Page 81 of 378

WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewaking dient
slechts als hulpmiddel voor het detecteren
van objecten die zich in de dode hoeken
bevinden. Het BSM-systeem is niet ontwor-
pen voor het detecteren van voetgangers,
fietsers of dieren. Ook wanneer uw auto is
uitgerust met het BSM-systeem, moet u altijd
uw spiegels gebruiken, over uw schouder
kijken en de richtingaanwijzer inschakelen
voordat u van rijbaan wisselt. Anders bestaat
er een risico op ernstig of dodelijk letsel.
Rear Cross PathDe voorziening Rear Cross Path (RCP) is be-
doeld als hulp voor de bestuurder bij het ach-
teruit wegrijden uit parkeerplaatsen, waarbij
het zicht op naderende voertuigen mogelijk
wordt belemmerd. Rijd langzaam en voorzich-
tig uit de parkeerplaats totdat de achterzijde
van de auto is vrijgekomen. Het RCP-systeem
heeft nu naar links en rechts vrij zicht op
passerende voertuigen en zal de bestuurder
waarschuwen wanneer een voertuig nadert.Het RCP-systeem bewaakt de achterste detec-
tiezones links en rechts van de auto tegen
objecten die de zijkant van de auto naderen
met een snelheid van minimaal ongeveer 1 tot
3 km/u tot maximaal ongeveer 16 km/u, zoals
gebruikelijk is in parkeersituaties.
OPMERKING:
In parkeersituaties kunnen naderende voer-
tuigen aan het zicht worden onttrokken door
links en rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd door an-
dere objecten of voertuigen, zal het systeem
niet in staat zijn de bestuurder te waarschu-
wen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en de auto
zich in de stand REVERSE bevindt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door middel van
zowel visuele als geluidssignalen, terwijl ook
het volume van de radio wordt verlaagd.
Tegemoetkomend verkeer
RCP-detectiezones
77
Page 82 of 378

WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als achteruitrij-
hulp. Het systeem is uitsluitend bedoeld als
hulp voor de bestuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersituaties. Ga
altijd voorzichtig te werk tijdens het achteruit-
rijden, ook als u RCP gebruikt. Controleer het
gebied achter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op voetgan-
gers, dieren, andere voertuigen, obstakels en
dode hoeken. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.
BedrijfsmodiIn het elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) kunnen drie bedrijfsmodi worden gese-
lecteerd. Voor meer informatie raadpleegt u
Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Persoonlijke Instellingen (door de klant te pro-
grammeren functies) in De functies op uw
dashboard .
Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft het BSM-systeem een visuele waar-
schuwing af in de desbetreffende buitenspie-
gel wanneer een object wordt gedetecteerd.
Als het systeem echter in RCP werkt, zal zowel
een visuele als akoestische waarschuwing wor-
den afgegeven wanneer een object wordt ge-
detecteerd. Bij elke akoestische waarschuwing
wordt het volume van de radio verlaagd.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/
geluidssignaal
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft het BSM-systeem een visuele waar-
schuwing af in de desbetreffende buitenspie-
gel wanneer een object wordt gedetecteerd.
Als vervolgens de richtingaanwijzer wordt inge-
schakeld aan de zijde van de auto waarvoor
een waarschuwing geldt, zal ook een geluids-
signaal klinken. Wanneer de richtingaanwijzer
is ingeschakeld en tegelijkertijd aan dezelfde
zijde van de auto een object wordt gedetec-
teerd, wordt zowel de visuele als de akoesti-
sche waarschuwing afgegeven. Ter ondersteu-
ning van de akoestische waarschuwing wordt
het volume van de radio (indien ingeschakeld)
verlaagd. OPMERKING:
•
Bij elke akoestische waarschuwing van
het BSM-systeem wordt het volume van
de radio verlaagd.
• Als de alarmknipperlichten zijn ingescha-
keld, zal het systeem alleen een visuele
waarschuwing afgeven.
Als het systeem in RCP werkt, zal zowel een
visuele als akoestische waarschuwing wor-
den afgegeven wanneer een object wordt
gedetecteerd. Bij elke akoestische waar-
schuwing wordt het volume van de radio
verlaagd. Als RCP actief is, zal altijd een
geluidssignaal worden afgegeven en de sta-
tus van de richtingaanwijzer/alarmknipper-
lichten worden genegeerd.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als het BSM-systeem is uitgeschakeld, worden
er geen visuele of akoestische waarschuwin-
gen afgegeven door het BSM- of RCP-systeem.
OPMERKING:
Het BSM-systeem slaat de huidige bedrijfs-
modus op wanneer de contactschakelaar
wordt uitgezet. Tijdens het starten van de
78
Page 83 of 378

auto wordt de laatst opgeslagen modus op-
geroepen en geactiveerd.
Astronomische Zone — systeem tijdelijk
niet beschikbaar
Wanneer de auto deze zone binnengaat, zal
het systeem tijdelijk niet beschikbaar zijn en
toont het EVIC het berichtDodehoeksysteem
tijdelijk niet beschikbaar - astronomische
zone . De LED’s in de buitenspiegels lichten op
en blijven branden totdat de auto deze zone
verlaat.
UConnect™ Phone — INDIEN
AANWEZIG
OPMERKING:
Raadpleeg het gedeelte over Uconnect-
™Phones in de gebruikershandleiding van
het navigatiesysteem of de multimediaradio
(afzonderlijk boekje) voor meer informatie
over de Uconnect™Phone met navigatie of
multimediaradio.
De Uconnect™ Phone is een via spraak te
activeren, handsfree communicatiesysteem
voor in de auto. Met de UConnect™ Phone kunt
u een nummer kiezen op uw mobiele telefoon* met behulp van eenvoudige gesproken op-
drachten (zoals
Bel Jan Werk of
Kies 012 34 56 78 ). Het geluid van de
mobiele telefoon wordt doorgegeven via het
audiosysteem van de auto en het systeem zet
automatisch de radio zachter wanneer de
UConnect™ Phone wordt gebruikt.
Met de UConnect™ Phone kunt u tijdens het in-
of uitstappen gesprekken doorschakelen tus-
sen de UConnect™ Phone en uw mobiele
telefoon, terwijl u ook de microfoon van het
UConnect™-systeem kunt uitschakelen wan-
neer u een privégesprek wilt voeren.
De UConnect™ Phone wordt aangestuurd via
het Bluetooth Handsfree Profiel van uw mo-
biele telefoon. De UConnect™ Phone is voor-
zien van Bluetooth -technologie, de wereld-
wijde standaard waarmee verschillende
elektronische toestellen zonder draden of
dockstation aan elkaar kunnen worden gekop-
peld. De UConnect™ Phone werkt dan ook
ongeacht de plaats waar uw mobiele telefoon
zich bevindt (handtas, zak of aktetas), op voor-
waarde dat uw telefoon is ingeschakeld en aan
de UConnect™ Phone van de auto is gekop-
peld. Met de UConnect™ Phone kunnen maxi- maal zeven mobiele telefoons op het systeem
worden aangesloten. Met de UConnect™
Phone kan slechts één aangesloten (of gekop-
pelde) mobiele telefoon tegelijk worden ge-
bruikt. De UConnect™ Phone is verkrijgbaar in
de talen Engels, Nederlands, Frans, Duits, Ita-
liaans of Spaans (zoals aanwezig).
WAARSCHUWING!
Elk systeem waarmee u mondeling opdrach-
ten geeft mag alleen gebruikt worden als de
rij-omstandigheden veilig zijn en in overeen-
stemming met plaatselijke wetgeving en tele-
foongebruik. Alle aandacht moet gericht blij-
ven op de weg vooruit. Als u dit niet doet, kan
een botsing met ernstig of dodelijk letsel ont-
staan.
Toets voor Uconnect™Phone
De twee toetsen (de toets voor
Uconnect™Phoneen de toets
voor gesproken opdrachten)
waarmee u toegang hebt tot het
systeem, bevinden zich bij de be-
dieningselementen op de radio of op het stuur-
79
Page 84 of 378

wiel (indien aanwezig). Wanneer u op de toets
drukt, hoort u het woord UConnecten vervol-
gens een pieptoon. De pieptoon is het teken dat
u een opdracht moet geven.
Toets voor gesproken opdrachten De plaats van de toets kan afhan-
kelijk van de radio verschillen. De
afzonderlijke toetsen worden be-
schreven in het hoofdstuk Bedie-
ning .
De UConnect™ Phone kan worden gebruikt in
combinatie met mobiele telefoons met
Bluetooth Handsfree Profiel. Het is mogelijk
dat sommige telefoons niet alle functies van de
UConnect™ Phone ondersteunen. Raadpleeg
de leverancier van uw mobiele telefoon of de
telefoonfabrikant voor nadere bijzonderheden.
De UConnect™ Phone is volledig geïntegreerd
in het audiosysteem van de auto. De geluids-
sterkte van de UConnect™ Phone kan worden
ingesteld met de volumeregelaar van de radio
of, indien aanwezig, via de radiotoetsen op het
stuurwiel. Het display van de radio wordt gebruikt voor
visuele meldingen van de UConnect™ Phone,
zoals
CELL (GSM) of Beller-ID bij bepaalde
radio’s.Compatibele telefoons* Voor het gebruik van de UConnect™ Phone
is een mobiele telefoon met Bluetooth
Handsfree Profiel versie 1.0 of hoger vereist.
Raadpleeg de UConnect™-website voor een
overzicht van de compatibele telefoons.
• www.chrysler.com/uconnect
• www.dodge.com/uconnect
• www.jeep.com/uconnect
Navigeer door de volgende menu’s om de lijst
met compatibele telefoons op te vragen:
• Selecteer het bouwjaar van uw voertuig
• Selecteer het voertuigtype
• Selecteer onder de tab Beginnen compati-
bele telefoons.
BedieningU kunt gesproken opdrachten gebruiken om de
UConnect™ Phone te bedienen en door de
menu’s van de UConnect™ Phone te navige-
ren. Na het merendeel van de prompts van de
Uconnect™ Phone zijn gesproken opdrachten
nodig. U wordt aangespoord om een speci-
fieke opdracht uit te spreken en vervolgens
wordt u door de beschikbare opties geleid.
• Voordat u een gesproken opdracht geeft,
moet u wachten op de pieptoon, die volgt op
de prompt Gereed of op een andere
prompt.
• Voor bepaalde bewerkingen kunnen samen-
gestelde opdrachten worden gebruikt. U
kunt bijvoorbeeld in plaats van Instellen en
daarna Telefoonkoppeling ook de vol-
gende samengestelde opdracht geven: In-
stellen telefoonkoppeling .
• In de beschrijvingen van de functies in dit
hoofdstuk wordt alleen de samengestelde
vorm van de gesproken opdracht vermeld. U
kunt de opdrachten ook in delen splitsen en
elk onderdeel van de opdracht afzonderlijk
zeggen, indien dat wordt gevraagd. U kunt
80
Page 85 of 378

bijvoorbeeld de samengestelde opdracht
“Telefoonboek nieuwe invoer” geven, maar u
kunt deze opdracht ook opsplitsen in de
twee gesproken opdrachten “Telefoonboek”
en “Nieuwe invoer”. Denk eraan dat de
Uconnect™Phone het beste werkt wanneer
u op een normale toon spreekt, alsof u tegen
iemand praat die een paar meter van u
vandaan zit.
Structuur gesproken opdrachten
Zie Structuur gesproken opdrachten [Voice
tree].
Helpopdracht
Als u hulp nodig hebt bij een prompt of als u wilt
weten wat de mogelijkheden zijn bij een be-
paalde prompt, zegt u na de pieptoon Help .
De UConnect™ Phone geeft alle opties voor de
prompt weer wanneer u om hulp vraagt.
Als u de UConnect telefoon na uitschakeling
opnieuw wilt activeren, drukt u op de toetsen
volgt u de gesproken prompts voor verdere aan-
wijzingen. Alle sessies met de UConnect Phone
beginnen met een druk op de toets
, die zich
bij de bedieningselementen op de radio bevindt.
Annuleeropdracht
U kunt na de pieptoon bij elke prompt zeggen
Annuleren waarna u terugkeert naar het
hoofdmenu. In een paar gevallen brengt het
systeem u echter terug naar het vorige menu.
UConnect™ Phone koppelen aan
(aansluiten op) een mobiele telefoon
Voordat u de UConnect™ Phone kunt gebrui-
ken, dient u een koppeling tot stand te brengen
met uw compatibele, met Bluetooth uitgeruste
mobiele telefoon (raadpleeg het gedeelte
Compatibele telefoons voor informatie over
het type telefoon).
Om de koppeling tot stand te kunnen brengen,
moet u de gebruikershandleiding van uw mo-
biele telefoon raadplegen. De UConnect™-
website biedt mogelijk ook gedetailleerde aan-
wijzingen voor het koppelen van uw telefoon.
Hieronder volgen algemene aanwijzingen voor
het koppelen van een telefoon aan de
UConnect™ Phone:
• Druk op de
toets om te beginnen. •
Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u: Telefoonkoppeling
instellen .
• Na de prompt en de pieptoon zegt u Tele-
foon koppelen en volgt u de gesproken
prompts.
• Er wordt u gevraagd een pincode van vier
cijfers in te spreken, die u later nodig zult
hebben voor toegang tot uw mobiele tele-
foon. U kunt een willekeurige pincode van
vier cijfers invoeren. U hoeft deze pincode
niet te onthouden na de aanvankelijke kop-
peling.
• Om identificatie mogelijk te maken, wordt u
gevraagd op de UConnect™ Phone een
naam voor uw mobiele telefoon in te voeren.
Voer voor elke gekoppelde mobiele telefoon
een unieke telefoonnaam in.
• Vervolgens wordt u gevraagd uw mobiele
telefoon een prioriteitscijfer tussen 1 en 7 te
geven, waarbij 1 de hoogste prioriteit verte-
genwoordigt. U kunt maximaal zeven mo-
biele telefoons aan de UConnect™ Phone
koppelen. Er kan echter slechts één aange-
sloten mobiele telefoon tegelijk worden ge-
81
Page 86 of 378

bruikt met het Uconnect™-systeem. Het pri-
oriteitssysteem laat de UConnect™ Phone
weten welke mobiele telefoon moet worden
gebruikt als er meerdere mobiele telefoons
in het voertuig aanwezig zijn. Als er bijvoor-
beeld twee telefoons, één met prioriteit 3 en
één met prioriteit 5, in de auto aanwezig zijn,
gebruikt de UConnect™ Phone de mobiele
telefoon met prioriteit 3 om te bellen. U kunt
op elk gewenst ogenblik een mobiele tele-
foon met een lagere prioriteit gebruiken
(raadpleegGeavanceerde telefoonverbin-
dingen ).
Kiezen door het nummer te zeggen
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Kiezen .
• Het systeem geeft u een prompt om het
gewenste nummer in te spreken.
• U kunt bijvoorbeeld zeggen: 012 34 56 78 .
• De UConnect™ Phone zal het telefoonnum-
mer bevestigen en vervolgens het nummer
kiezen. Het nummer verschijnt bij bepaalde
radio’s in het venster. Bellen door een naam te zeggen
•
Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Bellen .
• U krijgt een prompt om de naam van de
gewenste persoon in te spreken.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u de naam van de
persoon die u wilt bellen. U kunt bijvoorbeeld
Jan Jansen zeggen, waarbij Jan Jansen
een eerder opgeslagen naam is in het
UConnect™ Phoneboek of in het gedown-
loade telefoonboek. Raadpleeg Namen toe-
voegen aan uw UConnect™ Phoneboek om
te leren hoe u een naam opslaat in het
telefoonboek.
• De UConnect™ Phone bevestigt de naam en
kiest vervolgens het bijbehorende telefoon-
nummer, dat bij sommige radio’s mogelijk
ook op het display wordt weergegeven. Namen toevoegen aan uw UConnect™
Phoneboek
OPMERKING:
Het is niet raadzaam namen aan het
UConnect™ Phoneboek toe te voegen ter-
wijl de auto rijdt.
•
Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Telefoonboek
nieuwe invoer .
• Na de prompt zegt u de naam van de nieuwe
invoer. Het is raadzaam lange, niet-afgekorte
namen te gebruiken, omdat hierdoor de
spraakherkenning wordt vergemakkelijkt.
Zeg bijvoorbeeld Robert Smit of Robert in
plaats van Rob .
• Na de prompt voert u de aanduiding van het
nummer in (bijvoorbeeld Thuis , Werk ,
GSM of Overig ). Op die manier kunt u
meerdere nummers voor elke persoon in het
telefoonboek opslaan, indien gewenst.
• Na de prompt spreekt u het telefoonnummer
in dat u aan het telefoonboek wilt toevoegen
.
82
Page 87 of 378

Nadat u een naam of nummer aan het telefoon-
boek heeft toegevoegd, heeft u de mogelijk-
heid om hier nog meer telefoonnummers aan
toe te voegen of naar het hoofdmenu terug te
keren.
De UConnect™ Phone biedt u de mogelijkheid
maximaal 32 namen aan het telefoonboek toe
te voegen, waarbij aan iedere naam maximaal
vier telefoonnummers en aanduidingen kunnen
worden gekoppeld. Elke taal bevat een apart
telefoonboek met 32 namen dat alleen in die
taal toegankelijk is. Bovendien downloadt de
Uconnect™Phone automatisch het telefoon-
boek van uw mobiele telefoon, indien dit aan-
wezig is en de mobiele telefoon deze functie
ondersteunt.
Telefoonboek downloaden – telefoonboek
van mobiele telefoon automatisch
overbrengen
De UConnect™ Phone downloadt automatisch
de namen (in tekstvorm) en telefoonnummers
uit het telefoonboek van uw mobiele telefoon,
indien deze aanwezig zijn en de mobiele tele-
foon deze functie ondersteunt. Deze functie is
mogelijk met bepaalde mobiele telefoons met
Bluetooth, die PBAP (Phone Book Access Pro- file) ondersteunen. Raadpleeg de UConnect™ -
website voor een overzicht van de compatibele
telefoons.
•
Als u een naam uit het gedownloade tele-
foonboek (of uit het UConnect™ Phoneboek)
wilt bellen, volgt u de procedure in het ge-
deelte Bellen door een naam te zeggen .
• Indien ondersteund, wordt het automatisch
downloaden en bijwerken gestart zodra de
draadloze Bluetooth -koppeling tussen de
mobiele telefoon en de UConnect™ Phone
tot stand is gebracht. Bijvoorbeeld direct
nadat u de auto hebt gestart.
• Elke keer wanneer een telefoon wordt ver-
bonden met de UConnect™ Phone, worden
er maximaal 1000 items per telefoon ge-
download en bijgewerkt.
• Afhankelijk van het maximum aantal ge-
downloade gegevens, kan er een korte ver-
traging optreden voordat de laatste gedown-
loade namen kunnen worden gebruikt. Tot
dat moment is het eerder gedownloade tele-
foonboek, indien aanwezig, beschikbaar
voor gebruik. •
Alleen het telefoonboek van de momenteel
aangesloten mobiele telefoon is toeganke-
lijk.
• Alleen het telefoonboek van de mobiele te-
lefoon wordt gedownload. Het telefoonboek
op de SIM-kaart maakt geen deel uit van het
telefoonboek van de mobiele telefoon.
• Dit gedownloade telefoonboek kan niet wor-
den gewijzigd of verwijderd op de
UConnect™ Phone. Dit telefoonboek kan
uitsluitend worden gewijzigd op de mobiele
telefoon. De eerstvolgende keer dat de mo-
biele telefoon wordt aangesloten, worden de
wijzigingen overgebracht en de gegevens
op de UConnect™ Phone bijgewerkt.
Telefoonboek downloaden —
één naam of nummer
Met de Uconnect™Phone kunt u via Bluetooth
ook één item tegelijk downloaden van uw mo-
biele telefoon, indien dit item aanwezig is en de
mobiele telefoon deze functie ondersteunt. Als
u deze functie wilt gebruiken, drukt u op de
toets
en zegt u Telefoonboek downloa-
den . Het systeem geeft vervolgens de prompt
Gereed om V-card-invoer via Bluetooth te
83
Page 88 of 378

ontvangen…en is daarna gereed om een
afzonderlijk item uit het telefoonboek van uw
telefoon te ontvangen met behulp van
Bluetooth Object Exchange Profile (OBEX).
Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw
telefoon voor nadere aanwijzigen over het ver-
sturen van deze namen en nummers vanuit uw
telefoon.
OPMERKING:
• De telefoon moet het overbrengen via
Bluetooth OBEX van de namen en num-
mers uit het telefoonboek ondersteunen
om deze functie te kunnen gebruiken.
•
Sommige telefoons kunnen de namen en
nummers uit het telefoonboek niet verstu-
ren als ze al via Bluetooth met een ander
systeem zijn verbonden en het is mogelijk
dat op de telefoon de boodschap wordt
weergegeven dat de Bluetooth -verbinding
bezet is. In dat geval moet u eerst de
Bluetooth -verbinding met de UConnect™
Phone loskoppelen of verbreken, waarna u
de adresboekvermelding verzendt via
Bluetooth . Raadpleeg de gebruikershand-
leiding van uw telefoon voor nadere aanwij- zingen over hoe u de Bluetooth
-
verbinding kunt verbreken.
• Als de naam of het nummer uit het tele-
foonboek uit meer dan 24 tekens bestaat,
worden alleen de eerste 24 tekens ge-
bruikt.
Uconnect™Phoneboekgegevens wijzigen
Het is raadzaam de namen in het telefoonboek
te bewerken als het voertuig niet in beweging
is.
De automatisch gedownloade telefoonboekge-
gevens kunnen niet worden verwijderd of ge-
wijzigd.
• Druk op de
toets om te beginnen.
• Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u Telefoonboek bewer-
ken .
• Vervolgens wordt u gevraagd om de naam in
het telefoonboek dat u wilt bewerken.
• Vervolgens kiest u de aanduiding (Thuis,
Werk, GSM of Overig) van het nummer dat u
wilt bewerken. •
Na de prompt spreekt u het nieuwe telefoon-
nummer in voor de te bewerken naam of het
te bewerken nummer.
Nadat u klaar bent met de bewerking van een
naam en/of nummer in het telefoonboek, heeft
u de mogelijkheid om een andere naam en/of
nummer in het telefoonboek te veranderen, het
zojuist bewerkte nummer of terug te keren naar
het hoofdmenu.
Telefoonboek bewerken kan worden gebruikt
om een telefoonnummer aan een reeds be-
staande naam in het telefoonboek toe te voe-
gen. Aan de naam Jan Jansen kan bijvoor-
beeld een mobiel en een thuisnummer zijn
toegewezen, maar met de functie Telefoon-
boek bewerken kunt u later ook het werknum-
mer van Jan Jansen toevoegen.
OPMERKING:
Het is raadzaam het telefoonboek te bewer-
ken als het voertuig niet in beweging is.
84