Page 257 of 364

255
Instapverlichting (LED's)
Achterlichten
1.Remlichten (LED).
2. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED)
3. Richtingaanwijzer (WY16W oranje).
4. Achteruitrijlichten (W16W).
5. Mistachterlicht (P21W).
LED: light-emitting diode.
Richtingaanwijzers (op de schermen)
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
F
O
pen de achterklep en ontgrendel het
afdekpaneel aan de betreffende zijde.
F
D
raai de bevestigingsbout van de lampunit los
met een 10
mm pijpsleutel.
F
L
eg eerst een doek onder de moer om te
voorkomen dat hij achter het bekledingspaneel
van het scherm valt. F
V
erwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig
door hem naar achteren en vervolgens omhoog
te trekken.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
raai met een combinatietang de lamphouder
een kwartslag en verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van de
lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar buiten.
8
In geval van pech
Page 258 of 364

256
Achteruitrijlichten (op de achterklep)
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Mistachterlichten
F Open de achterklep en steek ver volgens een platte schroevendraaier in de uitsparing om het
afdekpaneel aan de desbetreffende zijde los te
maken.
F
D
raai de bevestigingsbout van de lampunit los
met een 10
mm pijpsleutel.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van de
lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar buiten. F
V
erwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig
door hem naar achteren te trekken.
F
N
eem de stekker van de lampunit los door hem
aan beide zijden in te drukken.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en verwijder
hem.
F
T
rek de lamp los en ver vang hem.
Raak de uitlaat niet aan indien u de lamp kort
na het afzetten van het contact ver vangt; dit
met het oog op mogelijke brandwonden.
Deze lampen zijn te vervangen vanaf de buitenkant
van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
d
raai de lamphouder een kwartslag en verwijder
deze,
F
d
raai de gloeilamp een kwartslag, trek deze eruit
en plaats een nieuwe.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde
van demonteren.
Derde remlicht (LED's)
Kentekenplaatverlichting
F Steek een kleine schroevendraaier in de spleet van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om het
lampglas los te maken.
F
V
erwijder het lampglas.
F
T
rek de lamp eruit en ver vang deze.
In geval van pech
Page 259 of 364

257
Ruitenwisserbladen
vervangen
Voordat u een wisserblad vóór
d emonteert
Verwijderen
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het ruitenwisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan en klik het vast.
F
L
eg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om
de ruitenwissers in de ruststand te zetten.
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen bevindt
zich achter het deksel van de zekeringkast.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te zetten,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de hand
van de actuele zekeringtabellen en schema's.
F
B
edien de ruitenwisserschakelaar binnen één
minuut na het afzetten van het contact om de
ruitenwissers naar het midden van de voorruit
(onderhoudsstand) te verplaatsen.
F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
F
V
erwijder het deksel en keer het om,
F
H
aal de tang uit de houder. F
O
pen het dashboardkastje.
F
D
ruk op de middelste hendel van de deksel van
de zekeringkast.
F
L
aat de deksel volledig omlaag.
F
H
aal de tang uit de houder.
8
In geval van pech
Page 260 of 364

258
Bij het werken aan een zekering moet u:
F d e speciale tang gebruiken om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en moet
u
controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
e
en defecte zekering altijd vervangen door een
zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde
kleur); een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen van de
zekering opnieuw voordoet, laat dan het elektrische
systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door een
andere dan in de zekeringtabellen genoemd,
kan tot ernstige storingen leiden. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u
andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra accessoires die
niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd
worden, en niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het totale
stroomverbruik van alle extra accessoires
meer dan 10
milliampère bedraagt.
Zekeringen in het dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van
het dashboard (linkerzijde).
Om toegang tot de zekeringen te krijgen, dient
u dezelfde procedure te volgen als beschreven
in de gereedschapsset voor het ver vangen van
zekeringen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer meer informatie over de toegang tot de
gereedschapsset .
Goed
Defect
Ta n g
In geval van pech
Page 261 of 364
259
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F1 3
AKeyless entry and start
F2 5
AMultifunctioneel display.
F5 5
AAchteruitrijcamera, parkeerhulp.
F7 10
AHifi-versterker.
F8 20
ARuitenwisser achter.
F10 30
ASloten.
F11 30
ASloten.
F17 10
A12V-aansluiting bagageruimte.
F18 5
ANoodoproep en pechhulpoproep.
F22 3
AVerlichting dashboardkastje.
F26 3
APictogrammendisplay niet-vastgemaakte veiligheidsgordels.
F27 3
ARegen- en lichtsensor.
F31 5
AAirbags.
F33 15
A12V-aansluiting vóór
F35 5
AInstrumentenpaneel.
F36 20
AAutoradio, touchscreen, CD-speler, audio- en
navigatiesysteem.
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F17 10
AZitposities in het geheugen opslaan
Versie 1 (Full)
Kast 1
Kast 2
8
In geval van pech
Page 262 of 364
260
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr.Stroomsterkte (A) Functies
F4 15
AClaxon.
F5 20
ARuitensproeierpomp voor.
F6 20
ARuitensproeierpomp achter.
F7 10
A12V-aansluitingen.
F8 20
ARuitenwisser achter.
F10 30
ASloten.
F11 30
ASloten.
F14 5
ASirene alarm.
F17 5
AInstrumentenpaneel.
F22 3
ARegen- en lichtsensor.
F24 5
AAchteruitrijcamera, parkeerhulp.
F25 5
AAirbags.
F27 5
AAlarm.
F28 5
ANoodoproep en pechhulpoproep.
F29 20
AAutoradio, touchscreen, CD-speler, audio- en
navigatiesysteem.
F32 15
AA a n s t e ke r.
F36 5
AVerlichting dashboardkastje.
In geval van pech
Page 263 of 364
261
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringenVersie 1
(Full)
Zekeringnr.
Stroomsterkte (A) Functies
F14 15
ARuitensproeierpomp.
F15 5
AStuurbekrachtiging.
F20 25
ARuitensproeierpomp.
F22 15
AClaxon.
F23 15
AGrootlicht rechts.
F24 15
AGrootlicht links.
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F8 30
AEmissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue).
F12 15
AAutomatische transmissie.
F14 5
AAutomatische transmissie.
Versie 2 (Eco)
Zekeringnr. Stroomsterkte (A) Functies
F16 25
AMistlampen vóór.
F18 10
AGrootlicht rechts.
F19 10
AGrootlicht links.
F
M
aak de twee vergrendelingen A los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Kast 1
Kast 2
8
In geval van pech
Page 264 of 364

262
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
het starten van de motor met behulp van startkabels
en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-accu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform de
regelgeving en mogen in geen geval met het
huishoudelijke afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om
elk risico van brand- of explosiegevaar uit te
sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd
zijn.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
(+) Pluspool.
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
(-) Minpool.
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of
een accu van een andere auto) en startkabels of een
startbooster.
Voor toegang tot de (+) klem:
F
o
ntgrendel de motorkap met de
ontgrendelingshendel in het interieur en maak
aan de buitenzijde de veiligheidshaak los,
F
o
pen de motorkap en plaats de motorkapsteun
onder de motorkap om deze geopend te houden. Start de motor nooit door een acculader aan
te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (audiosysteem,
ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's
uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet in
de buurt van bewegende delen van de motor
(ventilator, aandrijfriemen enz.) bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende motor.
In geval van pech