Page 153 of 300

De bestuurder kan het stuurwiel te allen
tijde zoals nodig draaien.
Als het voertuig de rijstrook verlaat
zonder tussenkomst van de bestuurder,
dan gaat het lampje
(of het
pictogram op het display) op het
instrumentenpaneel branden om de
bestuurder aan te sporen om het
voertuig weer binnen de
begrenzingslijnen van de rijstrook te
brengen.
BELANGRIJK Het systeem bewaakt de
aanwezigheid van de handen van de
bestuurder op het stuurwiel. Als ze niet
worden gedetecteerd, dan wordt een
geluidssignaal afgegeven en wordt het
systeem uitgeschakeld tot het opnieuw
wordt ingeschakeld door te drukken op
de specifieke knop (zie onderstaande
beschrijving).
SYSTEEM AAN/UIT
Het Lane Assist-systeem kan
in-/uitgeschakeld worden met knop A
fig. 106, die zich op de linker hendel
bevindt.Elke keer dat de motor wordt gestart,
behoudt het systeem de
activeringsstatus die er was toen het
werd uitgeschakeld.
Bij sommige versies verschijnt er een
speciaal bericht op het display wanneer
het systeem wordt in- en uitgeschakeld.
Voorwaarden voor inschakeling
Als het systeem eenmaal is
ingeschakeld, wordt het alleen actief als
aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
de bestuurder houd altijd minstens
één hand op het stuurwiel;
voertuigsnelheid tussen 60 km/h en
180 km/h;
een van de lijnen van de rijstrook is
perfect zichtbaar;
de zichtomstandigheden zijn goed;
de weg is rechtlijnig of met ruime
bochten;
er wordt een redelijke afstand tot het
voertuig dat voor u rijdt gehouden;
geen richtingaanwijzer (voor het
veranderen van rijstrook) ingeschakeld;
OPMERKING Er wordt geen trilling
afgegeven op het stuurwiel telkens als
een veiligheidssysteem wordt
ingeschakeld (remmen, ABS,
ASR-systeem, ESC-systeem, Full Brake
Control-systeem, enz.).
BELANGRIJK
58)Uitstekende ladingen op het dak van
het voertuig kunnen interfereren met de
goede werking van de camera. Controleer,
voor het wegrijden, of de lading goed
geplaatst is en of het werkingsbereik van de
camera niet afgedekt wordt.
59)Als de voorruit vervangen moet worden
vanwege krassen, steenslag of breuk,
neem dan uitsluitend contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Vervang de voorruit
niet zelf, gevaar van storingen! Het wordt
aanbevolen de voorruit te laten vervangen
als deze in de buurt van de camera
beschadigd is.
60)Knoei niet me de camera en voer er
geen werkzaamheden aan uit. Dek de
openingen in het sierdeksel onder de
achteruitkijkspiegel niet af. Neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk als een
storing in de camera optreedt.
106F1B0334C
151
Page 154 of 300

61)Dek het werkingsbereik van de camera
niet af met stickers of andere voorwerpen.
Let ook op andere voorwerpen op de
motorkap (bijv. een laag sneeuw) en zorg
ervoor dat die de werking van de camera
niet belemmeren.
62)De camera kan beperkt of niet werken
vanwege weersomstandigheden zoals:
zware regen, hagel, dikke mist, hevige
sneeuw, vorming van ijslagen op de
voorruit.
63)De werking van de camera kan ook in
gevaar komen door de aanwezigheid van
stof, condens, vuil of ijs op de voorruit,
door verkeersomstandigheden (bijv.
voertuigen die niet in lijn met uw voertuig
rijden, voertuigen die de weg oversteken of
in de andere richting op dezelfde rijbaan
rijden, in een krappe bocht), door
omstandigheden van het wegdek en
rijomstandigheden (bijv. rijden op
onverharde wegen). Zorg ervoor dat de
voorruit altijd schoon is. Gebruik speciale
reinigingsmiddelen en schone doeken om
te voorkomen dat er krassen op de voorruit
komen. De werking van de camera kan ook
beperkt of afwezig zijn onder sommige rij-,
verkeers- en wegdekomstandigheden.TRAFFIC SIGN
RECOGNITION
(indien aanwezig)
130) 131) 132)
64) 65) 66) 67) 68)
Het systeem detecteert automatisch de
herkenbare verkeersborden door
middel van een sensor op de voorruit
fig. 107:
snelheidslimieten;
inhaalverbod;
verkeersborden die het einde van de
bovenstaande verboden aanduiden.
Het systeem controleert altijd de
verkeersborden met betrekking tot de
huidige snelheidslimiet en mogelijke
inhaalverboden.
BELANGRIJK Het systeem is
ontworpen voor de detectie van
verkeersborden die voldoen aan de
specificaties van de Conventie van
Wenen en de eisen van ENCAP 2018.
GEBRUIK VAN
VERKEERSBORDEN-
HERKENNING
Inschakeling en uitschakeling van
het systeem
Het systeem kan in-/uitgeschakeld
worden met het menu in de
Uconnect™7” HD LIVE-en
Uconnect™7” HD Nav
LIVE-systemen (indien aanwezig).
OPMERKING Bij versies met een
Uconnect™Radiokan het systeem
in-(uitgeschakeld worden op het
instrumentenpaneel (zie de paragraaf
“Display” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
OPMERKING Het systeem wordt
geactiveerd wanneer de motor gestart
wordt.
De status van het systeem wordt in het
“Driver Assist”-deel fig. 108van het
display op het instrumentenpaneel
weergegeven (zie de paragraaf
“Display” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”):
107F1B0656
152
STARTEN EN RIJDEN
Page 155 of 300

A. Aanduiding snelheidsbegrenzing;
B. Aanduiding snelheidsbegrenzing in
combinatie met extra
specificatiesignalen;
C. Aanduiding niet inhalen.
Het systeem kan een extra
verkeersbord, bijv. een lagere
snelheidslimiet bij regen, herkennen. Dit
wordt uitsluitend op het deel van het
display van het instrumentenpaneel
getoond als de volgende
omstandigheden zich voordoen:
het extra signaal mist verschijnt
wanneer de mistlampen of de
mistachterlichten ingeschakeld zijn;
het extra signaal sneeuw verschijnt
wanneer de buitentemperatuur gelijk of
lager is dan 3°C en de ruitenwissers
functioneren;
het extra signaal regen verschijnt
wanneer de ruitenwissers functioneren.
BELANGRIJK
130)The system only detects the preset
traffic signs. If the minimum visibility
conditions and distance from the sign are
met it can detect all traffic signs.
131)The system is an aid for driving and
does not relieve the driver of responsibility
for driving the car. Always respect the
highway code of the country you are
driving in.
132)When the system is active, the driver
is responsible for controlling the car and
monitoring the system, and must be ready
to intervene as appropriate if necessary.
BELANGRIJK
64)Functionality may be limited or the
system may not work if the sensor is
obstructed.65)The system may have limited operation
or not work at all in weather conditions,
such as heavy rain, hail, thick fog and low
temperatures. Strong light contrasts can
influence the recognition capability of the
sensor.
66)The area surrounding the sensor must
not be covered with stickers or any other
object.
67)Do not tamper or perform any
operations in the area of the windscreen
directly surrounding the sensor.
68)Clean the windscreen from foreign
matters such as bird droppings, insects,
snow or ice. Use specific detergents and
clean cloths to avoid scratching the
windscreen.
108F1B0638
153
Page 156 of 300

INTELLIGENT SPEED
ASSIST
(where provided)
The system can be used to set a speed
limit equal to that indicated on the road
sign detected by the “Traffic Sign
Recognition” system (see the respective
paragraph in this chapter for more
information), indicated to the driver by
means of an indication on the
instrument panel.
The maximum speed can be set both
with car stationary and in motion.
The minimum speed that can be set is
30 km/h.
SNELHEIDSLIMIET
PROGRAMMEREN
Het systeem kan geactiveerd worden
wanneer de bestuurder eerst de
volgende systemen heeft ingeschakeld:
Speed Limiter
Traffic Sign Recognition
Wanneer deze systemen actief zijn, kan
een bericht worden geprogrammeerd
dat aangeeft dat een snelheidsgrens
overschakelt naar de grens
gedetecteerd door het Traffic Sign
Recognition-systeem.
Als de snelheid hoger is dan het door
de Speed Limiter momenteel
opgeslagen snelheidsniveau, verschijnt
bericht A fig. 109 op hetinstrumentenpaneel.
Wanneer de door de Traffic Sign
Recognition getoonde snelheid lager is
dan het door de Speed Limiter
momenteel opgeslagen
snelheidsniveau, verschijnt het volgende
bericht B fig. 109 op het
instrumentenpaneel.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Druk voor de activering van het
systeem op de knop RES A fig. 110 op
het stuurwiel om de snelheidslimiet
gelijk aan die aangegeven door het
Traffic Sign Recognition-systeem op te
slaan.
Het symbool
fig. 111 wordt op het
display van het instrumentenpaneel
weergegeven om de inschakeling van
het systeem aan te geven.
109F1B0707
110F1B0730
154
STARTEN EN RIJDEN
Page 157 of 300

SYSTEM DEACTIVATION
The system is deactivated under the
following conditions:
when the Traffic Sign Recognition
system is deactivated;
when the Speed Limiter system is
deactivated;
when the Traffic Sign Recognition
system shows a new speed limit;
when the Traffic Sign Recognition
system shows the end of the speed
limit;
when the Traffic Sign Recognition
system cannot display any speed limit.
EXCEEDING THE
PROGRAMMED SPEED
By fully depressing the accelerator
pedal, the programmed speed can be
exceeded even with the system active
(e.g. in the event of overtaking).
The system is disabled until the speed
drops below the set limit, after which it
activates again automatically.
FLASHING OF
PROGRAMMED SPEED
The programmed speed flashes in the
following cases:
when the accelerator pedal has been
fully depressed and the car has
exceeded the programmed speed;
activating the system after setting a
limit below the effective speed of the
car;
when the device cannot reduce the
speed of the vehicle due to the gradient
of the road;
in the event of sharp acceleration.
ACHTERUITKIJK-
CAMERA
BESCHRIJVING
De camera A fig. 112 bevindt zich op
de achterklep.
133)
69)
Elke keer dat de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, toont het display
fig. 113 het gebied rondom het
voertuig, zoals gezien door de
achteruitkijkcamera.
111F1B0700
112F1B0064C
155
Page 158 of 300

SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Een er overheen geplaatste
onderbroken middenlijn geeft het
midden van het voertuig aan om
parkeermanoeuvres of het uitlijnen van
een sleepoog te vergemakkelijken. De
verschillende gekleurde zones geven de
afstand aan vanaf de achterkant van
het voertuig.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 113:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood (A) 0–30 cm
Geel (B) 30–100 cm
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Groen (C) 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder
het bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
133)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
69)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
113F1B0167C
156
STARTEN EN RIJDEN
Page 159 of 300

EEN AANHANGER
TREKKEN
BELANGRIJK
134) 135)
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet het voertuig voorzien
zijn van een goedgekeurde trekhaak en
een geschikte elektrische installatie.
Indien er aftermarket-installatie gewenst
wordt, dan moet zit uitgevoerd worden
door specialisten.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen. Schakel een lage versnelling in bij
een helling omlaag om een continu
gebruik van de rem te voorkomen. Op
de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar getrokken
gewicht (op het kenteken van het
voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waardebetrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem in elk land de specifieke
snelheidslimieten voor voertuigen met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Elke elektrische rem moet rechtstreeks
vanaf de accu worden gevoed, met een
kabel met een diameter van minimaal
2,5 mm
2. Naast de elektrische
aansluitingen die op het schakelschema
zijn aangegeven, mag het elektrische
systeem slechts aangesloten worden
op de voedingskabel voor een
elektrische rem en op de kabel voor
een interne gloeilamp van niet meer dan
15 W voor de aanhanger. Voor de
aansluitingen dient de daarvoor
bestemde regeleenheid te worden
gebruikt met een accukabel met een
doorsnede van minstens 2,5 mm
2. Het
gebruik van extra belastingen anders
dan de buitenverlichting (bijv.
elektrische rem) moet met draaiende
motor gebeuren.
MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Laat de trekhaak door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie monteren,
in overeenstemming met de extra en/of
aanvullende aanwijzingen van de
fabrikant van de trekhaak. Deze moet
tevens voldoen aan de huidige
voorschriften met betrekking tot
Richtlijn 94/20/EG en latere wijzigingen.
Voor iedere versie moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale trekgewicht van het voertuig
waarop de trekhaak wordt gemonteerd.
Gebruik voor de elektrische aansluiting
een gestandaardiseerde
stekkerverbinding die op een speciale
beugel op de trekhaak kan worden
gemonteerd. Het voertuig moet ook
worden voorzien van een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger. 7 of 13-polige 12 V
DC-aansluitingen moeten worden
gebruikt (CUNA/UNI en ISO/DIN-
normen). Volg de aanwijzingen van de
fabrikant van het voertuig en/of van de
fabrikant van de trekhaak op.
157
Page 160 of 300
Assemblageschema
Het trekhaaksamenstel moet vastgezet worden aan de carrosserie op de punten die aangegeven zijn in de afbeelding fig. 114.
BELANGRIJK Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk voor de montage van de trekhaak.
BELANGRIJK
134)Het ABS waarmee de auto is uitgerust heeft geen controle over het remsysteem van de aanhanger. Wees dus bijzonder voorzichtig op
gladde wegen.
135)Probeer nooit de remwerking van de aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen aan het remsysteem van het voertuig uit te voeren. Het
remsysteem van de aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn van het hydraulisch systeem van de auto.
114F1B0168C
158
STARTEN EN RIJDEN