/of
uw gordel niet (correct) vastgemaakt heeft of
als de gordijn-zijairbag bij het opblazen een
voorwerp in uw richting wegdrukt. Dat geldt
vooral voor kinderen. De gordijn-zijairbag is in
opgeblazen toestand slechts ongeveer 9 cm
dik.
46
Page 51 of 378

Omdat airbag-sensors de vertraging van het
voertuig schatten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade geen goede indicatoren
voor de noodzaak van het wel of niet opblazen
van een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensoren het ORC helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsingen. Extra
sensors in het ORC bepalen de mate waarin de
airbags moeten worden geactiveerd en geven
hiervan bevestiging.Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
zij-airbags zal de ORC, als het communicatie-
netwerk en de voeding intact blijven en afhan-
kelijk van de aard van de botsing, bepalen of
het verbeterde ongelukkenresponssysteem de
volgende functies uitvoert:
•
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De alarmknipperlichten laten knipperen zo-
lang er accuspanning is of tot het contact
wordt verbroken met de contactsleutel .
• De binnenverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde voorairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De voor- en/of zij-airbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt. Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
•
Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische produc-
ten. De schaafwonden zijn niet blijvend en
genezen normaal gesproken snel. Als uw
schaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van
blaren, ga dan onmiddellijk naar uw huisarts.
• Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien
rondvliegende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze rondzwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse
lucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw
huisarts als de irritatie zich blijft voordoen.
47
Page 52 of 378

Als deze deeltjes op uw kleding terechtko-
men, volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant om de kle-
ding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags opgebla-
zen zijn geweest. Als u opnieuw bij een aanrij-
ding betrokken raakt, zullen de airbags geen
enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Ooit geactiveerde airbags en gordelspanners
hebben geen enkel effect bij een volgende
aanrijding. Laat de airbags, gordelspanners
en rolautomaat van de veiligheidsgordels
voorin zo snel mogelijk vervangen door een
erkende dealer. U moet ook het ORC-
systeem laten nakijken. Onderhoud aan het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
•
Wijzigingen aan delen van het airbagsys-
teem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert.
U kunt gewond raken doordat de airbag
niet werkt en u niet beschermt. Breng geen
wijzigingen aan de onderdelen of bedra-
ding aan en plak nooit emblemen of stic-
kers op het afdekpaneel op het stuur of aan
de rechterzijde van het instrumentenpa-
neel. Breng geen wijzigingen aan op de
voorbumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen los verkrijgbare treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto
is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Probeer geen enkel onderdeel van het ge-
avanceerde airbagsysteem te wijzigen. De
airbag kan per ongeluk worden opgeblazen
of werkt mogelijk niet goed meer als deze
wordt gewijzigd. Breng de auto naar een
erkende dealer voor onderhoud aan het
geavanceerde airbagsysteem. Breng de
auto naar een erkende dealer als onder-
houd nodig is aan de autostoel, waaronder
het afdekpaneel en het kussen (ook voor
het verwijderen of losser/strakker maken
van de bevestigingsbouten). Er mogen al-
leen door de fabrikant goedgekeurde stoe-
laccessoires worden gebruikt. Neem con-
tact op met een erkende dealer als het
airbagsysteem moet worden aangepast
voor personen met een handicap.
48
Page 53 of 378

Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemDe airbags moeten bedrijfsklaar
zijn om bij een aanrijding onmid-
dellijk op te blazen en u te be-
schermen. Hoewel het airbagsys-
teem onderhoudsvrij is, moet u het
systeem onmiddellijk laten contro-
leren door een erkende dealer als zich het
volgende voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden. OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat het beschermingssys-
teem voor de inzittenden ook niet werkt. Het
kan zijn dat de airbags niet gereed zijn om u
te beschermen. Controleer onmiddellijk de
zekeringen op doorgeslagen zekeringen.
Raadpleeg het label aan de binnenkant van
het deksel van het zekeringenblok voor de
juiste airbagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering nog goed
is.
EDR (Event Data Recorder,
Gebeurtenisrecorder)
Deze auto is uitgerust met een gebeurtenisre-
corder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen in bepaalde ongevals- of ge-
lijksoortige situaties, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
De EDR is ontworpen om kortstondig, meestal
30 seconden of minder, gegevens te registre-
ren die verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De EDR in
deze auto is ontworpen om onder andere de
volgende gegevens te registreren:
•
Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
• Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter
inzicht in de omstandigheden waarin botsingen
en letsel ontstaan.
49
Page 54 of 378

OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend tij-
dens extreme ongevalssituaties geregis-
treerd. Onder normale rijomstandigheden
registreert de EDR geen privé- of overige
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevalslocatie. Het is echter wel mogelijk
dat anderen, bijvoorbeeld de politie, de
EDR-gegevens combineren met de per-
soonsgegevens die standaard worden op-
gevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is zowel toegang tot de auto als
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant
van de auto kunnen ook anderen die over deze
speciale apparatuur beschikken, zoals de po-
litie, de EDR-gegevens lezen indien zij toegang
hebben tot de auto of de EDR.
Veiligheidssystemen voor kinderenIedereen in uw auto moet altijd een autogordel
dragen, ook baby’s en kinderen.
Ge-
wichts- klasse Stoelstand
(of andere plaats)
Voor- stoelpas- sa-
giers- zijde Ach-
ter
bui-
ten-
zijde Ach-
ter
mid- den Tweede
zitrij
buiten- zijde Tweede
zitrij
mid- den
Groep
0 - tot
10 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Group
0+ -
tot
13 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Groep
1-9
tot
18 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Groep
II en III
-15
tot
36 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Legenda voor letters in het schema hierboven:
U = Geschikt voor
universele kinderzitjes,
goedgekeurd voor gebruik in deze leeftijds-
groep/gewichtsklasse.
UF = Geschikt voor in vooruitrichting ge-
plaatste universele kinderzitjes, goedgekeurd
voor deze gewichtsklasse.
L = Geschikt voor speciale kinderzitjes vermeld
op de bijgevoegde lijst. Deze kinderzitjes kun-
nen behoren tot de categorieën specifiek voer-
tuig , beperkt gebruik of semi-universeel .
B = Ingebouwd kinderzitje goedgekeurd voor
leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in
deze leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
50
Page 55 of 378

Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig
Gewichtsklasse Grootte-
klasse Bevestiging Voorstoel pas-
sagierszijde Achter buiten-
zijde rechts/links Achter middenTweede zitrij
buitenzijde Tweede zitrij
midden Andere
plaatsen
Draagbare wieg F ISO/L1 X X X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
G ISO/L2 X X X N.v.t. N.v.t. N.v.t. (1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
D ISO/R2 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
C ISO/R3 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t. (1) X X X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
C ISO/R3 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
B ISO/F2 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
B1 ISO/F2X X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t. A ISO/F3 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t. (1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
II – 15 tot 25 kg (1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
III – 22 tot 36 kg (1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Legenda voor letters in het schema hierboven:
(1) Voor de CRS die geen ISO/XX -identificatie
hebben (A tot G) voor de geldende gewichts- klasse moet de autofabrikant het bescher-
mingssysteem voor kinderen van ISOFIX dat
specifiek voor dat voertuig is bedoeld aanbe-
velen voor elke positie.1UF = Geschikt voor voorwaarts gerichte
ISOFIX-beschermingssystemen voor kinderen
uit de
universele klasse die is goedgekeurd
voor gebruik bij deze gewichtsklasse.
51
Page 56 of 378

IL = geschikt voor bepaalde ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen (CRS),
zoals vermeld in de bijgevoegde lijst. Deze
ISOFIX-kinderzitjes vallen onder de catego-
rieën vanbepaald voertuig , beperkt of
semi-universeel .
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX
-kinderbeveiligingssystemen in deze gewichts-
klasse en/of voor deze grootte.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten goed
vastgegespt op de achterbank plaatsnemen
(als dat mogelijk is). Statistieken tonen aan dat
kinderen veiliger zijn wanneer ze op de achter-
ste zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet op de
voorstoelen).
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-
schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voor
pasgeboren baby’s tot oudere kinderen die al
bijna groot genoeg zijn om een autogordel voor
volwassenen te dragen. Controleer altijd de
handleiding bij het kinderzitje, zodat u zeker
weet dat het zitje voor uw kind geschikt is.
Gebruik het juiste veiligheidssysteem voor uw
kind.WAARSCHUWING!
Bij botsingen kunnen niet-vastgegespte kin-
deren, zelfs kleine baby’s, als projectielen
door de auto worden geslingerd. De kracht
om bijvoorbeeld een baby op uw schoot te
houden kan dan zo groot worden dat u het
kind niet kunt vasthouden, hoe sterk u ook
bent. De baby en andere inzittenden kunnen
zo ernstig gewond raken. Voor elk kind in uw
auto moet u het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de grootte van
het kind.
Baby- en kinderzitjes
• Veiligheidsdeskundigen adviseren om kin-
deren achterstevoren mee te laten rijden tot
ze minstens één jaar oud zijn en bovendien
minstens 9 kg wegen. Twee soorten kinder-
zitjes kunnen achterstevoren worden ge-
bruikt: babydraagzitjes en ’aanpasbare’ kin-
derzitjes. •
Het babydraagzitje mag u uitsluitend achter-
stevoren in de auto plaatsen. Een dergelijk
zitje is aan te bevelen voor kinderen die
maximaal ca. 9 kg wegen. Veelzijdig bruik-
bare kinderzitjes hebben in de achterstevo-
ren positie vaak een hoger gewichtsmaxi-
mum dan babydraagzitjes, dus u kunt ze
achterstevoren plaatsen voor kinderen die
meer wegen dan 9 kg, maar die nog geen
één jaar oud zijn. Beide typen kinderzitjes
worden in de auto verankerd met behulp van
de heup/schoudergordel of met het ISOFIX-
systeem voor bevestiging van kinderzitjes
(zie ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes).
Bij gebruik van bepaalde kinderzitjes met stijve
ISOFIX-bevestigingen en voetsteunen die op
de vloer van de auto rusten, dient voorafgaand
aan het installeren de vloermat te worden ver-
wijderd voor een veilige bevestiging. Raad-
pleeg de handleiding bij het kinderzitje voor
meer informatie.
52