Page 9 of 364

7
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de auto: plaats
de zwaarste voor werpen in de bagageruimte zo
dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger,
enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker in
de deuropening van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oorafgaand aan een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet het reser vewiel en de banden van een
aanhanger of caravan. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, lucht- en interieurfilter
ver vangen enz.) en houd u
daarbij aan het
in het onderhoudsschema van de fabrikant
voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie
keer afslaan; zo voorkomt u
dat brandstof uit de
tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000
km het gemiddelde brandstofverbruik zich
stabiliseert. Als bij een BlueHDi-dieselmotor het SCR-systeem
uitvalt, dan is er sprake van ver vuiling. Bezoek in
dat geval z.s.m. het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om er voor te zorgen
dat de uitstoot van stikstofoxiden van uw auto weer
aan de norm voldoet.
.
Eco-rijden
Page 10 of 364

8
Digitaal head-up
instrumentenpaneel
Digitaal instrumentenpaneel dat kan worden
aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus kan
bepaalde informatie zijn gemaskeerd of op een
andere wijze worden weergegeven.
Digitaal instrumentenpaneel
De onderstaande afbeelding komt overeen met de
weergavemodus "METERS".6.
Toerenteller (x 1000 t /min).
7. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C).
8. Dagteller (km of mijl).
9. Kilometerteller (km of mijl).
Toetsen
A.Dimmer van de dashboardverlichting en de
verlichting van de bedieningselementen*
(beschikbaar in de nachtmodus).
of
Sfeerverlichting van het dashboard**.
B. Kort indrukken: start van een handmatige
check.
Lang indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller
(afhankelijk van de geselecteerde functie).
Weergaves
De meeste waarschuwings- en verklikkerlampjes
hebben geen vaste positie.
De waarschuwings- en verklikkerlampjes van
de tweede rij worden van rechts naar links
weergegeven, in volgorde van belangrijkheid.
De verklikkerlampjes A AN en UIT van bepaalde
functies worden op dezelfde positie weergegeven.
Permanente weergave
Ongeacht de geselecteerde weergavemodus toont
het instrumentenpaneel:
-
o
p vaste posities:
•
d
e informatie met betrekking tot de
versnellingsbak en de schakelindicator;
•
d
e brandstofniveaumeter;
•
de
koelvloeistoftemperatuurmeter;
•
d
e kilometer- en dagteller;
-
op
variabele posities:
•
d
e digitale snelheidsmeter;
•
s
tatus- resp. waarschuwingsmeldingen die
kortstondig worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde weergavemodus
en de ingeschakelde functies kan het volgende
worden weergegeven:
-
d
e toerenteller;
-
de
boordcomputer;
-
d
e rijhulpsystemen;
-
de
snelheidsbegrenzer of -regelaar;
-
d
e ingeschakelde audiobron;
-
d
e aanwijzingen van het navigatiesysteem;
-
m
otorinformatie afkomstig van het Driver Sport
Pack.
1.
Brandstofniveaumeter.
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
3. Schakelindicator.
Stand van de selectiehendel en de
ingeschakelde versnelling bij auto's met een
automatische transmissie.
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
5. Instellingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer, weergave van
verkeersborden met een snelheidslimiet.
*
U
itvoeringen met monochroom display.
**
U
itvoeringen met touchscreen.
Instrumentenpaneel
Page 11 of 364

9
* Uitvoeringen met monochroom display.
**
U
itvoeringen met touchscreen.
Persoonlijke instellingen voor
het instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door een keuze te maken uit:
-
d
e kleur van de weergave op het
instrumentenpaneel**,
-
d
e weergavemodi.
Schermtaal en eenheden
Deze
zijn afhankelijk van de configuratie van
h
et multifunctionele display (configuratiemenu).
Wanneer u
reist naar een land met een
andere
of ficiële eenheid voor de afstanden en
s
nelheidslimieten (km of miles, km/h of mph),
dient
u de configuratie van het multifunctionele
d
isplay te wijzigen.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen
uitsluitend uit bij stilstaande auto.
**
U
itvoeringen met touchscreen.
Keuze van de schermkleur
Deze is afhankelijk van de sfeer die is geactiveerd
met de functie i- Cockpit Amplify.
U kunt kiezen uit de volgende sferen:
F "Relax ": grijs,
F
"Boost ": rood,
F
"Normaal " (geen sfeer geactiveerd): blauw.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de functie i-Cockpit Amplify .
Keuze van de weergavemodus
Wijzigen van de weergavemodus van het
instrumentenpaneel:
F
D
raai aan de rolknop links op het stuur wiel om
de verschillende weergavemodi op het rechter
gedeelte van het instrumentenpaneel weer te
geven en er doorheen te scrollen.
F
D
ruk zodra de gewenste weergavemodus
verschijnt op de knop om te bevestigen.
De nieuwe weergavemodus wordt direct toegepast.
Elke modus is gekoppeld aan een type informatie dat
wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.
-
"
METERS": standaardweergave van de
analoge en digitale snelheidsmeter, de
toerenteller, de brandstofniveaumeter, de
koelvloeistoftemperatuurmeter en de kilometer-
en dagteller.
-
"
NAVIGATIE": standaardweergave
aangevuld met de informatie over de huidige
routebegeleiding (kaartgegevens en navigatie-
aanwijzingen). -
"
RIJDEN": standaardweergave aangevuld met
de informatie van de actieve rijhulpsystemen.
-
"
MINIMA AL": beperkte weergave met
alleen de digitale snelheidsmeter, de
kilometer- en dagteller en, uitsluitend bij een
waarschuwingssituatie, de brandstofniveaumeter
en de koelvloeistoftemperatuurmeter.
-
"
BOORDCOMPUTER"* weergavemodus
MINIMA AL met bovendien de toerenteller, de
actuele gegevens en het geselecteerde traject
(1
of 2).
of
-
"
PERSOONLIJK"**: weergave minimaal met
bovendien de op het touchscreen geselecteerde
gegevens in de te personaliseren gedeelten links
en rechts.
Configureren
van de weergavemodus
"
PERSOONLIJK" en selecteren van de weer te
geven gegevens in de te personaliseren gedeelten
van het instrumentenpaneel:
of F
S
electeer het menu Instellingen
in de bovenste balk van het
touchscreen.
1
Instrumentenpaneel
Page 12 of 364
10
F Selecteer "Parameters".
F
D
ruk op de knop " Configuratie
dashboard ".
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen
uitsluitend uit bij stilstaande auto.
F
Sel
ecteer voor elk te personaliseren gedeelte,
links en rechts, het type weer te geven gegevens
met de desbetreffende scrolpijlen op het
touchscreen:
•
" Rijhulpsystemen ",
•
" Standaard " (leeg),
•
" Informatie over de motor " (Dynamic Pack),
•
" G-meters " (Dynamic Pack),
•
" Temperaturen: " (motorolie),
•
" Media ",
•
" Navigatie ",
•
" Boordcomputer ",
•
" Toerenteller ".
F
B
evestig om de instelling op te slaan en het
menu af te sluiten. Als de weergavemodus is ingesteld op
"PERSOONLIJK", wordt de nieuwe selectie direct
weergegeven.
Instrumentenpaneel
Page 13 of 364

11
Verklikkerlampjes
ingeschakelde functie
Het branden van een of meer van de volgende
verklikkerlampjes geeft aan dat de desbetreffende
functie is ingeschakeld.
Verklikkerlampjes
uitgeschakelde functie
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de
desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms wordt dit gecombineerd met de weergave van
een melding en een geluidssignaal.
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een of
meer van de volgende lampjes gaan branden, wijst
dit op een storing in het desbetreffende systeem en
moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een
waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende
informatie, die via een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
Neem bij problemen hiermee contact op met
het
PEUGEOT-netwerk
of
een
gekwalificeerde
w
erkplaats.
Verklikkerlampjes
Bij het aanzetten van het
contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes op het instrumentenpaneel enkele seconden
branden.
Zodra de motor is gestart, moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan voordat
u
gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
De meeste lampjes op het instrumentenpaneel
werken in combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal. Een aantal lampjes kan op twee manieren
branden: permanent of knipperend.
Aan de manier van branden in combinatie met
de werkingsfase van de auto valt af te lezen
of er sprake is van een normale situatie of een
storing.
Raadpleeg de desbetreffende tabellen van de
lampjes voor meer informatie.
Waarschuwingslampjes
1
Instrumentenpaneel
Page 14 of 364

12
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Rode waarschuwingslampjes STOP Permanent, in combinatie
met een ander lampje, de
weergave van een melding
en een geluidssignaal. Dit waarschuwingslampje gaat
branden bij een ernstige storing
van de motor, het remsysteem, de
stuurbekrachtiging, de automatische
transmissie of bij een ernstige
elektrische storing. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
+ Te hoge
koelvloeistof-
temperatuur
Permanent, in combinatie
met het verklikkerlampje
S T O P. De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de
motor is afgekoeld.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het probleem blijft bestaan.
Motoroliedruk Permanent. Een probleem met de motorsmering. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel
Page 15 of 364

13
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Laadtoestand
accu * Permanent.
Een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (ver vuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo
niet correct gespannen of gebroken,
e n z .) . Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
Vanwege de laadtoestand van de accu moet u
de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stilzetten.
Als de elektrische parkeerrem niet werkt, beveilig de auto
dan op de volgende manier tegen wegrollen:
F
B
ij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak:
schakel een versnelling in.
F
B
ij auto's met een automatische transmissie: plaats de
meegeleverde wielblokken voor en achter een van de
wielen.
*
A
fhankelijk van het verkoopland. Portier(en)
geopend
Permanent, in combinatie
met een melding die
het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft. Bij een snelheid lager dan 10
km/h is
een portier of de achterklep niet goed
gesloten. Sluit het portier of de achterklep.
Permanent, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding die
het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft. Bij een snelheid hoger dan 10
km/h is
een portier of de achterklep niet goed
gesloten.
Veiligheidsgordels
losgemaakt of niet
vastgemaakt Permanent
of
Knippert in combinatie met
een geluidssignaal. Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
Dit lampje gaat ook branden op het display van de
waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels en de
airbag vóór, in combinatie met het lampje dat aangeeft welke
veiligheidsgordel is losgemaakt of niet is vastgemaakt.
1
Instrumentenpaneel
Page 16 of 364

14
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Elektrische
parkeerrem Permanent.
De elektrische parkeerrem is
aangetrokken. Zet de parkeerrem vrij zodat het controlelampje uitgaat: trap het
rempedaal in en trek kort aan de hendel van de parkeerrem.
Houd u
aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie
over de elektrische parkeerrem .
Knippert. De elektrische parkeerrem wordt niet
automatisch aangetrokken.
Het aantrekken/vrijzetten werkt niet. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer op een vlakke ondergrond (horizontaal).
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak: schakel
een versnelling in.
Zet bij een auto met een automatische transmissie de
selectiehendel in de stand P
.
Zet het contact af en neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Remsysteem Permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul bij met door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
+ Permanent, in combinatie
met het verklikkerlampje
ABS.
Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar
(EBD). Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel