Page 289 of 690

288
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
• Als het zicht door de voorruit wordt belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil,
enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd
is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de camerasen-
sor extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevings- licht overeenkomt met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van tegenliggers of voorliggers zijn uitge-
schakeld, vuil zijn, een andere kleur
hebben of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk- ken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stij- gende en dalende wegen wordt gere-
den, of over wegen met een slecht of
oneffen wegdek (zoals klinkerwegen,
grindwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch-
tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een sterk spiegelend voor- werp, zoals een verkeersbord of spiegel,
voor de auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger
sterk spiegelend is, zoals een container
op een truck
• Als de koplampen van de auto bescha-
digd of vuil zijn, of niet correct zijn afge-
steld
• Als de auto naar één kant overhelt door
bijvoorbeeld een lekke band, of aan de
achterzijde wat lager ligt doordat een
aanhangwagen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier wordt geschakeld tussen groot-
licht en dimlicht
• Als de bestuurder meent dat het groot- licht mogelijk knippert of voetgangers of
andere bestuurders verblindt
■ Dimlicht inschakelen
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Duw de hendel van u af om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schake-
len.
■ Grootlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-scha-
kelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het contro-
lelampje van het grootlicht gaat branden.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schake-
len.
Handmatig in- en
uitschakelen van het
grootlicht
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 288 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 290 of 690

289
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
*: Indien aanwezig
Past de helderheid en het verlichte
gebied van het grootlicht aan op
basis van de rijsnelheid.
Past de intensiteit van het groot-
licht tijdens het rijden in bochten
aan, zodat het gebied in de rich-
ting waarin de auto draait helder-
der wordt verlicht dan andere
gebieden.
Regelt het variabel afgeschermde
grootlicht zo, dat het gebied rond
tegenliggers en voorliggers
gedeeltelijk niet wordt verlicht ter-
wijl andere gebieden wel verlicht
worden door het grootlicht.
Het variabel afgeschermde grootlicht
helpt het zicht naar voren te verbeteren
terwijl tegenliggers en voorliggers minder
verblind worden.
Past het stralingsbereik van de
dimlichten aan in overeenstem-
ming met de afstand tot een voor-
ligger.
AHS (Adaptive High
Beam-systeem)*
Het Adaptive High Beam-sys-
teem gebruikt een camerasensor
aan de bovenzijde van de voor-
ruit om de helderheid van de ver-
lichting van tegenliggers en
voorliggers, straatverlichting,
enz. te beoordelen en, indien
nodig, automatisch de versprei-
ding van het licht van de kop-
lampen te regelen.
WAARSCHUWING
■Beperkingen van het Adaptive
High Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het Adap-
tive High Beam-systeem. Rijd altijd
voorzichtig en houd hierbij de omgeving
in de gaten en schakel indien nodig
handmatig het grootlicht in of uit.
■Voorkomen van onjuiste werking
van het Adaptive High Beam-sys-
teem
Voorkom overbelading van uw auto.
Systeemfuncties
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 289 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 291 of 690

290
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
1Druk op de schakelaar van het
Adaptive High Beam-systeem.
2 Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand of
staat.
Het controlelampje van het AHS gaat
branden als het systeem werkt.
■Werkingsvoorwaarden voor het
Adaptive High Beam-systeem
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht auto-
matisch ingeschakeld en werkt het sys-
teem:
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of
hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het variabel afge-
schermde grootlicht ingeschakeld en
wordt het stralingsbereik van het dim-
licht automatisch aangepast, afhankelijk van de locatie van tegenliggers en voor-
liggers:
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde koplampen of achterlich-
ten.
●Als aan een van onderstaande voor-
waarden wordt voldaan, wordt automa-
tisch geschakeld van grootlicht of
variabel afgeschermd grootlicht naar
dimlicht:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 60
km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Er zijn veel tegenliggers en/of voorlig-
gers.
• De positie van tegenliggers of voorlig- gers verandert snel en het grootlicht kan
de bestuurders van de andere voertui-
gen verblinden.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt mogelijk
niet automatisch geschakeld van groot-
licht naar variabel afgeschermd grootlicht:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het
zicht zijn onttrokken als gevolg van een
reeks bochten, wegafscheidingen of
bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen uit de rechter tegemoetkomende rijstrook op
een brede weg
• Wanneer er tegenliggers of voorliggers met uitgeschakelde verlichting zijn
●Er wordt mogelijk niet geschakeld van
grootlicht naar variabel afgeschermd
grootlicht als een tegenligger wordt
gesignaleerd die zijn mistlampen aan
heeft terwijl de koplampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlich-
ting, straatverlichting, verkeerslichten of
verlichte billboards en andere reflecte-
rende objecten wordt mogelijk gescha-
keld van grootlicht naar variabel
afgeschermd grootlicht, wordt mogelijk
niet geschakeld van grootlicht naar vari-
abel afgeschermd grootlicht of wordt het
niet verlichte gebied mogelijk gewijzigd.
Het Adaptive High
Beam-systeem activeren
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 290 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 292 of 690

291
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
●De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het in-
of uitschakelen van het grootlicht of op
de snelheid waarmee de niet verlichte
gebieden veranderen:
• De helderheid van koplampen, mistlam- pen en achterlichten van tegenliggers
en voorliggers
• De beweging en richting van tegenlig- gers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een
voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingsper- centage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveel- heid bagage
●De regeling van de lichtverspreiding van
de koplampen kan onverwacht verande-
ren.
●Fietsen of vergelijkbare objecten worden
mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het sys-
teem de helderheid van het omgevings-
licht mogelijk niet juist signaleren.
Hierdoor blijven de dimlichten mogelijk
branden of gaat het grootlicht knipperen
of worden voetgangers, tegenliggers of
voorliggers verblind. Als dat het geval is,
moet handmatig geschakeld worden
tussen grootlicht en dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil,
enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd
is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de camerasen-
sor extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevings- licht overeenkomt met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van tegenliggers of voorliggers zijn uitge-
schakeld, vuil zijn, een andere kleur
hebben of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk- ken elkaar afwisselen. • Als geregeld en herhaaldelijk over stij-
gende en dalende wegen wordt gere-
den, of over wegen met een slecht of
oneffen wegdek (zoals klinkerwegen,
grindwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch- tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een sterk spiegelend voor- werp, zoals een verkeersbord of spiegel,
voor de auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger sterk spiegelend is, zoals een container
op een truck
• Als de koplampen van de auto bescha- digd of vuil zijn, of niet correct zijn afge-
steld
• Als de auto naar één kant overhelt door bijvoorbeeld een lekke band, of aan de
achterzijde wat lager ligt doordat een
aanhangwagen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier wordt geschakeld tussen groot-
licht en dimlicht
• Als de bestuurder meent dat het groot- licht mogelijk knippert of voetgangers of
andere bestuurders verblindt
• Als de auto wordt gebruikt in een gebied waar men aan de andere kant van de
weg rijdt. Bijvoorbeeld, een auto
bestemd voor rechtsrijdend verkeer in
een gebied voor linksrijdend verkeer of
vice versa
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aange-
past aan de persoonlijke voorkeur.
(→ Blz. 659)
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 291 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 293 of 690

292
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
■Dimlicht inschakelen
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand.
Het controlelampje van het AHS dooft.
Duw de hendel van u af om het Adaptive
High Beam-systeem weer in te schake-
len.
■ Grootlicht inschakelen
Druk op de schakelaar van het Adap-
tive High Beam-systeem.
Het controlelampje van het AHS dooft en
het controlelampje van het grootlicht gaat
branden.
Druk op de schakelaar om het Adaptive
High Beam-systeem weer in te schake-
len.
Schakelaar mistachterlicht
Schakelt het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand .
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, wordt het mistachterlicht uitge-
schakeld.
Handmatig in- en
uitschakelen van het
grootlichtSchakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uit-
stekend zicht bij ongunstige
rijomstandigheden, zoals bij
regen of mist.
Bedieningsinstructies
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 292 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 294 of 690

293
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
Schakelaar mistlampen voor/mist-
achterlicht
1 Schakelt de mistlampen voor
uit
2 Schakelt de mistlampen voor
in
3 Schakelt de mistlampen voor
en het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand .
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien wordt alleen het mistachterlicht
uitgeschakeld.
■Mistlampen kunnen worden gebruikt
als
●Auto's met schakelaar mistachterlicht
De koplampen worden ingeschakeld.
●Auto's met schakelaar mistlampen voor
en mistachterlicht
Mistlampen voor: De koplampen of par-
keerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De koplampen zijn inge-
schakeld.
Door de hendel te bedienen
werken de ruitenwissers en -sproei-
ers als volgt.
Ruitenwissers met intervalafstel-
ling
1 Intervalstand
Ruitenwissers
en -sproeiers
Met de hendel kunnen de ruiten-
wissers en de ruitensproeiers
worden bediend.
OPMERKING
■Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de
voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Bedienen van de
ruitenwisserhendel
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 293 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 295 of 690

294
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
2 Lage snelheid ruitenwissers
3 Hoge snelheid ruitenwissers
4 Enkele slag
Het wisinterval kan worden gewijzigd
als de intervalstand wordt geselec-
teerd.
5 Verhoogt de frequentie van het
interval
6 Verlengt het interval van de wis-
serwerking 7
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de
ruitenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier
in werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe
getrokken houdt, werken de koplamp-
sproeiers één keer. Daarna werken de
koplampsproeiers elke vijfde keer dat u
de hendel naar u toe trekt.
Ruitenwissers met regensensor
1 Stand AUTO
2 Lage snelheid ruitenwissers
3 Hoge snelheid ruitenwissers
4 Enkele slag
In de stand AUTO werken de ruitenwis-
sers automatisch wanneer de sensor sig-
naleert dat het regent. De wissnelheid
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 294 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 296 of 690

295
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
wordt automatisch afgestemd op de hoe-
veelheid neerslag en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de gevoelig-
heid van de sensor als volgt worden
ingesteld door de schakelaarring te
draaien.
5Verhoogt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
6 Verlaagt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
7 Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de
ruitenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier
in werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe
getrokken houdt, werken de koplamp-
sproeiers één keer. Daarna werken de
koplampsproeiers elke vijfde keer dat u
de hendel naar u toe trekt.
■De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Effecten van de rijs nelheid op de rui-
tenwisserwerking (auto's met ruiten-
wissers met regensensor)
De rijsnelheid heeft invloed op de interval-
werking.
■Regensensor (auto's met ruitenwis-
sers met regensensor)
●De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of onder-
gaande zon af en toe op de voorruit valt
of als er insecten o.i.d. op de voorruit zit-
ten.
●Als de ruitenwisser in de AUTO-modus
wordt gezet terwijl het contact AAN
staat, maken de ruitenwissers één wis-
slag om aan te geven dat de
AUTO-modus is ingeschakeld.
●Als de temperatuur van de regensensor
85°C of hoger is, of -15°C of lager, werkt
de automatische functie mogelijk niet.
Zet de ruitenwisserschakelaar in dat
geval in een andere modus dan AUTO.
■Als er geen ruitens proeiervloeistof
op de voorruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in
het reservoir aanwezig is en controleer als
dat het geval is of de sproeierkoppen niet
verstopt zijn.
■Bij het uitzetten van de motor in een
noodgeval tijdens het rijden
Als de ruitenwissers voor werken wanneer
de motor wordt uitgezet, zullen ze op hoge
snelheid werken. Zodra de auto stilstaat,
wordt de werking weer normaal als het
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 295 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM