Page 57 of 364

55
Uitvoering met Keyless entry and
start
F Zet bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een automatische
transmissie de stand P en trap ver volgens het
rempedaal stevig in. F
Z
et het contact aan door op de START/STOP
-
knop te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer volledig.
Raadpleeg als de storing na het resetten niet is
verholpen zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Centrale vergrendeling
Met deze functie kunnen de portieren en de
achterklep van binnenuit worden vergrendeld of
ontgrendeld.
Handbediening
Vergrendelen
F Druk op deze knop om de auto te vergrendelen.
Het rode lampje in de knop gaat branden.
Als één van de portieren is geopend, werkt de
centrale vergrendeling van binnenuit niet.
Ontgrendelen
F Druk nogmaals op deze knop om de auto te ontgrendelen.
Het rode lampje in de knop gaat uit.
Bij vergrendeling/supervergrendeling van
buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld, knippert
het rode lampje en is de knop inactief.
F
A
ls de auto vergrendeld is, trek dan aan
de binnenportiergreep van een van de
portieren om de auto te ontgrendelen.
F
A
ls de supervergrendeling is ingeschakeld,
moet u
het Keyless entry and start-systeem
of de geïntegreerde sleutel gebruiken om
de auto te ontgrendelen.
Automatisch
Deze functie, ook wel carjackbeveiliging genoemd,
vergrendelt de auto automatisch tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de carjackbeveiliging .
F
D
ruk direct gedurende enkele seconden op het
gesloten hangslot.
F
Z
et het contact uit en ver wijder de sleutel uit het
contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
F
S
teek eerst de mechanische sleutel
(ondergebracht in de afstandsbediening) in het
slot om de auto te ontgrendelen.
F
H
oud de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom tot u
het
contact aanzet.
2
Toegang tot de auto
Page 58 of 364

56
Carjackbeveiliging
Deze functie zorgt er voor dat de portieren en de
achterklep automatisch en gelijktijdig worden
vergrendeld vanaf een wagensnelheid van 10
km/h.
Werking
De automatische centrale vergrendeling werkt
niet als een van de portieren of de achterklep is
geopend.
Vervoer van lange of grote voorwerpen
Wanneer u
wilt rijden met geopende
achterklep, dient u
op de schakelaar van
de centrale vergrendeling te drukken om de
portieren te vergrendelen. Wanneer u
dit
niet doet, hoort u
elke keer dat u de 10 km/h
overschrijdt de vergrendeling 'terugspringen',
met de bijbehorende bovenstaande
waarschuwingen.
Wanneer u
nogmaals op de schakelaar van
de centrale vergrendeling drukt, wordt de auto
weer ontgrendeld.
Bij snelheden boven 10
km/h is dit
ontgrendelen slechts tijdelijk.
Inschakelen/uitschakelen
Het rijden met vergrendelde portieren kan in
noodgevallen de toegang tot het interieur voor
de hulpdiensten bemoeilijken.
U zult de vergrendeling horen
"terugspringen", en op het
instrumentenpaneel gaat dit lampje branden,
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
U kunt de functie desgewenst permanent
inschakelen of uitschakelen.
F
D
ruk als het contact is aangezet op
deze knop tot er een geluidssignaal
klinkt en er een melding ter
bevestiging verschijnt.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Alarm
(afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak
en diefstal. Het bestaat uit de volgende typen
beveiliging:
- uitwendige beveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen
van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in
het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets of
iemand in de auto beweegt.
- wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen in
de positie van de auto worden waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand probeert
het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van de sirene uit te
schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor
werkzaamheden aan het alarm.
Toegang tot de auto
Page 59 of 364

57
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
De uitwendige beveiliging wordt 5 seconden
nadat de auto is vergrendeld, ingeschakeld.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
45
seconden nadat de auto is vergrendeld,
ingeschakeld. Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de auto
niet vergrendeld, maar worden de uitwendige
beveiliging, de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging na 45
seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het Keyless entry and
start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het lampje
van de knop gaat uit en de richtingaanwijzers
knipperen gedurende ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30
seconden één van
de portieren of de achterklep niet is geopend),
wordt het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Deactiveer de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging om vals alarm te voorkomen,
bijvoorbeeld wanneer:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F V ergrendel de auto met de afstandsbediening of
met het "Keyless entry and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het rode lampje
van de knop knippert één keer per seconde en
de richtingaanwijzers gaan gedurende ongeveer
2
seconden branden. -
e
en ruit of het schuifdak op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
F
Z
et het contact af en druk binnen 10 seconden
op de knop tot het lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het Keyless entry and start-
systeem.
Alleen de uitwendige beveiliging wordt ingeschakeld;
het lampje van de knop zal één keer per seconde
knipperen.
2
Toegang tot de auto
Page 60 of 364

58
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke
keer na het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of met
het "Keyless entry and start"-systeem.
Het indicatielampje in de knop gaat uit.
F
S
chakel alle beveiligingen weer in door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje van de knop zal opnieuw
één keer per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
o ntgrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier;
F
o
pen het portier; het alarm gaat af;
F
z
et het contact aan: het alarm stopt en het lampje
in de knop gaat uit.
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
30
seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden de
alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening
of het Keyless entry and start-systeem, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt
met knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode lampje
van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in
het systeem.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd
en één keer op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt, kan alleen
het bestuurdersportier worden geopend.
F
O
ntgrendel de auto of houd de elektronische
sleutel van het Keyless entry en start-systeem in
het detectiegebied en trek aan de portiergreep.
Toegang tot de auto
Page 61 of 364

59
Van binnenuit
F Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd:
-
w
ordt bij het openen van het
bestuurdersportier alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld (als de auto
nog niet volledig ontgrendeld was);
-
w
ordt bij het openen van een van de
andere portieren de auto volledig
ontgrendeld.
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:
Achterklep
Openen van de achterklep
Met de knop aan de buitenzijde van
de achterklep
Als de selectieve ontgrendeling is geactiveerd,
moet de elektronische sleutel zich bij de
achterzijde van de auto bevinden.
De achterklep is niet geschikt voor de
bevestiging van een fietsendrager.
Sluiten van de achterklep
F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgrepen aan de binnenzijde van de klep.
F
L
aat de handgrepen los en duw de achterklep
dicht.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
Als de achterklep moeilijk opent of sluit,
laat hem dan zo snel mogelijk controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats om te
voorkomen dat het probleem verergert en
dat de achterklep dichtvalt en daardoor letsel
veroorzaakt.
-
g
aat bij draaiende motor of tijdens
het rijden (snelheid lager dan
10
km/h), dit lampje branden en wordt
gedurende enkele seconden een
waarschuwingsmelding weergegeven.
-
k
linkt tijdens het rijden, als de
snelheid hoger is dan 10
km/h, ook
nog gedurende enkele seconden een
geluidssignaal.
F
D
ruk op de middelste knop van de achterklep
ter wijl de auto ontgrendeld is of de elektronische
sleutel van het Keyless entry and start-systeem
zich in de detectiezone bevindt.
F
B
eweeg de achterklep omhoog. -
b
ij draaiende motor wordt u
hier
gedurende enkele seconden door
dit lampje en een melding op het
instrumentenpaneel op geattendeerd,
-
ti
jdens het rijden (wagensnelheid
hoger dan 10
km/h) wordt u hier
gedurende enkele seconden
door dit lampje, een melding op
het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal op geattendeerd.
2
Toegang tot de auto
Page 62 of 364

60
Handsfree achterklep
Algemeen
De elektrische bediening van de achterklep kan
worden ingeschakeld en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
De achterklep mag alleen worden geopend of
gesloten als de auto stilstaat.Controleer of er voldoende ruimte is om de
elektrisch bedienbare achterklep te openen. Steek nooit een vinger in het
vergrendelingssysteem van de elektrisch
bedienbare achterklep – Risico van zwaar
letsel!
Antiklemvoorziening
De elektrisch bedienbare achterklep is voorzien
van een obstakeldetectiesysteem. Als de klep op
een obstakel stuit, wordt de beweging van de klep
automatisch door dit systeem onderbroken waarna
de klep een klein stukje terug beweegt zodat het
obstakel kan worden verwijderd.
Let op: deze antiklemvoorziening werkt niet aan
het einde van de sluitbeweging van de klep (vanaf
ongeveer 1
cm vóór het volledig sluiten van de klep). Om letsel door beknelling vóór en tijdens het
openen en sluiten van de elektrisch bedienbare
achterklep te voorkomen:
-
m
oet u erop letten dat niemand zich in
de buurt van de achterzijde van de auto
bevindt;
-
m
oet u letten op de achterpassagiers, met
name op kinderen.
Fietsendrager/trekhaak
De elektrisch bedienbare achterklep is niet geschikt
voor de bevestiging van een fietsendrager.
Als een fietsendrager op de trekhaak is
bevestigd en de kabel er van is aangesloten op
de trekhaakaansluiting, wordt de werking van de
elektrisch bedienbare achterklep automatisch
uitgeschakeld.
Bij gebruik van een niet door PEUGEOT
goedgekeurde trekhaak of fietsendrager moet de
werking van de elektrisch bedienbare achterklep
worden uitgeschakeld.
Als de centrale vergrendeling niet werkt,
moet de accu worden losgekoppeld om de
achterklep te kunnen vergrendelen zodat de
auto volledig is vergrendeld.
Elektrische werking
De elektrische werking van de achterklep
kan worden in- en uitgeschakeld via het
menu Auto/Rijden
van het touchscreen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld.
Toegang tot de auto
Page 63 of 364

61
A.met de elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem,
B. met de knop aan de buitenzijde van de
achterklep;
C. met de knop aan de binnenzijde van de
achterklep;
D. met de toets op het dashboard;
E. door een 'trapbeweging' te maken onder de
achterbumper.
Openen/Sluiten
F Houd de middelste knop A van de elektronische
sleutel ingedrukt.
of De achterklep gaat volledig open
(standaardinstelling) of tot de vooraf
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de achterklep is
uitgeschakeld, wordt de achterklep door deze
acties op een kier gezet.
Als u
op de knop A of B drukt, of als u de
methode E gebruikt, kunt u de de gehele
auto ontgrendelen of alleen de achterklep
ontgrendelen als de selectieve ontgrendeling
van de achterklep is geactiveerd.
Door de achterklep handsfree te sluiten kunt
u
de gehele auto vergrendelen.U kunt het openen of sluiten van de achterklep
op elk moment onderbreken.
Als u nogmaals op een van deze knoppen of
toetsen drukt, wordt de beweging onderbroken.
Als u na het onderbreken van de beweging
weer op een van de knoppen of toetsen drukt,
wordt de beweging omgekeerd.
Handsfree toegang
De functie "Handsfree toegang" kan
worden in- en uitgeschakeld via het menu
Auto/Rijden van het touchscreen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld.
Zorg er voor dat u
stabiel staat wanneer u de
snelle voetbeweging onder de achterbumper
maakt.
Raak het mogelijk warme uitlaatsysteem niet
aan – Kans op brandwonden!
U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten: F
D
ruk op de knop B aan de buitenzijde van de
achterklep ter wijl u
de elektronische sleutel bij
u
hebt.
of
F
D
ruk op de knop C aan de binnenzijde van de
achterklep (alleen voor sluiten).
of
F
D
ruk twee keer kort achter elkaar op de
bedieningsknop D op het dashboard.
of
F
B
edien de achterklep handsfree E door een
snelle trapbeweging te maken onder de
achterbumper ter wijl u
de elektronische sleutel
bij u
hebt.
De actie wordt bevestigd door een geluidssignaal.
2
Toegang tot de auto
Page 64 of 364

62
Automatische vergrendeling met de
functie "Handsfree toegang "
F druk op deze toets. Het groene
lampje gaat branden.
Als u
nogmaals op deze toets drukt,
wordt de automatische vergrendeling
uitgeschakeld; het verklikkerlampje gaat
uit.
Opslaan van een
openingshoek
Voor het beperken van de openingshoek bij een
elektrisch bediende achterklep:
F
o
pen de achterklep tot de gewenste hoek,
F
h
oud de knop C of de knop B aan de buitenzijde
langer dan 3
seconden ingedrukt.
Het opslaan van de maximale openingshoek van de
achterklep wordt bevestigd door een geluidssignaal. Om de opgeslagen openingshoek te wissen:
F
o
pen de achterklep tot halverwege en houd hem
in deze stand stil,
F
h
oud de knop C of de knop B aan de buitenzijde
langer dan 3
seconden ingedrukt.
Het wissen van de opgeslagen openingshoek wordt
bevestigd door een geluidssignaal.
Handbediende werking
De achterklep kan met de hand worden bewogen,
zelfs als de elektrische werking ingeschakeld is.
De achterklep mag niet bewegen.
Bij het handmatig openen en sluiten van de
elektrisch bedienbare achterklep wordt de beweging
niet meer ondersteund door gasveren. Het is dus
normaal dat u
zowel bij het openen als bij het sluiten
enige weerstand voelt.
Activeren van de automatische vergrendeling van de
auto bij het met de functie Handsfree toegang sluiten
van de achterklep:
Als de achterklep herhaaldelijk elektrisch wordt
geopend en gesloten, kan het voorkomen
dat de elektromotor te warm wordt waardoor
elektrische bediening tijdelijk niet meer
mogelijk is.
Wacht ten minste 10
minuten met het bedienen
van de achterklep om de elektromotor te laten
afkoelen.
Bedien de achterklep handmatig als u
niet zo
lang wilt wachten.
Resetten van de elektrisch
bedienbare achterklep
Deze handeling is noodzakelijk als de klep niet meer
beweegt, bijvoorbeeld na detectie van een obstakel
of het loskoppelen en weer aansluiten van de accu.
F
O
pen, indien nodig, de achterklep handmatig.
F
S
luit de achterklep volledig en handmatig.
Neem als het probleem hierdoor niet wordt
verholpen contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksvoorschriften
Onder winterse omstandigheden
Als er sneeuw op de achterklep ligt, moet
de sneeuw worden verwijderd voordat de
achterklep automatisch wordt geopend.
Bij vorst kan de achterklep vastvriezen
waardoor het automatisch openen niet werkt:
ontdooi de achterklep door het interieur te
ver warmen en probeer het daarna opnieuw.
Bij het wassen van de auto
Als u
de auto in een automatische wasstraat
laat wassen, vergeet dan niet om de auto
eerst te vergrendelen om te voorkomen dat de
achterklep per ongeluk wordt geopend.
Toegang tot de auto