Page 177 of 300
ZEKERINGKAST MOTORRUIMTE
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
ClaxonF10 10
Stroomvoorziening voor aansteker/stopcontact F84 20
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARD
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Elektrische ruitbediening voor (passagierszijde) F33 20
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde) F34 20
Voeding voorUconnect
™-systeem, klimaatregelsysteem,
buitenspiegelinklapsysteem, EOBD-systeem, USB/AUX-
aansluiting (indien aanwezig), plafondverlichting achterzijde
(cabrioletversie)F36 15
Dead Lock-systeem (Ontgrendeling portier bestuurderszijde voor
bepaalde versies/markten)/Portierontgrendeling/Centrale
vergrendeling/Elektrische ontgrendeling achterklepF38 20
Elektrische ruitbediening linksachter F47 20
Elektrische ruitbediening rechtsachter F48 20
175
Page 178 of 300
ZEKERINGENKAST IN DE BAGAGERUIMTE
OPMERKING De configuratie van de zekeringkast van de bagageruimte verschilt afhankelijk van de uitrusting van de auto.
Zekeringenkast B
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Hi-Fi-systeem F2 20
Elektrisch schuifdak F3 20
Elektrisch verstelling lendensteun voorstoel (bestuurderszijde) F4 7,5
Elektrische verstelling voorstoel (bestuurderszijde) F5 30
Elektrische lendensteun voorstoel (bestuurders- en
passagierszijde)F6 7,5
Elektrische verstelling voorstoel (passagierszijde) F7 30
Verwarmde stoelen F8 20
176
NOODGEVALLEN
Page 179 of 300

BELANGRIJK
143)Als de zekering opnieuw doorbrandt,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
144)Vervang een zekering nooit door een
exemplaar met een grotere stroomsterkte
(ampère); BRANDGEVAAR.
145)Als er een zekering wordt gebruikt die
niet wordt aangeduid in deze of in de
vorige pagina, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
146)Voordat u een zekering vervangt, zorg
ervoor dat de startinrichting op STOP
staat, dat de sleutel, indien mechanisch,
verwijderd is en dat alle apparatuur uit is
geschakeld en/of afgesloten is.
BELANGRIJK
73)Vervang een doorgebrande zekering
nooit door metalen draden of ander
materiaal.
74)Als de motorruimte moet worden
gewassen, zorg er dan voor dat de
waterstraal niet rechtstreeks op de
zekeringenkast en de motor van de
ruitenwissers terechtkomt.
EEN WIEL
VERVANGEN
KRIK
154) 155)
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 2,8 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Onderhoud
voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
Omstandigheden om niet bij te
gebruiken
temperaturen onder −40°C;
op zanderige of modderige grond;
op ongelijke ondergrond;
op steile wegen;
onder extreme
weersomstandigheden: onweer,
tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
in direct contact met de motor of
voor reparaties onder de auto;
op schepen.
VERVANGINGS-
PROCEDURE
147) 148) 149) 150) 151) 152) 153)
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
het wiel op veilige wijze vervangen kan
worden. De grond moet zo mogelijk
vlak en voldoende compact zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de elektrische
parkeerrem in;
schakel de eerste of
achteruitversnelling in of, voor versies
met automatische versnellingsbak, zet
de pook in stand P (Parkeren);
Doe het reflecterende veiligheidsvest
(wettelijk verplicht) aan voordat u uit de
auto stapt;
open de bagageruimte en zet de
herconfigureerbare laadvloer in de
schuine stand (zie "Bagageruimte" in
het hoofdstuk "Kennismaking met uw
auto");
pak de bijgeleverde gereedschapstas
die door middel van speciale
bevestigingen op de mat van de
kofferruimte bevestigd is. De tas bevat
fig. 136: krik A; schroevendraaier B;
adapter C voor tanken in een
177
Page 180 of 300

noodgeval; stift D om het wiel te
centreren (indien aanwezig, te
gebruiken bij de procedure voor het
monteren van het noodreservewiel);
speciale anti-diefstalmoer E (indien
aanwezig, te gebruiken bij de procedure
voor het monteren/verwijderen van de
wielbouten); wig F om de wielen en het
voertuig te blokkeren; sleepoog G;
sleutel H voor de wielbouten en de krik;
inbussleutel I voor noodbediening van
het schuifdak (indien aanwezig);til mat A fig. 137 op en pak het
noodreservewiel B;
plaats het reservewiel en de
gereedschapstas naast het wiel voor de
vervanging;
pak de wig A (indien aanwezig)
fig. 138 en klap deze uit zoals
aangegeven op het schema;
leg de wig A achter het wiel,
diagonaal tegenover het wiel dat
vervangen moet worden (zie fig. 139 )
om te voorkomen dat het voertuig
onbedoeld gaat bewegen als het wordt
opgekrikt;
gebruik de sleutel A fig. 140 en draai
de wielbouten ongeveer één slag los.
Bij versies met lichtmetalen velgen, de
auto schudden om het loskomen van
de velg van de wielnaaf te
vergemakkelijken;
plaats de krik onder de auto, nabij
het te verwisselen wiel;
136F1B0218C
137F1B0219C
138F1B0220C
139F1B0221C
178
NOODGEVALLEN
Page 181 of 300

plaats sleutel A fig. 141 op het
hexagonale gedeelte van krik B om
deze uit te schuiven tot het bovenste
gedeelte met de groeven correct in de
dwarsbalk C van het voertuig terecht
komt, naast het symbool
op de
dwarsbalk zelf;
waarschuw alle omstanders dat de
auto wordt opgekrikt; zorg dat niemand
in de buurt van de auto komt tot dezeweer helemaal op grond staat;
gebruik de sleutel A om de krik te
bedienen (rechtsom) en hef de auto op
totdat het wiel enkele centimeters van
de grond is;
draai met de sleutel A de wielbouten
los en verwijder het wiel met de lekke
band;
zorg dat de contactvlakken van het
reservewiel en de naaf schoon zijn om
het losraken van de wielbouten te
voorkomen;
om de montage van het
noodreservewiel te vergemakkelijken,
moet de centreerstift in het bovenste
gat van de wielnaaf worden geschroefd
en monteer vervolgens het
noodreservewiel; draai daarbij de eerste
wielbout minstens twee slagen met de
hand vast;
verwijder de centreerstift en draai de
overige wielbouten met de hand vast;
schroef met de sleutel A alle
wielbouten vast.
draai de sleutel A (linksom) op het
hexagonale gedeelte van de krik om het
voertuig te laten zakken en verwijder
daarna de sleutel;
gebruik de sleutel A om alle
wielbouten kruiselings vast te draaien,
in de volgorde die is aangegeven in
fig. 142;
vervang de mat in de bagageruimte
en zet de herconfigureerbare laadvloer
in de horizontale stand (zie
"Bagageruimte" in het hoofdstuk
"Kennismaking met uw auto");
laat het normale wiel zo snel mogelijk
repareren, ook omdat het groter is dan
het noodreservewiel en daardoor na
plaatsing in de daarvoor bestemde
ruimte de vloer van de bagageruimte
iets oneffen wordt.
140F1B0223C
141F1B0224C
142F1B0225C
179
ˆ berg de lekke band veilig op in de
bagageruimte, herstel de correcte
bevestiging en plaats de krik en de
gebruikte gereedschappen correct
terug.
Page 182 of 300

EEN WIEL VERVANGEN
(uitvoeringen met
subwoofer)
Uitvoeringen met ruimtebesparend
wiel
Op deze uitvoeringen bevinden de
gereedschappen voor de vervanging
van het wiel zich in een daarvoor
bestemde tas in de bagageruimte.
Ga in geval van een lekke band als
volgt te werk:
open de achterklep en til de
vloerbedekking op;
draai de vergrendeling A fig. 143 los,
verwijder het ruimtebesparende wiel B
en monteer het in plaats van de lekke
band, volgens de eerder beschreven
procedures.Uitvoeringen met “Fix&Go
Automatic” kit
Open voor de "Fix&Go Automatic"-kit
de bagageruimte en til de
vloerbedekking omhoog: de kit A
fig. 144 bevindt zich aan de
rechterkant.
BELANGRIJK
147)Indien het wiel met de lege band en
de krik in het interieur worden
achtergelaten dan vormen ze een ernstig
risico voor de veiligheid van de inzittenden
in geval van ongevallen of bruusk remmen.
Daarom moeten de krik en het wiel met de
lege band altijd in de speciale behuizing in
de laadruimte geplaatst worden.148)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant van
het voertuig vlak naast een rijbaan: zorg
ervoor dat het voertuig op een voldoende
afstand van de weg staat, om te vermijden
overreden te worden.
149)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Om veiligheidsredenen
moeten de wielen altijd geblokkeerd
worden met de meegeleverde wiggen.
150)Een gemonteerd reservewiel wijzigt de
rijeigenschappen van de auto. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van de thuiskomer is
ongeveer 3000 km. Hierna moet de band
vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Monteer
nooit een standaard band op de velg van
een thuiskomer. Zorg ervoor dat het
verwisselde wiel zo snel mogelijk wordt
gerepareerd en gemonteerd. Het gebruik
van twee of meer thuiskomers is verboden.
Smeer de schroefdraad van de wielbouten
niet met vet alvorens het wiel te monteren:
de bouten zouden los kunnen raken tijdens
het rijden!
143F1B0453C
144F1B0452C
180
NOODGEVALLEN
Page 183 of 300

151)De thuiskomer (waar voorzien) is
specifiek voor het voertuig: monteer het
niet op andere modellen, en monteer ook
geen thuiskomers van andere modellen op
uw voertuig. Gebruik het ruimtebesparende
reservewiel alleen in noodgevallen. Gebruik
het nooit langer dan strikt noodzakelijk en
rijd nooit harder dan 80 km/h. "Belangrijk!
Alleen voor tijdelijk gebruik! max. 80 km/h!”.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk
door het standaardwiel. Verwijder deze
sticker op de thuiskomer nooit en dek hem
niet af. Monteer nooit een wieldeksel op de
thuiskomer. Een gemonteerd reservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle
bochten.
152)Op de thuiskomer kunnen geen
sneeuwkettingen gemonteerd worden. In
geval van een lekke voorband (aandrijfwiel)
en als er sneeuwkettingen gebruikt moeten
worden, gebruik dan een standaardwiel en
monteer de thuiskomer op de achteras. Op
deze manier, met twee normale
aandrijfwielen op de vooras, kunnen
sneeuwkettingen gemonteerd worden
(deze aanwijzing is ook geldig voor
4x4 versies).
153)Voer nooit werkzaamheden aan het
ventiel uit. Steek nooit gereedschap, van
welk type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als de thuiskomer, in
overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.154)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij
de krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom: wij adviseren u
om contact op te nemen met een Fiat
Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt:
gebruik de krik alleen in de aangegeven
standen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op
het plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer de auto opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is
opgekrikt, kan alles onstabieler worden,
met het risico dat het voertuig met een
harde klap omlaag komt. Krik de auto
daarom alleen zover op als nodig is om
toegang te krijgen tot het noodreservewiel.
155)Zorg voor voldoende werkruimte bij
het opkrikken om schaafwonden aan uw
hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.FIX&GO-KIT
(indien aanwezig)
156) 157)
75)
BESCHRIJVING
De Fix&Go