Page 193 of 378

nieuwe DTE-waarde nadat u een flinke hoe-
veelheid brandstof in de tank doet.
VoertuigsnelheidDruk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd
deze vast totdat de melding “Vehicle Speed”
(Voertuigsnelheid) verschijnt in het EVIC en
druk dan SELECTEER. Druk op de toets SE-
LECTEER om de huidige snelheid weer te
geven in mph of km/h. Door nog eens de toets
SELECTEER te drukken schakelt u tussen
weergave in mph of km/h
OPMERKING:
Door de maateenheid te wijzigen in het
menu Voertuigsnelheid wijzigt u niet de
maateenheid in het EVIC.
RitinformatieDruk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd
deze vast totdat de melding “Trip info” (ritinfor-
matie) verschijnt in het EVIC en druk dan
SELECTEER. Druk de toets OMHOOG/
OMLAAG en laat deze weer los totdat een van
de volgende ritfuncties in het EVIC verschijnt:
•Trip A (Rit A)
• Trip B (Rit B) •
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Druk op de toets OMHOOG/OMLAAG om door
alle functies van de ritcomputer te bladeren.
De modus Tripfuncties toont de volgende infor-
matie:
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A die werd
afgelegd sinds de laatste reset.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die werd
afgelegd sinds de laatste reset.
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale reistijd die is verstreken sinds
de laatste reset, wanneer het contactslot in de
stand ACC staat. De verstreken tijd wordt aan-
gepast wanneer het contactslot in de stand ON
of START staat.
Het scherm terugstellen op nul
Reset vindt alleen plaats als er een terug-
stelbare functie getoond wordt. Druk eenmaal
kort op de toets SELECTEREN om de weerge-
geven resetbare functie te resetten. Om alle
resetbare functies gelijktijdig te restetten, drukt u de toets SELECTEREN twee seconden in. De
huidige weergave wordt samen met andere
functies teruggesteld.
EenhedenDruk op de toets OMHOOG of OMLAAG totdat
de melding “Units” (maateenheden) in het
EVIC verschijnt en druk dan de toets SELEC-
TEREN. Voor het EVIC-systeem, de kilometer-
teller en het navigatiesysteem (indien aanwe-
zig) kunt u kiezen voor weergave in Engelse of
metrische maateenheden. Om een selectie te
maken bladert u op of neer totdat de gewenste
instelling gemarkeerd is, vervolgens drukt u
kort op SELECTEREN totdat naast de instelling
een vinkje verschijnt welke aangeeft dat de
instelling geselecteerd is.
Voertuiginformatie
(Informatiefuncties voor de klant)
Druk op de toets OMHOOG of OMLAAG totdat
de melding “Units” (maateenheden) in het
EVIC verschijnt en druk dan de toets SELEC-
TEREN. Druk de toetsen OMHOOG en OM-
LAAG om door de beschikbare informatie-
schermen te bladeren. Druk op SELECTEREN
om een van de volgende opties te kiezen.
189
Page 194 of 378

•Temperatuur koelvloeistof
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
koelvloeistof.
• Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
olie.
• Oliedruk
Toont de daadwerkelijke druk van de olie.
• Temperatuur transmissie
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
transmissie.
• Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in
bedrijf geweest is.
Bandenspanning
Druk op de toets OMHOOG of OMLAAG totdat
de melding “Units” (maateenheden) in het
EVIC verschijnt en druk dan de toets SELEC-
TEREN. Druk de toets OMHOOG/OMLAAG
herhaald kort in totdat een van de volgende
meldingen van de systeemstatus in het EVIC
worden weergegeven:
• Systeem OK •
Systeemwaarschuwingen op scherm (geeft
alle momenteel actieve systeemwaarschu-
wingen weer.)
• Bandenspanningscontrolesysteem (toont de
huidige spanning van alle vier de banden).
Raadpleeg voor meer informatie: “Bewaking
bandenspanning” onder “Starten en bedie-
nen”.
OPMERKING:
• Onder normale rijomstandigheden wor-
den de banden warm tijdens het rijden. Bij
hitte neemt de bandenspanning toe van
14 to 41 kPa bij normale rijomstandighe- den. Raadpleeg voor meer informatie:
Banden - Algemene informatie/Banden-
spanningen onder Starten en bedienen .
• Uw systeem kan opgezet worden zodat
het de druk aangeeft in PSI, kPA of BAR.
Display sleutelloze
voertuigtoegang — Indien aanwezig
Wanneer de ENGINE START/STOP-knop wordt
ingedrukt om een andere stand van de contact-
schakelaar te kiezen, verschijnt het pictogram
voor sleutelloze voertuigtoegang kort op het
EVIC-display om de nieuwe stand van de con-
tactschakelaar aan te geven.
Raadpleeg voor meer informatie: “Sleutelloze
voertuigtoegang” onder “Starten en bedienen”.
OPMERKING:
Onder bepaalde omstandigheden kan het
display worden vervangen door een ander
display met een hogere prioriteit. Wanneer
de stand van de contactschakelaar wordt
veranderd, verschijnt het display altijd weer.
Weergave bandenspanning
190
Page 195 of 378

Display kompas / temperatuurDe kompasuitlezingen geven aan in welke rich-
ting de auto wijst. Het EVIC geeft een van de
acht mogelijke kompasstanden weer en de
buitentemperatuur.
OPMERKING:
Bij het starten geeft het systeem de laatst
bekende buitentemperatuur weer. Het sys-
teem heeft mogelijk meerdere minuten rijtijd
nodig voordat de werkelijke buitentempera-
tuur weergegeven wordt. De temperatuur
van de motor kan van invloed zijn op de
weergave van de buitentemperatuur, daarom
wordt de weergegeven temperatuur niet
geüpdate wanneer het voertuig stil staat.
Automatische kompasijking
Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft terug te stellen. Mogelijk geeft
het kompas onjuiste waarden weer wanneer de
auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het
bericht CAL weer tot het kompas wordt geijkt. U
kunt het kompas ook kalibreren door één of
verschillende keren 360° rond te draaien (op
een plaats zonder grote metalen voorwerpen),
tot het EVIC-berichtCAL verdwijnt. Het kom-
pas werkt nu normaal. OPMERKING:
Voor juiste ijking is een vlak wegdek en een
omgeving zonder grote metalen voorwerpen
zoals gebouwen, bruggen, ondergrondse
kabels, spoorrails enz. vereist.
Handmatige kompasijking
Als het kompas onjuiste waarden weergeeft,
maar het CAL-indicatielampje niet op het EVIC-
display verschijnt, zet u het kompas als volgt
handmatig in de kalibratiemodus:
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OMLAAG
totdat het menu Setup (Instellingen) (Door de
klant te programmeren functies) bereikt is. Druk
dan SELECTEREN.
3. Druk op de toets OMLAAG totdat
Calibrate
Compass (Kompas ijken) wordt weergegeven
op het EVIC.
4. Druk kort op de knop SELECTEREN om het
ijken te starten. Het CAL -indicatielampje ver-
schijnt op het EVIC.
5. Draai één of meer keren een rondje van 360°
(op een plaats zonder grote metalen voorwer- pen) tot het
CAL -indicatielampje uit gaat. Het
kompas werkt nu normaal.
Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil tussen het
magnetische noorden en het geografische
noorden. Ter compensatie van de verschillen
moet de kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de zone
waarin de auto wordt gebruikt. Nadat u het
kompas correct heeft ingesteld, worden de
verschillen automatisch gecompenseerd, zo-
dat de nauwkeurigheid van de kompasrichting
optimaal is. Voor de meest nauwkeurige wer-
king van het kompas moet de kompasafwijking
aan de hand van de volgende procedure wor-
den afgesteld:
OPMERKING:
Zorg dat er geen magnetische voorwerpen,
zoals iPod’s, mobiele telefoons, laptops en
radardetectors, op het dashboard liggen.
Omdat zich hier de kompasmodule bevindt,
zou er interferentie met de sensor van het
kompas kunnen optreden, waardoor de
weergegeven waarden onbetrouwbaar wor-
den.
191
Page 196 of 378
Kaart kompasafwijking
192
Page 197 of 378

1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OMLAAG
totdat het menu Setup (Instellingen) (Door de
klant te programmeren functies) bereikt is. Druk
dan SELECTEREN.
3. Druk de toets OMLAAG totdat de melding
“Compass Variance” (Kompasafwijking) in het
EVIC weergegeven wordt en druk dan op SE-
LECTEREN. Het laatst gebruikte zonenummer
verschijnt in het EVIC.
4. Druk kort op de toets SELECTEREN totdat
de juiste afwijkingszone volgens de kaart is
geselecteerd.
5. Druk kort op de toets RETURN om af te
sluiten.
Door de klant te programmeren
functies (Systeeminstellingen)
Via Personal Settings (Persoonlijke Instellingen)
kunt u functies instellen en weer oproepen
wanneer de transmissie in PARK is geschakeld.
Wanneer de transmissie niet in PARK staat of
het voertuig begint te rijden, verschijnt de waar-
schuwingSETUP NOT AVAILABLE (PER-
SOONLIJKE INSTELLING NIET BESCHIK- BAAR). Deze melding wordt binnen drie
seconden gevolgd door
VEHICLE NOT IN
PARK (VOERTUIG NIET IN PARKEERSTAND).
Druk kort op de toets OMHOOG of OMLAAG
totdat Setup (Instellingen) verschijnt in het
EVIC.
Gebruik de toets OMHOOG of OMLAAG om
een van de volgende opties weer te geven.
Taalkeuze
In dit scherm kunt u kiezen uit vijf talen voor de
schermweergave, met inbegrip van de trip-
functies en het navigatiesysteem (indien aan-
wezig). Gebruik in dit scherm de toetsen OM-
HOOG of OMLAAG om door de beschikbare
talen te bladeren. Druk de toets SELECTEREN
om een keuze te maken uit: English, Spanish
(Español), French (Français), Italian (Italiano),
German (Deutsch) en Dutch (Nederlands). Alle
verdere informatie wordt getoond in de taal van
uw keuze.
Navigatie –Bocht na bocht
Wanneer u deze functie gekozen heeft, zal het
navigatiesysteem u, door middel van gespro-
ken aanwijzingen, kilometer na kilometer en
bocht na bocht langs de gekozen route bege- leiden totdat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u herhaald
kort op de toets SELECTEREN, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is uitge-
schakeld.
Automatisch ontgrendelen, portieren
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer het voertuig
stopt, de transmissie in de stand PARK of
NEUTRAL geschakeld wordt en het bestuur-
dersportier geopend wordt. Om uw keuze te
maken drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECTEREN, totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Op afstand ontgrendelen
Wanneer de optie
Unlock Driver Door Only
On 1st Press is geselecteerd, wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de toets UNLOCK van de afstandsbe-
diening. Als u Driver Door 1st Press selecteert,
193
Page 198 of 378

moet u twee keer op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken om de andere por-
tieren te ontgrendelen. Wanneer uAll Doors
1st Press selecteert, ontgrendelen alle portie-
ren bij de eerste keer indrukken op de
UNLOCK-toets op de afstandsbediening. Om
een selectie te maken bladert u op of neer
totdat de gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort op SELECTEREN totdat
naast de instelling een vinkje verschijnt welke
aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig is uitgerust met het
Enter-N-Go-systeem voor sleutelloze toe-
gang en het EVIC is geprogrammeerd om alle
portieren na eenmaal drukken te ontgrende-
len, dan zullen alle portieren worden ont-
grendeld, ongeacht welke portierhandgreep
wordt vastgepakt. Als Driver Door 1st Press
(Ontgrendel bestuurdersportier na één keer
drukken) is geprogrammeerd, wordt alleen
het bestuurdersportier ontgrendeld wanneer
dit wordt vastgepakt. Wanneer bij Passive
Entry de functie Driver Door 1st Press (Ont-
grendel bestuurdersportier na één keer druk-
ken) is geprogrammeerd en de handgreep meer dan één keer wordt aangeraakt, wordt
het bestuurdersportier geopend. Wanneer de
functie
Ontgrendel bestuurdersportier na
één keer drukken is geselecteerd en het
bestuurdersportier is geopend, dan kunnen
de overige portieren ontgrendeld worden
met behulp van de ontgrendel-/vergrendel-
schakelaar in het voertuig (of gebruik de
afstandsbediening).
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld aan
geheugen)
Wanneer u deze functie selecteert, kunt u met
de afstandsbediening één of twee voorgepro-
grammeerde geheugenprofielen oproepen. Elk
geheugenprofiel bevat de voorkeurinstellingen
voor de bestuurdersstoel, zijspiegel, verstel-
bare pedalen (indien aanwezig), verstelbare
stuurkolom (indien aanwezig), evenals de voor-
keuzezenders voor de radio. Als u OFF selec-
teert, kunt u alleen met de geheugentoets op
het bedieningspaneel op het bestuurderspor-
tier een geheugenprofiel oproepen. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort op de
toets SELECTEREN, totdat een vinkje naast de
functie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Geheugen bestuurdersstoel” onder “De func-
ties van uw voertuig”.
Flash Lamps with Lock - Lampen
knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knippe-
ren de richtingaanwijzers voor en achter wan-
neer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt
via de afstandsbediening. Deze functie kan
worden geselecteerd met of zonder claxonsig-
naal bij vergrendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Headlamp Off Delay - Vertraagd uitgaan
koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of
bij uitstappen de koplampen nog 30, 60 of
90 seconden blijven branden. Om een selectie
te maken bladert u op of neer totdat de ge-
194
Page 199 of 378

wenste instelling gemarkeerd is, vervolgens
drukt u kort op SELECTEREN totdat naast de
instelling een vinkje verschijnt welke aangeeft
dat de instelling geselecteerd is.
Koplampen met wissers (Uitsluitend
beschikbaar met automatische koplampen)
Wanneer deze functie geselecteerd is en de
koplampschakelaar in de stand AUTO staat,
schakelen de koplampen in ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingeschakeld. Als
de koplampen zijn ingeschakeld door middel
van deze functie, worden ze ook uitgeschakeld
wanneer de ruitenwissers worden uitgescha-
keld. Om uw keuze te maken drukt u herhaald
kort op de toets SELECTEREN, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
OPMERKING:
Als overdag de koplampen worden aange-
zet, wordt de verlichting van het instrumen-
tenpaneel gedimd. Voor het verhogen van de
helderheid, raadpleegt u “Verlichting” onder
“De functies van uw voertuig”.Easy Entry/Exit Seat - Makkelijk in- en
uitstappen (alleen leverbaar met
stoelpositiegeheugen)
Deze functie zorgt ervoor dat de bestuurder
makkelijker kan in- en uitstappen. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort op de
toets SELECTEREN, totdat een vinkje naast de
functie verschijnt, waarmee aangegeven wordt
dat het systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
OPMERKING:
De stoel keert terug naar de geheugenstand
(als Geheugen oproepen op ON is ingesteld
met afstandsbediening) zodra de afstands-
bediening wordt gebruikt om het portier te
ontgrendelen. Raadpleeg voor nadere infor-
matie: “Geheugen bestuurdersstoel” onder
“De functies van uw voertuig”.
Spiegels kantelen bij achteruitrijden
Wanneer deze functie geselecteerd is, kante-
len de buitenspiegels omlaag wanneer het
contact is ingeschakeld en de transmissie in de
stand REVERSE (achteruit) is geschakeld. De
spiegels keren terug in hun oorspronkelijkestand zodra u de transmissie uit de achteruit-
versnelling schakelt. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Key-Off Power Delay - Elektrische
vertraging na afzetten motor
Als u deze functie selecteert, blijven de elektri-
sche raambediening, de radio, het handsfree
systeem (indien aanwezig), het dvd-
videosysteem (indien aanwezig), het elektrisch
schuifdak (indien aanwezig) en de aansluitcon-
tacten maximaal 10 minuten werken nadat de
contact is uitgezet. Door het openen van een
portier wordt deze functie uitgeschakeld. Om
een selectie te maken bladert u op of neer
totdat de gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort op SELECTEREN totdat
naast de instelling een vinkje verschijnt welke
aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
195
Page 200 of 378

Illuminated Approach - Verlichting bij
nadering
Wanneer deze functie gekozen is, zullen de
koplampen inschakelen zodra de portieren met
behulp van de afstandbediening worden ont-
grendeld. De koplampen blijven vervolgens 0,
30, 60, of 90 seconden branden. Om een
selectie te maken bladert u op of neer totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is, vervolgens
drukt u kort op SELECTEREN totdat naast de
instelling een vinkje verschijnt welke aangeeft
dat de instelling geselecteerd is.
Weergave brandstofbespaarder —
Indien aanwezig
De ECO-meldingen wordt getoond op het
kompas-/temperatuurdisplay en kunnen wor-
den in- of uitgeschakeld. Maak uw keuze door
de toets FUNCTION SELECT in te drukken en
los te laten totdatON of OFF verschijnt.
Enter-N-Go sleutelloze toegang
(passieve toegang)
Met deze functie kunt u de portieren van uw
auto vergrendelen en ontgrendelen zonder dat
u op de RKE-afstandbediening de vergrendel-
en ontgrendelknoppen hoeft in te drukken. Om
uw keuze te maken drukt u herhaald kort op de toets SELECTEREN, totdat een vinkje naast de
functie verschijnt, waarmee aangegeven wordt
dat het systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Enter-N-Go-systeem” voor sleutelloze toegang
onder “Wat u moet weten voordat u het voertuig
start”.
Automatisch groot licht (Uitsluitend
beschikbaar met SmartBeam™)
Wanneer u deze functie selecteert, zal het
grootlicht onder bepaalde omstandigheden au-
tomatisch uitgeschakeld worden. Om uw keuze
te maken drukt u herhaald kort op de toets
SELECTEREN, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat
het systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg voor na-
dere informatie “Verlichting/SmartBeam™ —
Indien aanwezig” onder “De functies van uw
voertuig”.
Ruitenwissermodus — Indien aanwezig
Wanneer de functie geselecteerd is, schakelt
het systeem automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.Om uw keuze te maken drukt u herhaald kort
op de toets SELECTEREN, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
Wanneer deze functie uitgeschakeld is, keert
het systeem terug naar de normale intervalwer-
king van de ruitenwissers.
Starthulp op hellingen
(Hill Start Assist, HSA)
Wanneer deze functie geselecteerd is, werkt
het HCA-systeem. Raadpleeg
Elektronisch
remsysteem in Starten en bedienen voor de
werking van het systeem en de bedieningsin-
formatie. Om uw keuze te maken drukt u her-
haald kort op de toets SELECTEREN, totdat
een vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is uitge-
schakeld.
Dodehoekwaarschuwing
Bij het gebruik van het dodehoeksysteem zijn
drie instellingen mogelijk. Door eenmaal kort
op de toets SELECTEREN te drukken kiest u de
196