Page 121 of 300

ZIJAIRBAGS
Om de bescherming van de inzittenden
in geval van een flankbotsing te
vergroten, is de auto uitgerust met
zijairbags voorin en hoofdairbags.
Zijairbag
Deze bestaan uit twee kussens die zich
in de rugleuning van de voorstoelen
bevinden fig. 87 en die het bekken, de
borst en schouders van de inzittenden
bij middelzware flankbotsingen
beschermen.
De plaats van deze airbags is
gemarkeerd met het etiket "AIRBAG"
bevestigd op de buitenzijde van de
voorstoelen.Hoofdairbag
Deze bestaat uit twee “omlaag
vallende” kussens, die zich achter de
bekleding aan de zijkant van het dak
bevinden en die afgedekt zijn met
afwerkingselementen fig. 88.
Deze zijn ontworpen om het hoofd van
de inzittenden voorin en achterin te
beschermen bij flankbotsingen, dankzij
het grote oppervlak dat in opgeblazen
toestand wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen
van de hoofdairbags niet vereist.
Het systeem biedt de beste
bescherming bij een zijdelingse botsing
als de passagier correct op zijn stoel zit,
zodat de hoofdairbag zo goed mogelijk
opgeblazen kan worden.
87) 88) 89) 90) 91) 92) 93) 94) 95) 96) 97) 98) 99) 100) 101)
102)
Belangrijke opmerkingen
Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in
een automatisch wasapparaat).
De front- en/of zijairbags kunnen in
werking treden bij heftige botsingen
tegen de onderkant van de auto (bijv.
botsing met treden, trottoirbanden,
kuilen of verkeersdrempels, enz.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt er een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Dit poeder kan echter de huid en ogen
irriteren: was ze in dit geval met
neutrale zeep en water.
De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem onbruikbaar gemaakt
worden door het Fiat Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op
verschillende manieren geactiveerd,
afhankelijk van het type botsing. Als een
of meerdere van deze voorzieningen
niet in werking treden, dan duidt dat
niet op een storing in het systeem.
87F1B0130C
88F1B0662
119
Page 122 of 300

BELANGRIJK
87)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
passagiersairbag kunnen hinderen en
tevens de inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
88)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met het lichaam naar
voren gebogen, maar houd de rugleuning
in een rechte stand en steun er goed tegen
met uw rug.
89)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.90)Zie voor het uitschakelen van de
airbags via het menu van het
instrumentenpaneel, de beschrijving in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel", paragraaf
"Menuopties".
91)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
92)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten of
in het gebied van de Hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
93)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
94)Als het startsysteem op MAR wordt
gezet en het
lampje niet gaat branden
of tijdens het rijden blijft branden, dan is er
mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet in
werking treden bij een ongeval of, in een
zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in
werking treden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Fiat
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
95)In sommige versies gaat in het geval
van een storing van de led
OFF(op de
plaat van het instrumentenpaneel) het
lampje
op het instrumentenpaneel
branden en worden de airbags aan de
passagierszijde uitgeschakeld. In sommige
versies gaat in het geval van een storing
van de led
ON(op de plaat van het
instrumentenpaneel) het lampjeop de
console branden.
96)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.97)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
98)Laat na diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
99)Als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de rijrichting
in gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een botsing de
airbag wordt opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood van het
kind. Daarom moet de passagiersairbag
altijd uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet de
voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud ten slotte dat als het startsysteem
in de STOP-stand staat, bij een botsing
geen enkel veiligheidssysteem (airbag of
gordelspanners) wordt geactiveerd; het is
dus geen systeemstoring als deze
systemen in deze gevallen niet worden
ingeschakeld.
120
VEILIGHEID
Page 123 of 300
100)Een storing van het lampjewordt
aangegeven door het aangaan van het
symbool ‘storing airbag’ en een speciaal
bericht op het display van het
instrumentenpaneel. De pyrotechnische
ladingen zijn niet uitgeschakeld. Neem
onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk en laat het systeem
controleren
101)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
102)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
121
Page 124 of 300

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN...........123
DE AUTO PARKEREN.........124
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)....................124
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........127
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........128
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET
DUBBELE KOPPELING........132
START&STOP-SYSTEEM.......136
SNELHEIDSBEGRENZER.......137
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL...........138
ADAPTIVE CRUISE CONTROL
(ACC)....................140
RIJMODUSSCHAKELAAR......145
PARK ASSIST SYSTEEM.......147
LANE ASSIST SYSTEEM
(waarschuwing rijstrookafwijking) . .150
TRAFFIC SIGN RECOGNITION . . .152
INTELLIGENT SPEED ASSIST. . . .154
ACHTERUITKIJKCAMERA......155
EEN AANHANGER TREKKEN. . . .157
TANKEN..................159
AdBlue -ADDITIEF (UREUM) VOOR
DIESELUITSTOOT...........162
122
STARTEN EN RIJDEN
Page 125 of 300

MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
103) 104) 105) 106)
32) 33) 34) 35)
Versies met handmatige
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in de
vrijstand;
draai de contactsleutel naar MAR. Bij
dieselversies gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden: wacht tot
het waarschuwingslampje uit gaat;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de startinrichting naar AVV en
laat deze los zodra de motor start;
als de motor niet binnen
10 seconden start, de startinrichting
weer naar STOP draaien en10-15 seconden wachten alvorens de
startprocedure te herhalen.
nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in P
(Parkeren) of N (Vrijstand);
trap het rempedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de startinrichting naar AVV;
als de motor niet start, de
startinrichting weer naar STOP draaien
en 10-15 seconden wachten alvorens
de startprocedure te herhalen;
nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
STARTPROBLEMEN
De motor starten als de batterij van
de elektronische sleutel (Keyless
Go) leeg is
Als de startinrichting niet reageert
wanneer de betreffende knop wordt
ingedrukt, kan de batterij van de
elektronische sleutel leeg zijn. Daarom
herkent het systeem de aanwezigheid
van de elektronische sleutel aan boordvan het voertuig niet en wordt er een
speciaal bericht weergegeven. Leg in
dat geval de ronde kant van de
elektronische sleutel (de kant tegenover
de metalen baard) op de startinrichting
en druk met de elektronische sleutel op
de knop. Op die manier wordt de
startinrichting geactiveerd en kan de
motor gestart worden.
BELANGRIJK
103)Probeer de motor niet te starten door
brandstof of andere brandbare vloeistof in
de luchtinlaat van het gasklephuis te
gieten: dit kan de motor beschadigen en
mensen in de buurt verwonden.
104)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
105)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht dan normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
106)Probeer de motor nooit te starten
door de auto te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden. Hierdoor kan
de katalysator worden beschadigd.
123
Page 126 of 300

BELANGRIJK
32)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode, of gedurende de eerste
1600 km, niet de maximale prestaties van
de auto te eisen (bijv. snel accelereren,
lange afstanden op topsnelheid, krachtig
remmen etc.).
33)Laat de startinrichting nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet, zodat
de accu niet onnodig wordt ontladen.
34)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
35)Als het
waarschuwingslampje na
het starten of na langdurig "aanzwengelen"
gaat knipperen, duidt dit op een defect van
het voorgloeisysteem. Als de motor start,
kan het voertuig normaal gebruikt worden,
maar moet er zo snel mogelijk contact
opgenomen worden met het Fiat
Servicenetwerk.
DE AUTO PARKEREN
Verwijder altijd de contactsleutel als de
auto wordt verlaten.
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor af en schakel de
elektrische parkeerrem in;
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht, op versies uitgerust met een
automatische versnellingsbak of de
automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling, tot de P wordt
weergegeven, voordat u het rempedaal
loslaat.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(of, bij versies met automatische
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling,
zonder eerst de versnellingspook op P
te hebben geplaatst).
ELEKTRISCHE
PARKEERREM (EPB)
Het voertuig is uitgerust met een
elektrische parkeerrem (EPB) die een
beter gebruik en optimale prestaties
garandeert in vergelijking met een
handbediende parkeerrem.
De elektrische parkeerrem bestaat uit
een schakelaar, die zich op de
tunnelconsole bevindt fig. 89, een
motor met remklauw voor elk achterwiel
en een elektronische regelmodule.
BELANGRIJK Schakel de elektrische
parkeerrem altijd in voordat u het
voertuig verlaat.
BELANGRIJK In aanvulling op het
parkeren van het voertuig met de
parkeerrem altijd ingeschakeld, het
stuurwiel gedraaid, wiggen of stenen
geplaatst voor de wielen (indien op een
89F1B0133C
124
STARTEN EN RIJDEN
Page 127 of 300

steile helling), moet er altijd een
versnelling zijn ingeschakeld (de 1e
versnelling als het voertuig op een
helling omhoog wordt geparkeerd en
de achteruitversnelling bij een helling
omlaag). Bij versies met automatische
versnellingsbak, de keuzehendel in P
(Parkeren) zetten.
BELANGRIJK Als de accu van het
voertuig defect is, moet de accu
vervangen worden om de elektrische
parkeerrem te ontgrendelen.
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden ingeschakeld:
handmatigtrek aan de schakelaar
fig. 89 die zich op de tunnelconsole
bevindt, in de richting aangegeven door
de pijl;
automatischin omstandigheden van
"Safe Hold" of "Autom. Parkeerrem".
De parkeerrem handmatig
inschakelen
107) 108) 109)
Bedien kort de schakelaar die zich op
de tunnelconsole bevindt om de
elektrische parkeerrem in te schakelen
wanneer het voertuig stilstaat.
Er kan een geluid hoorbaar zijn vanaf de
achterkant van het voertuig wanneer de
elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld.Er kan een lichte beweging van het
rempedaal gevoeld worden wanneer de
elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld terwijl het rempedaal is
ingetrapt.
Als de elektrische parkeerrem
ingeschakeld is, gaan het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en de led op de
schakelaar fig. 89 branden.
BELANGRIJK Als het EPB-
storingslampje brandt, zijn sommige
functies van de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld. In dat geval is de
bestuurder verantwoordelijk voor het
inschakelen van de rem en het volledig
veilig parkeren van het voertuig.
Indien, in uitzonderlijke
omstandigheden, het gebruik van de
parkeerrem vereist is terwijl de auto in
beweging is, de schakelaar op de
tunnelconsole net zo lang bedienen als
de remwerking nodig is.
Het waarschuwingslampje
kan
gaan branden als het hydraulische
systeem tijdelijk niet beschikbaar is; in
dat geval wordt het remmen geregeld
door de motoren.
De remlichten gaan ook automatisch
branden.Laat de schakelaar op de tunnelconsole
los om de remwerking bij rijdend
voertuig te stoppen.
Als het voertuig, met deze procedure,
geremd wordt tot een snelheid van
minder dan 3 km/h is bereikt en de
schakelaar nog steeds bediend wordt,
wordt de parkeerrem definitief
ingeschakeld.
BELANGRIJK Het voertuig laten rijden
met ingeschakelde elektrische
parkeerrem, of de rem herhaaldelijk
gebruiken om het voertuig af te
remmen, kan leiden tot ernstige schade
aan het remsysteem.
De elektrische parkeerrem
handmatig uitschakelen
De contactsleutel moet in de MAR
positie zijn om de parkeerrem
handmatig uit te schakelen. Bovendien
moet u op het rempedaal drukken en
vervolgens drukt u kort op de
schakelaar fig. 89.
Er kan een geluid hoorbaar zijn
afkomstig van de achterkant van het
voertuig en een lichte beweging van het
rempedaal merkbaar zijn tijdens de
uitschakeling.
Na de uitschakeling van de elektrische
parkeerrem gaan het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en de led op de
schakelaar uit.
125
Page 128 of 300

Als het lampjeop het
instrumentenpaneel blijft branden terwijl
de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld is, dan duidt dit op een
storing: neem in dat geval contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Bij versies met
automatische versnellingsbak de stand
P (Parkeren) nooit gebruiken in plaats
van de elektrische parkeerrem. Schakel
de elektrische parkeerrem altijd in als
het voertuig geparkeerd wordt om letsel
of schade te voorkomen door
onverwachte beweging van het
voertuig.
BELANGRIJK Bij auto's met
handgeschakelde versnellingsbak
wordt de elektrische parkeerrem
automatisch losgezet wanneer het
koppelingspedaal volledig ingetrapt en
vervolgens losgelaten wordt en
tegelijkertijd het gaspedaal wordt
ingetrapt.
BEDIENING VAN DE
ELEKTRISCHE
PARKEERREM
De elektrische parkeerrem kan op de
volgende manieren werken:
"Dynamische werkwijze": deze
modus wordt ingeschakeld door de
schakelaar fig. 89 herhaaldelijk tijdens
het rijden te bedienen;
"Statische werkwijze in- en
uitschakeling": bij stilstaande auto kan
de elektrische parkeerrem worden
ingeschakeld door een keer aan de
schakelaar te trekken. Druk
daarentegen op de schakelaar en trap
tegelijkertijd het rempedaal in om de
rem uit te schakelen;
“Drive Away Release”: de elektrische
parkeerrem wordt automatisch
gedeactiveerd wanneer wordt
waargenomen dat de bestuurder de
auto voor- of achteruit wil laten rijden.
Bij versies met een automatische
versnellingsbak moet de
veiligheidsgordel altijd worden
vastgemaakt.
"Safe Hold": wanneer de
voertuigsnelheid lager is dan 3 km/h, de
versnellingspook niet in P (Parkeren)
staat bij versies met automatische
versnellingsbak en de intentie van de
bestuurder om het voertuig te verlaten
wordt gedetecteerd, wordt de
elektrische parkeerrem automatisch
ingeschakeld zodat het voertuig in
veilige omstandigheden verkeert;
"Auto Apply": als de voertuigsnelheid
lager is dan 3 km/h, wordt de
elektrische parkeerrem automatisch
ingeschakeld als de versnellingspook
naar stand P (Parkeren) wordt gezet
(versies met automatische
versnellingsbak), of met het contactslotop STOP (versies met
handgeschakelde versnellingsbak). De
led op de schakelaar gaat tegelijk
branden met het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel
wanneer de parkeerrem is ingeschakeld
en op de wielen is toegepast. Elke
automatische inschakeling van de
parkeerrem kan geannuleerd worden
door de schakelaar op de
tunnelconsole in te drukken en
tegelijkertijd de versnellingspook voor
de automatische versnellingsbak naar
stand P (Parkeren) te zetten of de
startinrichting naar STOP te zetten
(versies met handgeschakelde
versnellingsbak). Deze modus kan
bediend worden met behulp van het
Menu van hetUconnect systeem™.
SAFE HOLD
Dit is een veiligheidsfunctie die
automatisch de elektrische parkeerrem
inschakelt in het geval van een
omstandigheid die gevaarlijk is voor het
voertuig.
Als:
de voertuigsnelheid lager is dan
3 km/h;
de versnellingspook niet in P
(Parkeren) staat (versies met
automatische versnellingsbak);
de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is omgelegd;
126
STARTEN EN RIJDEN