Waarschuwingslampje Wat het betekent
geelSTORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de startinrichting in MAR wordt gezet, gaat het lampje branden
maar dit moet doven zodra de motor is gestart. De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur
waarmee de werking van het lampje kan worden gecontroleerd. Neem in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin u rijdt.
13)
Storing inspuitsysteem
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, werkt het inspuitsysteem niet goed. Een
continu brandend lampje duidt op een storing in het inspuit-/ontstekingssysteem die zou kunnen leiden tot
overmatige uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte rijeigenschappen en een hoog
brandstofverbruik. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display. Het lampje dooft
nadat de storing is verdwenen, maar de storing wordt toch door het systeem in het geheugen opgeslagen.
Onder deze omstandigheden kan met gematigde snelheid verder gereden worden, maar niet op hoge
snelheid en zonder te veel van de motor te eisen. Het langdurig rijden met brandend lampje kan schade
veroorzaken. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Katalysator beschadigd
Als het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat de katalysator beschadigd kan zijn. Laat het
gaspedaal los om het motortoerental te verlagen tot het lampje stopt met knipperen. Rijd verder met
gematigde snelheid en voorkom rijomstandigheden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van
het lampje. Neem zo spoedig mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STORING AdBlue®-INSPUITSYSTEEM (UREUM) (dieselversies)
(indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er wordt een speciaal bericht op het display weergegeven
(voor bepaalde versies/markten), als een vloeistof die niet voldoet aan de nominale eigenschappen wordt
ingespoten of als een gemiddeld verbruik van AdBlue® (UREUM) van meer dan 50% wordt gedetecteerd.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Als het probleem niet verholpen is, zal een specifiek bericht op het instrumentenpaneel worden
weergegeven wanneer een bepaalde drempel bereikt wordt tot het moment dat de motor niet langer kan
worden gestart.
Wanneer nog 200 km over zijn voordat het herstarten van de motor wordt verhinderd, wordt op het
dashboard continu een speciaal bericht weergegeven (voor bepaalde versies/markten) en klinkt er een
geluidssignaal.
62
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
geelREINIGING GPF (ROETFILTER) BEZIG (alleen benzineversies met GPF)
(indien aanwezig)
Dit symbool verschijnt wanneer de startinrichting in de stand AAN wordt gezet, dit moet enkele seconden
later verdwijnen.
Het symbool gaat continu branden en er verschijnt een bericht om de bestuurder te waarschuwen dat het
DPF-systeem de opgehoopte vervuilende deeltjes (roet) moet verwijderen door middel van het
regeneratieproces.
Het symbool zal niet bij elke DPF-regeneratie gaan branden, maar alleen als de rijomstandigheden van die
aard zijn dat de bestuurder hiervan op de hoogte zou moeten zijn.
Het voertuig tot aan het einde van het regeneratieproces in beweging blijven om het symbool te laten
doven. De optimale omstandigheden voor de voltooiing van het proces worden bereikt door de snelheid
van het voertuig te wijzigen (trap het gaspedaal in en laat het weer los).
Handhaaf een snelheid van meer dan 60 km/uur, op wegen buiten de bebouwde kom, met een toerental
van meer dan 2000 tpm, tot het symbool en het bericht van het display verdwijnen.
Als dit symbool gaat branden, wijst dit niet op een storing en hoeft het voertuig dus niet naar een
werkplaats te worden gebracht.
geelSTORING GPF (ROETFILTER) (alleen benzineversies met GPF)
(indien aanwezig)
In geval van een storing van het DPF (Dieselroetfilter) gaat het symbool vast branden, samen met het
waarschuwingslampje
en het specifieke bericht op het display.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
geelINDICATIE LAAG NIVEAU AdBlue® (UREUM) ADDITIEF VOOR DIESELUITSTOOT
(indien aanwezig)
Wanneer het niveau van de AdBlue® (UREUM) laag is, wordt het waarschuwingssymbool laag niveau
AdBlue® (UREUM) additief dieseluitstoot geactiveerd.
Vul de AdBlue®-tank (UREUM) zo snel mogelijk bij met ten minste 5 liter AdBlue® (UREUM). Wanneer
wordt bijgevuld terwijl het resterende AdBlue®-peil (UREUM) in de tank gelijk was aan nul, moet 2 minuten
gewacht worden alvorens het voertuig te starten.
72
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Melding op display
INDICATIE LAAG NIVEAU AdBlue® (UREUM) ADDITIEF VOOR DIESELUITSTOOT
(indien aanwezig)
Wanneer een laag niveau van AdBlue® (UREUM) wordt waargenomen, zal een
tekstbericht op het display van het instrumentenpaneel worden weergegeven in
combinatie met het symbool
om aan te geven dat AdBlue® (UREUM) moet
Het symbool
5 liter AdBlue® (UREUM) wordt
bijgevuld.
Als u geen UREUM bijvult, zal een specifiek bericht op het instrumentenpaneel
worden weergegeven wanneer een bepaalde drempel bereikt wordt tot het
moment dat de motor niet langer kan worden gestart.
Een bericht wordt continu op het display weergegeven en een geluidssignaal
wordt geactiveerd wanneer de afstand die afgelegd kan worden is afgenomen tot
ongeveer 200 km.
Een specifiek bericht wordt op het display weergegeven (voor bepaalde
versies/markten indien voorzien) wanneer de afstand die afgelegd kan worden is
afgenomen tot 0 km. De motor kan niet langer gestart worden nadat deze is
afgezet.
De motor kan pas weer gestart worden als de tank met minstens 5 liter AdBlue®
(UREUM) is bijgevuld. Vul de AdBlue® (UREUM) tank zo spoedig mogelijk bij.
Wacht 2 minuten nadat u het reservoir bijgevuld heeft als het resterende bereik is
afgenomen tot 0 km alvorens de motor te starten.
21)
78
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
worden bijgevuld.wordt weergegeven tot de tank met ten minste
BELANGRIJK
28)Als, wanneer de startinrichting naar MAR is gedraaid, het waarschuwingslampjeniet gaat branden of tijdens het rijden blijft branden,
dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of gordelspanners mogelijk niet in werking treden bij
een botsing of, in een zeer beperkt aantal gevallen, per ongeluk in werking treden. Laat het systeem controleren door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
29)Een storing van het waarschuwingslampje
wordt aangegeven door het inschakelen van het pictogramop het instrumentenpaneel.
In dergelijke gevallen kan het lampje mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem controleren door het Fiat
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
30)Indien zich een storing voordoet bij hard remmen kunnen de achterwielen blokkeren en kan het voertuig gaan slippen.
BELANGRIJK
13)Als, wanneer de startinrichting op MAR wordt gedraaid, hetwaarschuwingslampje niet gaat branden of tijdens het rijden continu blijft
branden of gaat knipperen (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
14)Als, tijdens het rijden, het lampje gaat knipperen (of het pictogram op het display verschijnt), contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
15)Als het symbool tijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
16)Door blijven rijden terwijl dit symbool brandt kan leiden tot ernstige schade aan de versnellingsbak, waardoor deze defect raakt. De olie
kan ook oververhit raken: contact met hete motor of componenten op hoge temperatuur van het uitlaatsysteem kunnen leiden tot brand.
17)Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien. Als het symbool
wordt weergegeven zo snel mogelijk contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het systeem af te laten tappen. Als bovenstaande
aanwijzingen onmiddellijk na het tanken verschijnen, kan het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor
onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
18)Pas de rijsnelheid altijd aan de verkeers- en weersomstandigheden aan en houd u altijd aan de verkeersregels. De motor afzetten terwijl
het DPF lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies van
de motorolie. Daarom wordt het aanbevolen om altijd te wachten tot het symbool is gedoofd voordat de motor wordt afgezet, door
bovenstaande aanwijzingen te volgen. Voltooi het DPF-regeneratieproces niet terwijl het voertuig stil staat.
19)Wanneer het lampje
gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het lampje
voor het eerst ging branden, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor en de
garantie ongeldig maken.Vergeet niet dat het aangaan van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus
absoluut geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
20)Als het symbool tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
21)Wanneer de AdBlue® (UREUM) tank leeg is, en de motor wordt afgezet, is het niet meer mogelijk om de motor te starten tot de AdBlue®
(UREUM) tank wordt bijgevuld met ten minste 5 liter AdBlue® (UREUM).
79
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN...........123
DE AUTO PARKEREN.........124
ELEKTRISCHE PARKEERREM
(EPB)....................124
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK..........127
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........128
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET
DUBBELE KOPPELING........132
START&STOP-SYSTEEM.......136
SNELHEIDSBEGRENZER.......137
ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL...........138
ADAPTIVE CRUISE CONTROL
(ACC)....................140
RIJMODUSSCHAKELAAR......145
PARK ASSIST SYSTEEM.......147
LANE ASSIST SYSTEEM
(waarschuwing rijstrookafwijking) . .150
TRAFFIC SIGN RECOGNITION . . .152
INTELLIGENT SPEED ASSIST. . . .154
ACHTERUITKIJKCAMERA......155
EEN AANHANGER TREKKEN. . . .157
TANKEN..................159
AdBlue -ADDITIEF (UREUM) VOOR
DIESELUITSTOOT...........162
122
STARTEN EN RIJDEN
160
STARTEN EN RIJDEN
BIJVULLEN VAN AdBlue®
ADDITIEF VOOR DIESELUITSTOOT
(Uitsluitend voor dieselversies)
(indien aanwezig)
71)
Voorbereidende voorwaarden
AdBlue® bevriest bij een temperatuur
lager dan -11°C. Het bijvullen kan
moeilijk verlopen als de auto lange tijd
bij deze temperatuur heeft stilgestaan.
Ga als volgt te werk:
parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en zet de motor af door
contactslot op OFF te plaatsen;
open het tankklepje A fig. 117en
draai dop B (blauw) van de
AdBlue®-vulopening los en verwijder
deze.Ga als volgt te werk:
breng de AdBlue®-nippel aan in de
vulopening, begin met bijvullen en stop
wanneer het bijvullen de eerste keer
wordt onderbroken (dit betekent dat het
AdBlue®-reservoir vol is). Ga niet verder
met bijvullen om morsen van AdBlue®
te voorkomen;
verwijder de nippel.
Bijvullen met houders
Ga als volgt te werk:
controleer de houdbaarheidsdatum;
lees de gebruiksaanwijzingen op het
etiket door alvorens de inhoud van de
fles in het AdBlue®-reservoir te gieten;
als voor het bijvullen systemen
worden gebruikt die niet
vastgeschroefd kunnen worden (bijv.
reservoirs), dient u het
AdBlue®-reservoir met niet meer dan
7,5 liter te vullen wanneer het bericht op
het display van het instrumentenpaneel
wordt weergegeven (raadpleeg de
paragraaf “Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”);
als houders worden gebruikt die op
de vulopening vastgeschroefd kunnen
worden, is het reservoir gevuld wanneerhet AdBlue® niet langer uit het reservoir
stroomt. Probeer niet verder bij te
vullen.
Handelingen na het bijvullen
Ga als volgt te werk:
plaats dop B fig. 117terug op de
AdBlue®-vulopening door hem
rechtsom te draaien en volledig vast te
schroeven;
draai het contactslot op MAR (de
motor hoeft niet gestart te worden);
wacht tot het bericht van het
instrumentenpaneel verdwijnt, alvorens
met de auto te gaan rijden. Het bericht
kan een enkele seconde tot ongeveer
een halve minuut lang worden
weergegeven. Het bericht zal langer
weergegeven worden als de motor
gestart wordt en met de auto wordt
gereden. Dit zal de werking van de
motor niet benadelen;
raadpleeg de paragraaf “Tanken” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”
als AdBlue® bijgevuld wordt met een
leeg reservoir en wacht minstens
2 minuten voordat u de motor start.
BELANGRIJK Maak de zone goed
schoon en ga verder met het bijvullen
als AdBlue® buiten de vulopening
wordt gemorst. Verwijder de vloeistof
met een spons en warm water als de
vloeistof kristalliseert.
117F1B0694
Bijvullen met nippelsstroomsnelheid is mogelijk, maar de
nippel kan in dat geval worden
afgesloten en de in de tank gevoerde
hoeveelheid kan variëren.
Het systeem is ontworpen in
overeenstemming met ISO 22241-5
(capaciteit nippel: 10 l/min.).
Bijvullen bij stations met een hoger
BELANGRIJKHET MAXIMALE PEIL NIET
OVERSCHRIJDEN: dit kan
beschadiging van de tank
veroorzaken. AdBlue® bevriest
onder -11 °C. Hoewel het systeem
is ontworpen om te functioneren
onder het vriespunt van AdBlue®,
verdient het aanbeveling de tank
niet te vullen boven het
maximumpeil want het systeem kan
beschadigd raken als AdBlue®
bevriest. Volg de instructies van
deze paragraaf.
Als AdBlue® wordt gemorst op
geverfde oppervlakken of
aluminium, onmiddellijk het gebied
met water schoonmaken en het
gebruik een absorberend materiaal
om de vloeistof die is gemorst op
de grond te verzamelen.
Probeer de motor niet te starten
als AdBlue® per ongeluk werd
toegevoegd aan de dieseltank,
omdat dit kan leiden tot ernstige
schade aan de motor. Neem in dit
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Voeg geen additieven of andere
vloeistoffen aan AdBlue® toe om
schade aan het systeem te
vermijden.
Bij het gebruik van niet-
overeenkomstige of verouderdeAdBlue® kunnen berichten op het
instrumentenpaneel worden
weergegeven (raadpleeg de
paragraaf “Waarschuwingslampjes
en -berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
Giet AdBlue® nooit in een andere
houder omdat het daardoor
verontreinigd kan raken.
In geval van beschadiging van
het uitlaatsysteem van het
uitlaatgas, als gevolg van het
gebruik van additieven/
leidingwater, het bijvullen met
dieselbrandstof, of in ieder geval
door het niet voldoen aan de eisen,
vervalt de garantie.
Raadpleeg de paragraaf
“Waarschuwingslampjes en
-berichten” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel” als AdBlue®
opraakt om de auto normaal te
kunnen blijven gebruiken.
Opslag van AdBlue®
AdBlue® wordt beschouwd als een
zeer stabiel product met een lange
houdbaarheid. Wanneer dit product bij
een temperatuur LAGER dan 32°C
bewaard wordt, heeft het een
houdbaarheid van minstens één jaar.Volg de aanwijzingen die op het etiket
van de houder zijn aangegeven.
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer alvorens te gaan tanken de
symbolen aan de binnenzijde van de
klep van de brandstofvulopening (indien
aanwezig) en vergelijk deze met de
symbolen op de pomp (indien
aanwezig).
Symbolen voor voertuigen op
benzine
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
161
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734.
BELANGRIJK
136)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
137)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
138)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
BELANGRIJK
70)Voertuigen met een dieselmotor mogen
uitsluitend getakt worden in
overeenstemming met de Europese EN
590-norm. Het gebruik van andere
producten of mengsels kan de motor
onherstelbaar beschadigen en derhalve de
garantie, door de veroorzaakte schade,
ongeldig maken. Als per ongeluk andere
brandstofsoorten worden getankt, mag de
motor niet gestart worden. Ledig de tank.
Als de motor ook maar heel kort heeft
gewerkt, moet behalve de tank het
complete brandstoftoevoercircuit geledigd
worden.
71)Indien
AdBlue®
in het reservoir lange
tijd tot boven een temperatuur van 50 °C
oververhit wordt (bijvoorbeeld door direct
zonlicht), dan kan
AdBlue®
ontleden en
ammoniakdampen produceren.
Ammoniakdampen hebben een penetrante
geur wanneer de dop van het
AdBlue®
-reservoir wordt opengedraaid.
Zorg er daarom voor dat u geen
ammoniakdampen inademt die uit de
opening van het reservoir afkomstig zijn. In
deze concentratie, zijn de ammoniak
dampen niet schadelijk of gevaarlijk voor de
gezondheid.
AdBlue®-ADDITIEF
(UREUM) VOOR
DIESELUITSTOOT
De auto is uitgerust met een AdBlue®
(UREUM) inspuitsysteem en een
Selectieve Katalytische Reductie om
aan de emissienormen te voldoen.
Deze twee systemen zorgen ervoor dat
aan de vereisten voor dieseluitstoot
wordt voldaan terwijl tegelijkertijd de
volledige efficiëntie, de bestuurbaarheid,
het koppel en het vermogen behouden
blijven. Raadpleeg voor de berichten en
systeemmeldingen de paragraaf
"Waarschuwingslampjes en -berichten"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
AdBlue® (UREUM) wordt beschouwd
als een zeer stabiel product met een
lange houdbaarheid. Wanneer dit
product bij een temperatuur LAGER
dan 32 °C bewaard wordt, heeft het
een houdbaarheid van minstens één
jaar.
Raadpleeg voor meer informatie over
het type AdBlue®-vloeistof de
paragraaf “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
De auto is voorzien van een
automatisch
AdBlue®-verwarmingssysteem
162
STARTEN EN RIJDEN