Page 41 of 300

rode gebied = warme lucht
D - knop aircocompressor aan/uit (niet voorzien op versies met uitsluitend een verwarming);
E - draaiknop luchtverdeling:
luchtstroom uit roosters in het midden en aan de zijkant
luchtstroom uit roosters in het midden, aan de zijkant en roosters beenruimten voor/achter
luchtstroom uit de luchtroosters beenruimten voor en achter en tevens een lichte luchtstroom uit de luchtroosters aan de
zijkant op het dashboard
luchtstroom uit de luchtroosters beenruimten voor en achter, naar de voorruit, de zijruiten en tevens een lichte luchtstroom
uit de luchtroosters aan de zijkant op het dashboard
luchtstroom naar de voorruit, de zijruiten en tevens een lichte luchtstroom uit de luchtroosters op het dashboard
Er zijn nog 4 tussenstanden mogelijk in de hierboven beschreven 5 manieren van luchtverdeling.
F - Knop voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
Als gekozen wordt voor luchtverdeling naar de voorruit, dan wordt de compressor van de klimaatregeling (led op A/C-knop
brandt) ingeschakeld en wordt de luchtrecirculatie ingesteld op "lucht van buiten" (led op knop B uit). Deze logica garandeert
optimaal zicht door alle ruiten. De bestuurder kan de luchtcirculatie en de compressor van de klimaatregeling altijd instellen.
Auto On Comfort
(indien aanwezig)
De achterruitverwarming wordt automatisch ingeschakeld wanneer de motor gestart wordt en de buitentemperatuur lager is
dan 4,4°C. Deze functie kan geactiveerd en gedeactiveerd worden in het menu van hetUconnect™-systeem.
Extra verwarming(waar aanwezig)
De extra verwarming garandeert een snellere verwarming van het interieur.
Deze wordt in koude weersomstandigheden ingeschakeld, als de volgende omstandigheden vastgesteld worden:
lage buitentemperatuur;
lage koelvloeistoftemperatuur;
motor gestart;
ventilatorsnelheid ingesteld op de 1stesnelheid;
knop C volledig naar rechts gedraaid in de rode sectie.
De verwarming wordt uitgeschakeld als minstens een van bovengenoemde omstandigheden niet langer wordt vastgesteld.
Opmerking Het vermogen van de elektrische verwarming wordt gemoduleerd in overeenstemming met de accuspanning.
39
Page 42 of 300
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE KLIMAATREGELING
A - regelknop temperatuur bestuurderszijde;
B - aan/uit-knop interne luchtrecirculatie;
C - knop voor inschakeling/uitschakeling compressor klimaatregeling;
D - Inschakelingsknop MAX-DEF-functie (snel ontdooien/ontwasemen van de voorruiten).
E - aan/uit-knop klimaatregeling;
F - knop voor instelling ventilatorsnelheid;
G - led ventilatorsnelheid;
H - selectieknoppen luchtverdeling;
I - Knop voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
35F1B0051C
40
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 43 of 300

L - regelknop temperatuur passagierszijde;
M - knop voor inschakeling SYNC-functie (uitlijning van ingestelde temperaturen), bestuurders-/passagierszijde;
N - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking).
Auto On Comfort
(indien aanwezig)
De achterruitverwarming wordt automatisch ingeschakeld wanneer de motor gestart wordt en de buitentemperatuur lager is
dan 4,4°C. Deze functie kan geactiveerd en gedeactiveerd worden in het menu van hetUconnect™-systeem.
Selectie luchtverdeling
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
+Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten (hetere lucht) en luchtroosters midden/zijkanten
dashboard (koelere lucht). Deze luchtdistributie is bijzonder nuttig in het voor- en het najaar en op zonnige dagen.
+Luchtstroom verdeeld tussen de roosters van de beenruimten en de roosters voor de voorruit en zijruiten. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de ruiten beslaan.
+Luchtstroom verdeeld over luchtroosters in het midden en aan de zijkanten van het dashboard en de luchtroosters
voor de voorste zijruiten. Zo kan de lucht op de voorruit worden gericht bij sterk zonlicht.
++Luchtstroomverdeling naar alle uitstroomopeningen van het voertuig.
In de AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door de klimaatregeling geregeld (de leds op de knoppen H zijn uit).
Bij handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling aangegeven door het aangaan van de leds op de betreffende
knoppen. Bij de gecombineerde functiemodus, wordt bij bediening van een knop de betreffende functie gelijktijdig met de reeds
ingestelde functies geactiveerd. Als een knop wordt ingedrukt waarvan de functie reeds actief is, wordt de werking geannuleerd
en gaat de betreffende led op de knop uit. Druk op de AUTO-knop om de automatische regeling van de luchtverdeling na een
handmatige instelling te herstellen.
41
Page 44 of 300
Start&Stop
De automatische dual-zone klimaatregeling regelt het Start&Stop-systeem (motor wordt afgezet wanneer de rijsnelheid 0 km/h
is) om een passend comfort in het interieur te garanderen. Wanneer het Start&Stop-systeem is ingeschakeld (motor uit en auto
stilstaand), wordt de automatische recirculatiefunctie met lucht van buitenaf uitgeschakeld om de kans op beslagen ruiten te
verminderen (aangezien de compressor is uitgeschakeld).
AVVERTENZA
2)Het systeem gebruikt het koelmiddel R1234YF dat het milieu niet verontreinigt als het per ongeluk weglekt. Gebruik onder geen enkele
omstandigheid R134a en R12 vloeistoffen, die niet compatibel zijn met de componenten van het systeem.
42
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 45 of 300

ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
21)
De ruiten kunnen op en neer worden
bewogen met de contactsleutel op
MAR en gedurende ongeveer 3 minuten
nadat de startinrichting op STOP is
gedraaid (of ook als de mechanische
sleutel verwijderd is, bij auto’s uitgerust
met mechanische sleutel met
afstandsbediening). Wanneer een van
de voorportieren wordt geopend wordt
het systeem buiten werking gesteld.
Bedieningselementen
bestuurdersportier
Alle ruiten kunnen bediend worden
vanaf het portierpaneel aan
bestuurderszijde fig. 36.
A: linker voorruit openen/sluiten.
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en knelbeveiliging
ingeschakeld.
B: zijruit rechtsvoor openen/sluiten.
"Continue automatische" werking
tijdens openen/sluiten en
inklembeveiliging ingeschakeld (waar
aanwezig).
C: inschakeling/uitschakeling
bediening achterste zijruiten;
D: linker achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig). "Continue
automatische" modus voor alleen
openen;
E: rechter achterruit openen/sluiten
(indien aanwezig). "Continue
automatische" modus voor alleen
openen.
Ruit openen
Druk op de toetsen om de gewenste
ruit fig. 37 te openen.Wanneer een van de toetsen op de
voor- of achterportieren kort wordt
ingedrukt, beweegt de ruit in "stappen";
als de knop ingedrukt wordt gehouden,
wordt de "continue automatische"
werking geactiveerd.
Als de knoppen opnieuw ingedrukt of
omhooggetrokken wordt, stopt de ruit
in de gewenste stand.
Ruit sluiten
Trek de knoppen omhoog om de
gewenste ruit fig. 38 te sluiten.
36F1B0066C37F1B0067C
43
Page 46 of 300

De ruit beweegt in stappen als een van
de knoppen op de voor- of
achterportieren kort omhooggetrokken
wordt. Activeer de “continue
automatische” werking door de
bediening van de voorruit
omhooggetrokken te houden. Als de
knoppen opnieuw ingedrukt of
omhooggetrokken wordt, stopt de ruit
in de gewenste stand.
De achterruiten kunnen alleen in
stappen gesloten worden.
Knelbeveiliging ruit voorportier
(indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem kan de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit herkennen. Als
dat gebeurt, wordt de beweging van de
ruit door het systeem gestopt en
omgekeerd, afhankelijk van de stand.
De ruit wordt daarom 5 cm vanaf deaanvankelijke stoppositie neergelaten.
Tijdens de omkering van de beweging
kan de ruit op geen enkele manier
bediend worden.
Initialisatie elektrische
voorruitbediening
Als de stroomtoevoer is onderbroken,
moet de elektrische ruitbediening
opnieuw worden geïnitialiseerd.
De hieronder beschreven
initialisatieprocedure moet met gesloten
portieren en voor elk portier uitgevoerd
worden:
sluit de ruit door de knop
omhooggetrokken te houden;
houd de knop nog eens 3 seconden
ingedrukt als de ruit volledig gesloten is;
open de ruit door de knop ingedrukt
te houden;
houd de knop nog eens 3 seconden
ingedrukt als de ruit volledig geopend
is.
ATTENZIONE
21)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
(voorzien van mechanische sleutel met
afstandsbediening) wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening
van de elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
38F1B0068C
44
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 47 of 300

ELEKTRISCH
SCHUIFDAK
(indien aanwezig)
22)11)
Het elektrische schuifdak bestaat uit
twee glazen panelen (het voorste is
beweegbaar en het achterste is een
vast paneel) en is voorzien van twee
handmatig te bedienen
zonneschermen.
Het schuifdak kan alleen bediend
worden als de contactsleutel in de
stand MAR staat.
OPENEN
Druk op knop A fig. 39: het dak zal
volledig geopend worden.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop A te drukken.
SLUITEN
Druk op knop A fig. 39: het dak wordt
volledig gesloten.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop A te drukken.
SCHARNIEROPENING
Om het dak in "scharnierstand" te
zetten, knop Bfig. 39 indrukken en weer
loslaten.
Dit type scharnieropening kan
geactiveerd worden ongeacht de stand
van het schuifdak. Als het dak in
gesloten stand staat, wordt het door
het indrukken van de knop automatisch
geopend in scharnierstand. Als het
reeds geopend is, moet de knop
ingedrukt gehouden worden tot het dak
de scharnierstand bereikt heeft.
Als knop B tijdens de automatische
beweging van het dak nogmaals wordt
ingedrukt, wordt de beweging gestopt.
BEWEGING
ZONNESCHERM
Het zonnescherm werkt handmatig: hij
kan in iedere stand worden gestopt.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten
van het dak een eventueel obstakel kan
herkennen: wanneer dit gebeurt,
onderbreekt het systeem de beweging
en wordt de beweging van het dak
onmiddellijk omgedraaid.
39F1B0069C
45
Page 48 of 300

NOODBEDIENING
Als de bedieningsknoppen niet werken,
kan het cabriodak handmatig bediend
worden zoals hieronder is beschreven:
verwijder beschermdop A fig. 40 op
de binnenbekleding;
neem de bijgeleverde inbussleutel B;
plaats inbussleutel B in zitting A;
draai inbussleutel B rechtsom om
het dak te openen of linksom om het te
sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Na onregelmatig gedrag van het
schuifdak of een noodmanoeuvre (zie
beschrijving in de vorige paragraaf),
moet de automatische werking van het
schuifdak opnieuw geïnitialiseerd
worden.Ga als volgt te werk:
druk op knop A fig. 39 om het dak in
volledig gesloten stand te zetten;
zet de startinrichting op STOP en
wacht minstens 10 seconden;
zet de startinrichting naar MAR;
houd knop A minstens 10 seconden
ingedrukt, daarna zou het mechanisch
stoppen van de motor van het dak
hoorbaar moeten zijn;
druk knop A binnen 5 seconden in:
het dak zal een volledige openings- en
sluitingscyclus uitvoeren (om aan te
geven dat de initialisatieprocedure
correct is uitgevoerd). Als dit niet
gebeurt, moet de procedure vanaf het
begin herhaald worden.
BELANGRIJK
22)Verwijder altijd de sleutel (indien
aanwezig) uit het contactslot als het
voertuig wordt verlaten om het risico op
letsel te voorkomen als het schuifdak per
ongeluk wordt bediend. Oneigenlijk gebruik
van het schuifdak kan gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens het bedienen
altijd of iemand kan worden verwond door
het bewegende schuifdak of door
voorwerpen die door het mechanisme
worden meegesleept of geraakt.
BELANGRIJK
11)Open het schuifdak niet als er een
imperiaal of dwarsstangen gemonteerd zijn.
Open het schuifdak niet als er sneeuw of ijs
op ligt: risico op beschadiging.
40F1B0070C
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG