Page 217 of 364

215
Hulp bij uitparkeren na fileparkeren
F Start als u vanuit een fileparkeer vak wilt
wegrijden eerst de motor. F
Sel
ecteer "
Park Assist " in het
menu Auto/Rijden menu van het
touchscreen om de functie in te
schakelen.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden om te bevestigen dat het
systeem is geactiveerd.
F
D
ruk op "
Uitparkeren " op het
touchscreen.
F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is nu
begonnen.
R
ijd niet sneller dan 7 km/h voor of achteruit en
volg de waarschuwingen van de "Parkeerhulp"
tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is
voltooid.
F
A
ls de manoeuvre is voltooid, gaat het lampje
van de functie op het instrumentenpaneel uit en
wordt een melding weergegeven in combinatie
met een geluidssignaal.
D
e assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen. F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de zijde van
de rijbaan.
F
S
chakel de achteruit- of vooruitversnelling in en
laat het stuurwiel los. F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is nu
begonnen.
R
ijd niet sneller dan 5 km/h voor of achteruit en
volg de waarschuwingen van de "Parkeerhulp"
tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is
voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra beide voor wielen
van de auto zich buiten het parkeer vak bevinden.
6
Rijden
Page 218 of 364

216
Hulp bij haaks inparkeren
F Zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden.
F
Sel
ecteer "Park Assist " in het
menu Auto/Rijden menu van het
touchscreen om de functie in te
schakelen.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden om te bevestigen dat het
systeem is geactiveerd.
F
R
ijd niet sneller dan 20 km/h en
selecteer " Vakparkeren " op het
touchscreen. Als er meerdere parkeer vakken naast elkaar
worden gedetecteerd, wordt uw auto naar het
laatste parkeervak geleid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het lampje van
de functie op het instrumentenpaneel uit en wordt
een melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur
weer overnemen.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de zijde van
het gekozen parkeer vak om de meetfunctie te
activeren. Zorg er daarbij voor dat u een afstand
van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt.
F
R
ijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeer vak vindt. F
R
ijd langzaam vooruit tot er in combinatie met
een geluidssignaal een melding verschijnt
die u verzoekt de achteruitversnelling in te
schakelen.
F
S
chakel de achteruitversnelling in, laat het
stuur wiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7
km/h.
F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijden
Page 219 of 364

217
Rijd niet sneller dan 7 km/h en volg de instructies
o p het instrumentenpaneel en de waarschuwingen
van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid.
Tijdens het haaks inparkeren wordt de functie
Park Assist automatisch gedeactiveerd zodra
de achterzijde van de auto een obstakel tot
minder dan 50
cm is genaderd.Deactiveren
Het systeem kan worden gedeactiveerd door op de
toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
a
ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls er binnen 5 minuten na het selecteren van
het type manoeuvre niet wordt gestart met een
manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig blijft
stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking treedt,
-
a
ls de maximale wagensnelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
n
a meer dan 4 parkeercycli,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls één van de voor wielen op een obstakel stuit.
Het lampje van de functie op het instrumentenpaneel
gaat uit en er wordt een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer overnemen.
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder het
systeem weer activeren om de meting voort
te zetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- b ij het trekken van een aanhangwagen
(aangesloten op de trekhaakaansluiting),
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid van meer dan 70 km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur te
laten uitschakelen het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het lampje van
de functie op het instrumentenpaneel uit en wordt
een melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur
weer overnemen.
Storingen
In het geval van een storing knippert
dit lampje even, in combinatie met een
geluidssignaal.
In het geval van een storing in de
stuurbekrachtiging gaat dit lampje
branden op het instrumentenpaneel in
combinatie met een melding.
Als de storing optreedt tijdens het gebruik van het
systeem, gaat het lampje uit.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 220 of 364
218
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet zijn
bedekt met vuil, ijs of sneeuw.
Laat in het geval van een storing het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Wassen met een hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde
van de hogedrukspuit op minimaal 30
cm van de
sensoren. Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Bij een manoeuvre houdt het Park Assist-
systeem geen rekening met objecten die voor
of achter de auto uitsteken (zoals bijvoorbeeld
een ladder op het dak of een trekhaak).
Rijden
Page 221 of 364
PEUGEOT & TOTAL
Het PEUGEOT TOTAL-team weet hoe prestatiegrenzen
onder de meest veeleisende omstandigheden verlegd kunnen
worden. Dit werd bevestigd door de edrievoudige overwinning
die in 2017 werd behaald.
Voor deze uitzonderlijke prestaties voorzagen de equipes van
Peugeot Sport hun Peugeot 3008 DKR van TOTAL QUARTZ,
een hoogwaardig smeermiddel dat onder de meest extreme
omstandigheden de motor optimaal beschermt.
TOTAL QUARTZ beschermt uw motor tegen de tand des
tijds.
TOTAL QUARTZ Ineo First is een uiterst hoogwaardig
smeermiddel dat door de R&D-teams van Peugeot en Total
gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve technologie van deze
speciaal voor Peugeot-motoren ontwikkelde motorolie draagt in
belangrijke mate bij tot het terugdringen van de CO
2-uitstoot en
beschermt de motor effectief tegen vervuiling.
EEN SAMENWERKING IN HET
TEKEN VAN PRESTATIES!
Page 222 of 364

220
Brandstof
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 56 liter.
R eserveniveau: 6 liter.
Laag brandstofniveau
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal, is het
minimale niveau in de brandstoftank
bereikt. Als het lampje gaat branden,
bevindt zich nog ongeveer 6
liter
brandstof in de tank.
Indien uw auto is voorzien van het Stop &
Start-systeem, tank dan nooit wanneer de
motor zich in de STOP-stand bevindt; zet in dat
geval altijd het contact af met de sleutel of met
de knop "START/STOP" bij een auto met het
Keyless entry and start-systeem.
Ta n k e n
Indien u per vergissing de verkeerde brandstof
voor uw auto tankt, moet de tank beslist
worden afgetapt voordat de motor kan worden
gestart.
Zolang er nog niet voldoende brandstof is getankt,
zal dit lampje steeds bij het aanzetten van het
contact gaan branden in combinatie met de
weergave van de melding en het geluidssignaal.
Tijdens het rijden worden deze melding en dit
geluidssignaal steeds vaker herhaald naarmate het
niveau 0
dichter wordt genaderd.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat
u
met een lege tank strandt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een lege brandstoftank (diesel) .Een sticker aan de binnenzijde van de vulklep geeft
aan welke brandstof u moet tanken voor het type
motor in uw auto.
Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een geluid
van aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt
veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat door de
afdichting van het brandstofcircuit. Als u klaar bent met tanken:
F
P
laats de vuldop.
F
D
raai de dop rechtsom.
F
S
luit de brandstofvulklep.
Om veilig te tanken:
F
Z
et de motor af.
F
D
ruk als de auto is ontgrendeld op de achterste
gedeelte van de brandstofvulklep om deze te
openen.
F
D
raai de vuldop linksom.
F
V
er wijder de vuldop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep.
F
V
ul de tank volledig, maar laat het vulpistool niet
meer dan drie keer afslaan ; doet u dit wel, dan
kan dit leiden tot storingen.
Praktische informatie
Page 223 of 364

221
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht bij auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om
benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan de
motor, ontstaan door het tanken van de verkeerde
brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is
ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstofvuldop
verwijdert.
Werking
Wanneer u bij een uitvoering met dieselmotor een
b enzinetankpistool in de tankopening probeert te
plaatsen, wordt dit tegengehouden door een klep.
Daardoor blijft het pistool vergrendeld en kan er dus
niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken maar
kies een dieseltankpistool. Het vullen van de brandstoftank met behulp
van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, druk deze
niet tegen de klep van de tankbeveiliging en
giet voorzichtig om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken van
diesel per land kunnen verschillen, kan de
aanwezigheid van een tankbeveiliging op de
auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor zijn
voorzien van een tankbeveiliging. Daarom
adviseren wij u
voordat u naar het buitenland
afreist om bij het PEUGEOT-netwerk te
informeren of uw auto geschikt is om in het
desbetreffende land te kunnen tanken.
7
Praktische informatie
Page 224 of 364

222
Compatibiliteit van
brandstoffen
Brandstof voor dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige Europese
richtlijnen voldoen en die bij tankstations getankt
kunnen worden:Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN590
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een
gehalte aan methyl-ester vetzuren van 0
t
o t 7 %) .
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een
gehalte aan methyl-ester vetzuren van 0
t o t 10 %) .
Paraffinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn EN15940
gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0
tot 7%).Neem voor meer informatie contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie…) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die
voldoen aan de norm B715000
is toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
De brandstof B20 of B30 die voldoet
a an de richtlijn EN16709 is ook geschikt
voor de dieselmotor van uw auto. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor
"Zware rijomstandigheden") strikt worden
nageleefd.
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen en die bij tankstations
getankt kunnen worden: in het brandstofsysteem van uw auto veroorzaken.
Om dit te voorkomen is het raadzaam winterdiesel
te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te
houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur lager
dan -15°C moeilijk aanslaat, laat dan de auto even in
een garage of ver warmde werkplaats staan. Benzine die voldoet aan de norm
EN228 en is gemengd met een
biobrandstof die voldoet aan de norm
EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de
norm B715001
mogen worden gebruikt.
Praktische informatie